Stiga Lawn Mower Electric 33 Dutch Version Manual

							DEUTSCHD
Electric 33
8
2 11-02 07-0 7 
						

							SVENSKA S
2.
12
4
5
3
7
8
97
7
7
1.
1
1
2
2
3 3
4
4
55
6
7 
						

							SVENSKAS
6.
3.
1
3 2
4
3 = 40 mm
4 = 50 mm2 = 30 mm 1 = 20 mm
3
4
∅ 130 mm
∅ 160 mm
A
BC 12
4.
5.
7. 
						

							SVENSKA S
8.
9.
INFORMATION OM STRØMFORBRUG
Flere og flere maskiner, som f.eks. plæneklippere, højtryksrensere pumper
og kompostkværne bliver elektriske. Det gør de bl.a. fordi dette som helhed
giver et bedre miljø; ingen udstødning, lavere støjniveau, lettere vedligehol-
delse, ingen startproblemer.
For at disse maskiner skal kunne have samme virkningsgrad som f.eks. ben-
zindrevne, bruger de flere watt end man normalt bruger når man anvender
elektriske husholdningsapparater, således finder man et wattforbrug fra 500
op til 2500 watt.
Det store wattforbrug betyder at der skal flere amp. til.
Således kan man regne med at der fra ca. 1300 watt skal bruges 10 amp. sik-
ringer og over ca. 2000 watt skal der bruges 16 amp.
Hvormangeamp.derskalbrugesafhængerafhvorstorenmotordersidder
på pågældende maskine, hvor mange watt (hk) maskinen bruger, hvor stor
en startstrøm og/eller brugsstrøm og hvilken ledning man bruger.Jo flere watt maskinen skal have igennem en ledning jo tykkere skal ledning-
en være, og ligeledes jo længere ledningen skal være jo tykkere skal den
også være. Har man problemer med for lidt strøm = for få amp. springer sik-
ringen
Fejlen kan være :
- For få amp. til den pågældende maskine.
- Har man 10 amp. kan gruppen være belastet af andre elektriske apparater
og der er således ikke alle 10 amp. til rådighed.
- Ledningen er for tynd og/eller for lang.
Fejlen kan afhjælpes ved:
- at anvende en 16 amp. gruppe, man kan i dag tage 220 volt 16 amp. ud af
380 volt (dette kræver hjælp fra en elektriker)
- at anvende en 13 amp. sikring der sættes i hvor der nu er 10 amp.
- at sørge for at intet andet er tændt på gruppen når man skal køre maskinen.
- at bruge en tykkere Iedning vi anbefaler en 1,5mm
2, en almindelighusholdningslening
er ca. 0,5 - 0,7 mm2. 
						

							NEDERLANDSNL
SYMBOLEN
De volgende symbolen staan op de machine om u er-
aan te herinneren dat voorzichtigheid en oplettend-
heid bij gebruik vereist zijn.
De symbolen betekenen:
Waarschuwing! Lees vóór gebruik van de
machine eerst het instructieboek en de vei-
ligheidsvoorschriften.
Waarschuwing! Houd omstanders op af-
stand. Pas op voor het uitwerpen van voor-
werpen.
Waarschuwing! Vóór het verrichten van re-
paraties eerst de stekker uit het contact ne-
men.
Waarschuwing! Houd het verlengsnoer uit
de buurt van het maaisysteem.
Waarschuwing! Steek uw hand of voet niet
onder de kap als de machine loopt.
Waarschuwing! Het mes draait nog even
door nadat de machine is uitgezet.
MONTERING
ONDERDELEN DIE GEMONTEERD
MOETEN WORDENGEREEDSCHAP OM MEE TE
MONTEREN
WIELEN/MAAIHOOGTE (fig. 3)
1. Druk wielbout A in naafdop B.
2. Klik de centrumkop C vast.
3. Monteer het wiel in één van de vier posities van de
bevestigingsplaat.
4. Haal stevig aan met de hand met behulp van de
vingergreep in de naafdop.
N.B.! Alle wielen moeten ingesteld worden op de-
zelfde maaihoogte.
STUUR (fig. 1)
1. Druk de ene stuurbuis in de bevestiging aan de lin-
kerkant zoals aangegeven op de afbeelding.
2. Bevestig het bovengedeelte van het stuur.
STOP
Wielen
Stuur
2x
1x1x
2x2x4x
4x
2xWegklapbaar stuur 
						

							NEDERLANDSNL
3. Draai het hele stuur in de tegenovergestelde rich-
ting zoals aangegeven op de afbeelding.
4. Duw de andere stuurbuis in het bovengedeelte.
5. Duw de stuurbuis in de bevestiging aan de rechter-
kant.
6. Draai het hele stuur terug naar de rechte stand.
7. Monteer de schroeven. Haal goed aan.
8. Bevestig de elektrische kabel in de kabelhouders.
9. Zet de elektrische kabel vast met een bevesti-
gingsband.
WEGKLAPBAAR STUUR (fig. 2)
1. Plaats de stuurbuizen in de stuurboog.
2. Monteer de schroeven. Haal goed aan.
3. Druk de pluggen in de stuurbevestigingen. Let erop
dat de pluggen in het juiste einde worden gezet.
4. Druk de stuurbevestigingen in de gaten in het
chassis.
5. Monter de schroeven. Haal goed aan.
6. Monteer het stuur op de stuur-bevestigingen met
schroeven, volgringen en borgwieltjes. Door de
borgwieltjes een stukje uit te schroeven kan het
stuur naar voren worden geklapt. De maaier
neemt dan minder plaats in, bijv. bij transport.
7. Bevestig de elektrische kabel in de kabelhouders.
8. Zet de elektrische kabel vast met een bevesti-
gingsband.
GRASVANGBAK (fig. 4)
Druk het boven- en ondergedeelte van de grasvang-
bakinelkaar.
Open het luik van de machine en haak de grasvang-
bak vast in het chassis.
N.B.! De gazonmaaier kan gebruikt worden zonder
grasvangbak. In dat geval beland het gras in een baan
achter de machine.
GEBRUIK VAN DE MACHINE
AANSLUITING (fig. 5)
Gebruik alleen een verlengsnoer dat is
goedgekeurd voor gebruik buitenshuis met een
maximale lengte van 50 meter en niet lichter dan
type 245 IEC 53 (H05RR-F) of 227 IEC 53(H05VV-F). Neem bij onzekerheid contact op met
uw dealer.
Om veiligheidsredenen moet de gazonmaaier aange-
sloten worden op een beveiliging tegen aardsluiting.
Ontlast het verlengsnoer in de kabelontlaster op
het stuur.
STARTEN/STOPPEN (fig. 6)
Start de gazonmaaier op een vlakke en stevige bo-
dem. Start nooit in hoog gras. Druk het stuur om-
laag zodat de voorwielen iets van de grond komen
om de weerstand te verminderen.
Motor starten:
1. Druk de knop in.
2. Trek het handvat naar het stuur toe.
Motor stoppen:Laat het handvat los.
MAAIEN (fig 7)
Maai altijd van het snoer weg.
Maak de grasvangbak op tijd leeg zodat de uit-
werpopening niet verstopt raakt en het opvang-
vermogen niet verslechtert.
Om te voorkomen dat de motor overbelast raakt,
mag u de gazon-maaier niet te snel voortduwen in
hoog gras.
ONDERHOUD
MES VERVANGEN (fig. 8)
Trek altijd de stekker uit het stopcontact voor u on-
derhoud, service e.d. uitvoert aan de machine, of
ze schoonmaakt.
Draag altijd veiligheidshand-schoenen. Maak de
messenbout los met behulp van een 26 mm sleutel.
Monteer het nieuwe mes. Aanhaal-koppel 15 Nm.
Gebruik altijd originele reserve-onderdelen.
SCHOONMAKEN/OPBERGEN (fig. 9)
Maak na elk gebruik de maaier schoon met een
borstel of een doek. De koelluchtinlaat rond het
motor-deksel moet schoon gehouden worden, zo-
dat er geen gras en vuil ophoopt waardoor de mo-
tor overver-hit kan raken.
De onderkant van het chassis kan schoonge-
schraapt worden. Het mag nooit schoongespoeld
worden met water. De maaier moet op een droge
plaats opgeborgen worden.