Home > Stiga > Lawn Mower > Stiga Lawn Mower PARK 4WD, PRO 25, PRO 20, PRO 16 PRESTIGE Instructions Manual Dutch Version

Stiga Lawn Mower PARK 4WD, PRO 25, PRO 20, PRO 16 PRESTIGE Instructions Manual Dutch Version

    Download as PDF Print this page Share this page

    Have a look at the manual Stiga Lawn Mower PARK 4WD, PRO 25, PRO 20, PRO 16 PRESTIGE Instructions Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

    							
    NEDERLANDSNL
    De machine mag niet over lange afstanden of met 
    hoge snelheid worden gesleept. Hierdoor kan de 
    versnellingsbak worden beschadigd. 
    2.4.17 Zitting (8:S)
    De zitting kan worden opgeklapt en naar 
    voor of achter worden geschoven.  De 
    stand van de zitting kan met de knoppen 
    (8:T) worden vergrendeld.
    De zitting is voorzien va n een beveiligingsschake-
    laar die is aangesloten  op het beveiligingssysteem 
    van de machine. Doordat  bepaalde functies niet 
    werken als er niemand op de zitting zit wordt voor-
    komen dat er gevaarlijke situaties kunnen ont-
    staan. Zie ook 4.3.2.
    2.4.18 Motorkap (9:U)
    De machine heeft een motorkap die geo-
    pend kan worden, zodat de benzinekraan, 
    accu en motor makkelijk bereikbaar zijn. 
    De motorkap is vergrendeld met een rub-
    beren band.
    De motorkap gaat als volgt open:
    1. Maak aan de voorzijde van de kap de rubberen  band (9:V) los.
    2. Til de motorkap omhoog.
    Bevestig alles weer in  omgekeerde volgorde.
    De machine alleen gebruiken met geslo-
    ten en vergrendelde kap. Anders be-
    staat er een kans op brandwonden en 
    kunt u bekneld raken.
    3 TOEPASSINGEN
    De machine mag uitsluitend gebruikt worden bij 
    de volgende werkzaamheden met de aangegeven 
    originele STIGA-accessoires: Het trekmechanisme mag worden belast met een 
    verticale kracht van maximaal 100 N.
    De duwkracht van getrokken accessoires op het 
    trekmechanisme mag niet groter zijn dan 500 N.
    LET OP! Neem vóór het gebruik van een aanhan-
    ger altijd contact op me
    t uw verzekeringsmaat-
    schappij.
    LET OP! Deze machine is niet bedoeld voor rijden 
    op de openbare weg.
    4 STARTEN EN RIJDEN
    De machine alleen gebruiken met geslo-
    ten en vergrendelde kap. Anders be-
    staat er een kans op brandwonden en 
    kunt u bekneld raken.
    4.1 Bijvullen met benzineGebruik altijd loodvrije  benzine. Gebruik nooit 
    brandstof voor tweetaktmotoren.
    De tank heeft een inhoud van 14 liter. Door de 
    transparante tank is het brandstofniveau makkelijk 
    af te lezen.
    LET OP! Gewone loodvrije benzine is beperkt 
    houdbaar en mag niet langer dan 30 dagen worden 
    bewaard.
    U kunt ook milieuvriendelijk e benzine gebruiken, 
    d.w.z. gealkyleerde benzine. Dit type benzine heeft 
    een samenstelling die minder schadelijk is voor 
    mens en milieu.
    Benzine is uiterst brandbaar. Bewaar 
    brandstof altijd in een speciaal daar-
    voor bestemde tank. 
    Vul alleen buitenshuis benzine bij en 
    rook niet tijdens het bijvullen. Vul de 
    tank voordat u de motor start. Verwij-
    der nooit de vuldop en vul de machine 
    nooit met benzine wanneer de motor 
    loopt of nog warm is.
    Vul de benzinetank nooit helemaal tot de rand. 
    Laat een zekere ruimte (ten minste de gehele vul-
    buis plus 1-2 cm bovenin de tank) leeg, zodat de 
    benzine, wanneer deze warm wordt, kan uitzetten 
    zonder over te stromen. Zie afb. 10.
    Werkzaamheden Accessoires, origineel van 
    STIGA
    Gras maaien Maaidekken gebruiken: 107 M, 107 M HD, 107 M HD 
    El, 121 M, 121 M El, 125 Combi 
    Pro, 125 Combi Pro El en met 
    klepelmaaier.
    Vegen Veegmachine of veegmachine  met opvangbak gebruiken. Voor 
    de eerste optie wordt het gebruik 
    van een stofbeschermer aanbe-
    volen.
    Sneeuwruimen Sneeuwschuif of sneeuwfrees  gebruiken. Sneeuwkettingen en 
    framegewichten zijn aanbevo-
    len.
    Gras en bladeren 
    vegen Getrokken opvangbak 30 of 42 
    gebruiken.
    Gras- en bladtrans-
    port Transportkar (Standard, Maxi of 
    Combi) gebruiken.
    Zand strooien Zandstrooier gebruiken. Kan 
    ook voor het strooien van zout 
    worden gebruikt. Gebruik van 
    sneeuwkettingen en framege-
    wichten wordt aanbevolen.
    Onkruidbestrij-
    ding op grindpa-
    den Een aan de voorzijde gemon-
    teerde onkruidschoffel gebrui-
    ken.
    Kanten van gazons 
    snijden Kantensnijder gebruiken.
    Ontmossen Verticuteermachine gebruiken. 
    						
    							
    NEDERLANDSNL
    4.2 Controleer het oliepeilBij aflevering zijn de Pro 16 en Pro 20 (Briggs & 
    Stratton) gevuld met SAE 30-olie.
    Bij aflevering zijn de Prestige en Pro 25 (Kohler) 
    gevuld met SAE 10W-40-olie.
    Controleer voor elk gebruik of het oliepeil cor-
    rect is. De machine moet op een vlakke onder-
    grond staan.
    Zorg dat de omgeving rond de oliepeilstok 
    schoon is. Draai de oliepeilstok los en trek 
    hem omhoog. Veeg de oliepeilstok af. 
    Breng de stok weer aan en draai hem vast. 
    Draai hem daarna weer los en trek hem omhoog. 
    Lees het oliepeil af. Vul olie bij tot de “FULL”-
    streep als het oliepeil onder deze markering ligt. 
    Zie afb. 11-13.
    Het oliepeil mag nooit boven de “FULL”-streep 
    komen. Een te hoog oliepeil kan de motor overver-
    hitten. Als het oliepeil boven de “FULL”-streep 
    komt, moet de olie worden afgetapt tot het juiste 
    niveau is bereikt.
    4.3 VeiligheidscontroleControleer of de machine voldoet aan de onder-
    staande veiligheidscontrole. 
    De veiligheidscontrole moet voor ieder 
    gebruik worden uitgevoerd.
    Als een van de onderdelen niet door de 
    test komt, moet u de machine niet ge-
    bruiken! Breng de machine voor repa-
    ratie naar een servicewerkplaats!
    4.3.1 Algemene veiligheidscontrole 4.3.2 Elektrische 
    veiligheidscontrole
    Controleer voor elk gebruik of het be-
    veiligingssysteem werkt.
    4.4 Starten1.  Open de benzinekraan. Zie 15.
    2.  Controleer of the bougiekabel(s) op de bou- gie(s) is/zijn geplaatst.
    3.  Controleer of de krachtafnemer uitgeschakeld  is. 
    4.  Houd uw voet niet op het aandrijfpedaal. 
    5. Prestige:
    Starten van een koude motor – zet de gashendel 
    helemaal in de chokestand. 
    Starten van een warme motor – zet de gashendel 
    op vol gas (ongeveer 2 cm achter de 
    chokestand).
    Pro16, Pro20 en Pro25:
    Zet de gashendel op vol gas. 
    Starten van een koude motor - trek de choke-
    hendel volledig uit. 
    Starten van een warme motor – druk de choke-
    hendel volledig in.
    Onderdeel Resultaat
    Brandstofslangen 
    en aansluitingen.
    Geen lekkages.
    Elektrische kabels. Isolatie is intact. Geen mechanische schade.
    Uitlaatsysteem. Geen lekkages bij aansluitin- gen.
    Alle schroeven zijn vastge-
    draaid.
    Olieleidingen Geen lekkages. Geen schade.
    Rijd de machine 
    voor- en achteruit 
    en laat het pedaal 
    van de bedrijfsrem 
    omhoog komen. De machine stopt dan.
    Testrit Geen abnormale trillingen. Geen abnormale geluiden.
    Status Handeling Resultaat
    Het koppelings-/
    rempedaal is niet 
    ingetrapt.
    De krachtafnemer 
    is niet ingescha-
    keld.Probeer te starten. De motor 
    start niet.
    Het koppelings-/
    rempedaal is inge-
    trapt.
    De krachtafnemer 
    is ingeschakeld. De bestuurder gaat 
    staan.
    De motor 
    start niet.
    Lopende motor. De 
    krachtafnemer is 
    ingeschakeld. De bestuurder gaat 
    staan.
    De krachtaf-
    nemer wordt 
    uitgescha-
    keld.
    Lopende motor. Verwijder zeke- ring 10 A.
    Zie afb. 14.De motor 
    stopt dan.
    Cruise control 
    ingeschakeld.
    (geldt niet voor 
    Prestige) De bestuurder gaat 
    staan.
    Cruise con-
    trol wordt 
    uitgescha-
    keld.
    Cruise control 
    ingeschakeld.
    (geldt niet voor 
    Prestige) Het koppelings-/
    rempedaal is inge-
    trapt.
    Cruise con-
    trol wordt 
    uitgescha-
    keld.
    De schakelaar van 
    de gereed-
    schapslift staat in 
    de neutrale stand.
    (geldt niet voor 
    Prestige, Pro16) Probeer de kracht-
    afnemer in te scha-
    kelen.
    Het is onmo-
    gelijk de 
    krachtafne-
    mer in te 
    schakelen. 
    						
    							
    NEDERLANDSNL
    6.  Trap het koppelings-/rempedaal volledig in.
    7.  Draai de contactsleutel om en start de motor.
    8Prestige:
    Wanneer de motor is gestart, duwt u de gashen-
    del geleidelijk naar vol gas (ongeveer 2 cm ach-
    ter de chokestand) als u de choke gebruikt hebt. 
    Pro16, Pro20 and Pro25:
    Wanneer de motor is gestart, duwt u de choke-
    hendel geleidelijk in als u deze gebruikt hebt. 
    9. Laat de machine na een koude start niet onmid- dellijk belast werken, maar laat de motor eerst 
    een paar minuten warmdraaien. Op die manier 
    kan de olie eerst opwarmen. 
    Bij gebruik van de machine altijd vol gas geven.
    4.5 Stuurbekrachtiging (Pro20,  Pro25)
    De stuurbekrachtiging zorgt ervoor dat het vermo-
    gen van het hydraulisch systeem de bewegingen 
    van het stuur ondersteunt. Dit maakt het makkelij-
    ker de machine te besturen als de motor op volle 
    kracht werkt (vol gas). 
    Als het toerental van de motor lager wordt, ver-
    mindert het effect van de stuurbekrachtiging.
    4.6 BedieningstipsControleer altijd of de juiste hoeveelheid olie in de 
    motor zit. Dit is met name belangrijk bij het wer-
    ken op hellingen. Zie 4.2. 
    Wees voorzichtig bij het rijden op hel-
    lingen. Start of stop niet plotseling wan-
    neer u een helling op- of afrijdt. Rijd 
    nooit dwars over een helling. Rijd van 
    boven naar beneden en van beneden 
    naar boven. 
    Deze machine mag op een helling van 
    maximaal 10° rijden.
    Verminder de snelheid op hellingen en 
    bij scherpe bochten om controle over de 
    machine te houden en het risico op kan-
    telen te beperken.
    Draai bij rijden in de hoogste versnel-
    ling en bij vol gas het stuur niet volledig 
    naar één kant. De machine kan dan 
    kantelen.
    Blijf met uw handen uit de buurt van de 
    middensturing en de zittinghouder. An-
    ders kunt u bekneld raken! Rijd nooit 
    met de machine als de motorkap open 
    is.
    4.7 StoppenSchakel de krachtafnemer uit. Trek de parkeerrem 
    aan. 
    Laat de motor 1-2 minuten  stationair draaien. Zet 
    de motor af door de contactsleutel om te draaien. Sluit de benzinekraan. Di
    t is vooral belangrijk als 
    de machine op bijv. een aanhanger vervoerd moet 
    worden.
    Als u de machine zonder toezicht ach-
    terlaat, moet u de bougiekabel(s) losma-
    ken en de contactsleutel verwijderen.
    Direct na gebruik kan de motor bijzon-
    der heet zijn. Raak de demper, de cilin-
    der of de koelribben niet aan. Dit kan 
    ernstige brandwonden veroorzaken.
    4.8 Reiniging
    Om het gevaar op brand te verkleinen 
    de motor, de demper, de accu en de 
    brandstoftank vrijhouden van gras, 
    bladeren en olie.
    Om het gevaar op brand te verkleinen 
    regelmatig controleren of er sprake is 
    van olie- en/of brandstoflekkage. 
    Reinig de machine na gebruik. Voor het reinigen 
    gelden de volgende richtlijnen.
    • Als u de machine met een hogedrukreiniger rei- nigt, richt de straal da n niet rechtstreeks op de 
    asborging, elektrische onderdelen of hydrauli-
    sche kleppen.
    • Sproei nooit rechtstreeks water op de motor. 
    • Reinig de motor met een borstel en/of perslucht.
    • Reinig de luchtinlaat van de motor (11, 12,  13:W).
    • Alleen voor Pro25: Reinig  de oliekoeler (13:X). 
    5 ONDERHOUD
    5.1 OnderhoudsprogrammaOm de machine voortdurend in goede staat te hou-
    den en zo de betrouwbaarheid te bevorderen, ook 
    in verband met het milieu, moet het onder-
    houdsprogramma van STIGA worden gevolgd.
    De inhoud van dit programma vindt u in het bijge-
    voegde serviceboekje.
    Basic service
     moet altijd door een erkende service-
    werkplaats worden uitgevoerd.
    Eerste onderhoud en Intermediate Service
     zou 
    door een erkende servicewerkplaats moeten wor-
    den uitgevoerd, maar kan ook door de gebruiker 
    worden gedaan. De inhoud van deze programmas 
    staat in het serviceboekje en de handelingen zijn 
    beschreven onder“4 STARTEN EN RIJDEN” en 
    hieronder.
    Onderhoud dat door een erkende servicewerk-
    plaats wordt uitgevoerd geeft u de garantie dat uw 
    machine professioneel wordt onderhouden met 
    originele reserveonderdelen. 
    						
    							
    NEDERLANDSNL
    Na elke onderhoudsbeurt die is uitgevoerd bij een 
    erkende servicewerkplaats krijgt u een stempel in 
    het onderhoudsboekje.  Een serviceboekje waarin 
    ieder onderhoud wordt geregistreerd, is een waar-
    devol document dat de tweedehandswaarde van de 
    machine verhoogt.
    5.2 VoorbereidingAlle service en onderhoud moet worden uitge-
    voerd op een stilstaande machine waarvan de mo-
    tor is uitgeschakeld.Zorg dat de machine niet kan wegrol-
    len. Gebruik daarom altijd de parkeer-
    rem.
    Zet de motor af.
    Voorkom dat de motor onbedoeld start 
    door de bougiekabel(s) los te maken van 
    de bougie(s) en de contactsleutel te ver-
    wijderen. 
    5.3 BandenspanningPas de bandenspanning op de volgende manier 
    aan:
    Voorzijde: 0,6 bar (9 psi). 
    Achter: 0,4 bar (6 psi). 
    5.4 Motorolie vervangen, filter (Pro16 - Pro20)
    Vervang de motorolie de eerste keer na 5 werku-
    ren, daarna na elke 50 we rkuren of één keer per 
    seizoen. 
    Ververs de olie vaker, om  de 25 draaiuren of min-
    stens één keer per seizoen, als de motor extra hard 
    of bij hoge omgevingstemperaturen moet werken.
    Het oliefilter moet na 100 diensturen worden ver-
    vangen.
    5.4.1 Motorolie
    Gebruik synthetische olie met serviceklasse SF of 
    hoger, zoals aangegeven in de onderstaande tabel.
    Gebruik olie zonder toevoegingen.
    Vul niet te veel olie bij.  Dit kan tot oververhitting 
    van de motor leiden. 
    Ververs de olie wanneer de motor warm is.
    Direct na het stoppen van de machine 
    kan de motorolie erg heet zijn. Laat de 
    motor daarom een paar minuten afkoe-
    len voordat u de olie aftapt. 1.  Zet de klem op de 
    afvoerslang. Gebruik een 
    slangenklem of iets ve rgelijkbaars. Zie afb. 
    17:Y.
    2.  Verplaats de klem 3 tot 4 cm op de afvoerslang  en trek de bougie los.
    3. Vang de olie op in een vat. LET OP! Knoei geen olie op de aandrijfrie-
    men.
    4. Volg de lokale voorschriften voor het afvoeren  van afgewerkte olie op.
    5. Breng de olieaftapplug weer aan en verplaats de  klem zodat deze zich boven de plug bevindt.
    6. Kijk eerst hieronder als het oliefilter moet wor- den vervangen, zie 5.4.2.
    7.  Verwijder de oliepeilstok en vul de machine  met nieuwe olie.
    Olievolume:
    Zonder vervanging filter:ongeveer. 1,6 liter
    Met vervanging filter:ongeveer 1,7 liter
    8. Na het bijvullen van olie start u de motor en laat  u deze 30 seconden stationair draaien. 
    9. Controleer of er een olielek is.
    10.Zet de motor af. Wacht 30 seconden en contro- leer dan of het oliepeil overeenkomt met 4.2.
    5.4.2 Oliefilter
    Het oliefilter moet worden vervangen bij elke 
    tweede keer dat de olie wordt ververst, d.w.z. na 
    100 werkuren. Tap eerst de motorolie af en instal-
    leer de olieaftapplug zoals hierboven beschreven. 
    Vervang vervolgens het oliefilter op de volgende 
    wijze:
    1. Maak rond het filter schoon en demonteer het  filter.
    2. Bevochtig de pakking van het nieuwe filter met  olie.
    6. Installeer het filter. Schroef het filter eerst zo  ver vast dat de pakking de motor raakt. Draai 
    het filter dan nog 1/2 tot 3/4 slag verder.
    7. Ga verder met punt 7 onder 5.4.1 Motorolie  hierboven.
    5.5 Motorolie verversen, filter (Prestige, Pro25)
    De motorolie moet worden ververst na 100 werku-
    ren. 
    Het oliefilter moet worden vervangen na 200 wer-
    kuren.
    5.5.1 Motorolie
    Gebruik synthetische olie van serviceklasse SF of 
    hoger zoals beschreven in onderstaande tabel.
    Gebruik Olie
    Alle temperaturen SAE 10W-30
    Onder -18°C SAE 5W-30
    Boven 0°C SAE30
    Gebruik Olie
    Alle temperaturen SAE 10W-30
    -18°C of lager SAE 5W-30
    0°C of hoger SAE30 
    						
    							
    NEDERLANDSNL
    Gebruik olie zonder toevoegingen.
    Vul niet te veel olie bij. Dit kan tot oververhitting 
    van de motor leiden. 
    Ververs de olie wanneer de motor warm is.
    Direct na het stoppen van de machine 
    kan de motorolie erg heet zijn. Laat de 
    motor daarom een paar minuten afkoe-
    len voordat u de olie aftapt.
    1.  Bevestig de klem op de olieaftapslang. Gebruik  een waterpomptang of soortgelijk gereedschap. 
    Zie afb. 16:Y en 18:Y.
    2.  Verplaats de klem 3-4 cm op de olie-aftapslang  en trek de plug eruit.
    3. Vang de olie op in een vat. LET OP! Mors geen olie op de aandrijfrie-
    men.  
    4. Lever de olie in voor verwerking volgens de  plaatselijke wetgeving.
    5. Plaats de olieaftapplug terug en plaats de klem  weer boven de plug.
    6. Zie voordat u verdergaat 5.5.2 Oliefilter hieron- der als het oliefilter moet worden vervangen.
    7. Verwijder de oliepeilstok en vul de machine  met nieuwe olie.
    Hoeveelheid olie:
    8. Start de motor en controleer of er geen olielek- kages zijn.
    9. Zet de motor af. Wacht enkele minuten tot alle  olie is teruggelopen in het carter. 
    10.Controleer het oliepeil  zoals beschreven in 4.2.
    5.5.2 Oliefilter
    Het oliefilter moet worden vervangen bij elke 
    tweede keer dat de olie wordt ververst, d.w.z. na 
    200 werkuren. Tap eerst de motorolie af en instal-
    leer de olieaftapplug zo als hierboven beschreven. 
    Vervang vervolgens het oliefilter op de volgende 
    wijze:
    1. Maak rond het filter schoon en demonteer het  filter.
    2. Plaats het nieuwe filter in een vat met het gat  naar boven gericht.
    3. Giet nieuwe motorolie  door het gat in het filter 
    tot onderaan het schroefdraad.
    4. Wacht 1-2 minuten zodat het materiaal van het  filter de olie kan absorberen.
    5. Bevochtig de pakking van het filter met olie.
    6. Installeer het filter. Sc hroef het filter eerst zo 
    ver vast dat de pakking de motor raakt. Draai 
    het filter dan nog 2/3 tot 1 slag verder. 7. Ga verder met punt 7 onder 5.5.1 Motorolie 
    hierboven.
    5.6 BenzinefilterPro 16 en Pro 20 (Briggs & Stratton)Vervang het benzinefilter elk seizoen. Zie afb. 
    17:Z.
    Prestige en Pro 25 (Kohler)
    Vervang het benzinefilter na 1500 werkuren. Zie 
    afb. 23:Z.
    Controleer of er geen benzinelekkages zijn nadat 
    het nieuwe filter is geïnstalleerd.
    5.7 Transmissie, oliefilterDe olie en het filter in de hydraulische krachtover-
    brenging moeten regelmatig worden gecontro-
    leerd/aangepast of vervangen zoals aangegeven in 
    onderstaande tabel.
    Type olie: Synthetische olie 5W-50
    Olievolume bij wijzig en: ong. 4,2 liter
    5.7.1 Controle - aanpassen
    1. Zet de machine op een vlakke ondergrond.
    2. Lees het oliepeil af op het reservoir. Zie afb. 19.  Het oliepeil moet tot de lijn komen. 
    3. Vul indien nodig olie bij.
    5.7.2 Aftappen
    1. Laat de machine gedurende 10-20 minuten op  verschillende snelheden lopen om de transmis-
    sieolie op te warmen.
    2. Rijd de machine op een blok of iets soortgelijks  zodat het rechterachterwiel zich ongeveer 10 
    cm hoger bevindt dan het linkerachterwiel. Zie 
    afb. 20. Verder moet de machine op een vlakke 
    ondergrond staan. Op deze manier loopt de olie 
    makkelijker uit het reservoir.
    3. Open de kleppen van de aandrijfassen, zoals  aangegeven in afb. 21.
    4. Plaats één opvangbak onder de achteras en één  onder de vooras.
    5. Verwijder 2 aftappluggen uit elke as. Gebruik  hiervoor een 12 mm dopsleutel. Zie afb. 22.
    6. Verwijder de vuldop van de olietank.
    Machine Olievolume, ong.
    Filter niet ver-vangen Filter vervan-
    gen
    Prestige 1,9 liter 2,0 liter
    Pro25 2,0 liter 2,1 liter
    Actie 1e keer Vervol-
    gens met 
    tussenpo- zen
    Werkuren
    Niveau controleren - aanpas-
    sen.  -50
    Olie verversen.
    Tankfilter schoonmaken 5 200
    Filter in het hydraulische cir-
    cuit vervangen. Pro20, Pro25 5 200 
    						
    							
    NEDERLANDSNL
    7. Alleen bij Pro20 en Pro25: maak rond het filter 
    van het hydraulische circuit schoon en demon-
    teer het filter. Zie afb. 18:A.
    8. Laat alle olie in de opvangbak lopen.
    9. Lever de olie in voor verwerking volgens de  plaatselijke wetgeving.
    5.7.3 Tankfilter schoonmaken
    1. Druk de behuizing van de filter (25:F) naar be- neden in de bovenkant van de tank en verplaats 
    hem naar het gat ervoor.
    2. Trek de filterbehuizing me t het filter en de veer 
    omhoog.
    3. Trek het filter ( 25:G) uit de behuizing.
    4. Maak het filter schoon met een geschikt oplos- middel en perslucht.
    5. Controleer of de rubberen pakking (25:H) onder  in het filter intact is.
    6. Plaats het filter en de v eer terug in de behuizing. 
    Druk het filter in de behuizing tot het op zijn 
    plaats klikt.
    7. Plaats de eenheid terug in de tank. Het bovenste  deel van de filterbehuizing moet in de juiste po-
    sitie klikken in de sleuf bovenin de tank.
    5.7.4 Vullen
    1. Controleer of de pa kkingen op de 4 aftapplug-
    gen intact zijn. Zie afb. 22. Plaats de pluggen te-
    rug. Aanhaalmoment: 15-17 Nm.
    2. Rol de machine van het blok zodat het rechter- achterwiel zich op dezelfde hoogte bevindt als 
    de andere wielen.
    3. Alleen van toepassing voor Pro20 en Pro25: be- vochtig de pakking van het nieuwe filter met 
    olie en installeer he t filter. Zie afb. 18:A.
    4. Vul het oliereservoir met de nieuwe olie.
    5. Controleer of de koppe lingshendel (7:R) in de 
    buitenste stand (rijstand) staat.
    Als de motor binnen moet draaien, 
    dient u ervoor te zorgen dat uitlaatgas-
    sen kunnen worden afgevoerd.
    6. Zet een geschikt vat met de nieuwe olie klaar. LET OP! De olie wordt zeer snel het systeem 
    ingezogen. Zorg dat het reservoir altijd vol 
    is. Zorg dat er nooit lucht naar binnen gezo-
    gen wordt.  
    7. Vul het oliereservoir met nieuwe olie.
    8. Start de motor en laat deze stationair draaien.  Vul de olie in het reservoir geleidelijk bij zodat 
    het niveau constant op de juiste hoogte blijft.
    9. Plaats de vuldop van de olietank terug en sluit  de motorkap.
    10.Plaats de kleppen van de aandrijfassen terug,  zoals aangegeven in afb. 24. 11.Rijd de machine 8-10 meter vooruit en 8-10 
    meter achteruit. Als de machine van hydrauli-
    sche stuurbekrachtiging is voorzien, moet u te-
    gelijkertijd de stuurblokkering volledig 
    inschakelen.
    12.Als de machine voorzien is van een hydrauli- sche gereedschapslift, brengt u deze 3-4 keer 
    omhoog en omlaag.
    13.Pas het oliepeil in het reservoir aan.
    5.8 RiemtransmissiesControleer na 5 werkuren of alle riemen intact en 
    onbeschadigd zijn.
    5.9 BesturingDe besturing moet na 5 werkuren worden gecon-
    troleerd/afgesteld en vervolgens na elke 100 wer-
    kuren.
    5.9.1 Controles
    Draai het stuur kort heen en weer. Er mag geen 
    speling in de stuurkettingen zitten.
    5.9.2 Afstelling
    Stel indien nodig de stuurkettingen als volgt af:
    1. Zet de machine in de recht vooruit-stand.
    2. Stel de stuurkettingen af met de twee moeren  onder het middelpunt. Zie afb. 29.
    3. Draai beide moeren evenveel tot er geen speling  meer is.
    4. Rijd de machine recht vooruit en controleer of  het stuur recht staat.
    5. Als het stuur verdraaid staat, maakt u de ene  moer losser en de andere vaster.
    Span de stuurkettingen niet te strak aan. Daardoor 
    wordt het sturen zwaarder en neemt de slijtage van 
    de kabels toe.
    5.10 Accu
    Als u het zuur in uw ogen of op uw huid 
    krijgt, kan dit ernstig letsel veroorza-
    ken. Als er zuur op uw lichaam terecht-
    komt, moet u het betreffende 
    lichaamsdeel onmiddellijk afspoelen 
    met een ruime hoeveelheid water en zo 
    snel mogelijk medische hulp zoeken.
    De accu wordt gereguleerd door kleppen en geeft 
    een uitgangsspanning van 12 V. De accuvloeistof 
    kan en mag niet worden gecontroleerd of aange-
    vuld. U hoeft de accu alleen  maar op te laden, bij-
    voorbeeld als u deze lang niet hebt gebruikt.
    De accu moet volledig zijn opgeladen 
    voordat u deze voor de eerste keer gaat 
    gebruiken. De accu moet altijd volledig 
    opgeladen worden bewaard, anders 
    kan deze beschadigd raken.  
    						
    							
    NEDERLANDSNL
    5.10.1 Accu opladen met motor
    De accu kan als volgt worden opgeladen met de 
    dynamo van de motor.
    1. Plaats de accu in de machine zoals hieronder af-gebeeld.
    2. Zet de machine buiten of zorg dat de uitlaatgas- sen kunnen worden afgevoerd.
    3. Start de motor volgens de instructies in de hand- leiding.
    4. Laat de motor 45 minuten lopen.
    5. Zet de motor af. De accu is nu volledig opgela- den.
    5.10.2 Accu opladen met oplader
    Als de accu wordt opgeladen met een oplader, 
    dient deze een constante spanning te hebben.
    Neem contact op met uw leverancier voor een der-
    gelijke oplader.
    De accu kan beschadigd raken als er een stan-
    daard oplader wordt gebruikt. 
    5.10.3 Verwijderen/Plaatsen
    De accu zit onder de tank. Om bij de accu te kun-
    nen komen, demonteert u eerst de benzinetank als 
    volgt:
    1. Verwijder de motorkap.
    2. Sluit de benzinekraan, zie 15.
    3. Schroef de twee vleugelmoeren (18:B) los en  verwijder de klemmen.
    4. Til de benzinetank voorzichtig uit de  machine.
    Bij het verwijderen of plaatsen van de accu dient u 
    rekening te houden met het volgende:
    • Bij het verwijderen. Maak  eerst de zwarte kabel 
    los van de negatieve acc uklem (-). Maak daarna 
    de rode kabel los van de positieve accuklem (+).
    • Bij het plaatsen. Sluit eerst de rode kabel aan op  de positieve accuklem (+). Sluit dan de zwarte 
    kabel aan op de negatieve accuklem (-).
    Als u de kabels niet in de goede volgor-
    de aansluit of losmaakt, kan er kortslui-
    ting ontstaan en kan de accu 
    beschadigd raken.
    Als u de kabels verwisselt, raken de dy-
    namo en de accu beschadigd.
    De accu moet altijd aangesloten zijn als 
    u de motor wilt laten lopen. Anders 
    kunnen de dynamo en het elektrische 
    systeem beschadigd raken.
    Als de accu is teruggeplaat st, installeert u de ben-
    zinetank als volgt:
    Controleer of de benzineslang niet klem 
    zit tegen de hydraulische pomp en deze 
    niet aanraakt. De hydraulische pomp 
    wordt zeer warm tijdens gebruik. 
    Brandgevaar. 1. Plaats de benzinetank op de bevestiging. Zorg 
    dat de benzineslang de hydraulische pomp niet 
    aanraakt.
    2. Installeer de klemmen  en draai de vleugelmoe-
    ren vast (18:B).
    5.10.4 Reiniging
    Indien de accupolen geoxideerd zijn, moeten deze 
    schoongemaakt worden. Reinig de accupolen met 
    een staalborstel en smeer ze in met vet.
    5.11 Luchtfilter, motor
    5.11.1 Luchtfilter (Pro16, Pro20)
    Het voorfilter (schuimplast ic filter) moet na 25 
    werkuren worden gereinigd/vervangen.
    Het luchtfilter (papierfilter) moet na 100 werkuren 
    worden gereinigd/vervangen.
    LET OP! Reinig/vervang beide filters vaker indien 
    de machine in stoffige omstandigheden moet wer-
    ken.
    Verwijder/installeer de  luchtfilters als volgt:
    1.  Maak voorzichtig schoon rond de luchtfilter- kap.
    2. Demonteer de luchtfilterkap (26:A) door de  twee klemmen te verwijderen. 
    3.  Demonteer het filter  (26:B). Het voorfilter 
    wordt over het luchtfilter geplaatst. Zorg ervoor 
    dat de carburateur niet vuil wordt. Maak de be-
    huizing van het luchtfilter schoon.
    4. Maak het papierfilter schoon door er zachtjes  mee tegen een plat oppervlak te tikken. Indien 
    het filter erg vuil is, moet het worden vervan-
    gen.
    5. Reinig het voorfilter. Indien het filter erg vuil is,  moet het worden vervangen.
    6. Monteer alles weer  in omgekeerde volgorde.
    Bij het schoonmaken van de behuizing van het pa-
    pierfilter mogen geen pe rslucht of oplosmiddelen 
    op basis van petroleum worden gebruikt. Hierdoor 
    raakt het filter beschadigd.
    Gebruik geen perslucht bij het schoonmaken van 
    de behuizing van het papier filter. Het papierfilter-
    huis mag niet met olie worden ingesmeerd. 
    5.11.2 Luchtfilter (Prestige, Pro25)
    Het voorfilter (schuimplast ic filter) moet na 25 
    werkuren worden gereinigd.
    Het luchtfilter (papierfilter) moet na 100 werkuren 
    worden vervangen.
    LET OP! Reinig/vervang beide filters vaker indien 
    de machine in stoffige omstandigheden moet wer-
    ken.
    Verwijder/installeer de  luchtfilters als volgt:
    1.  Maak voorzichtig schoon rond de luchtfilter- kap. 
    						
    							
    NEDERLANDSNL
    2. Demonteer de luchtfilterkap (27, 28:A) door de 
    schroef (27, 28:B) los te draaien. 
    3. Demonteer de filters.  Het voorfilter (27, 28:C) 
    wordt over het luchtfilter (27, 28:D) geplaatst. 
    Zorg ervoor dat de carburateur niet vuil wordt. 
    Maak het luchtfilterhuis schoon.
    4.  Reinig het voorfilter  (27, 28:C) in vloeibaar 
    schoonmaakmiddel en water. Wring het filter 
    uit tot het droog is. Giet een beetje olie op het 
    filter en knijp de olie erin.
    5. Monteer alles weer in  omgekeerde volgorde. 
    Controleer of de rubbere n afdichting (27, 28:E) 
    niet is beschadigd. Vervang de afdichting in-
    dien nodig.
    5.12 BougieDe bougie(s) moet(en) na elke 2000 werkuren 
    worden vervangen (=bij elke tweede basic servi-
    ce).
    Gebruik de meegeleverde bougie. 
    Maak schoon rond de bevestiging van de bougie 
    voordat u deze losmaakt.
    Bougie
    : Champion RC12YC of gelijkwaardig.
    Afstand elektroden: 0,75 mm.
    5.13 LuchtinlaatZie 11, 12, 13:W. De motor is luchtgekoeld. Door 
    een verstopt koelsysteem kan de motor beschadigd 
    raken. Reinig de luchtinlaat van de motor na elke 
    50 werkuren. Het koelsysteem wordt bij elke basic 
    service nauwkeurig gereinigd.
    5.14 SmerenAlle smeerpunten in onderstaande tabel moeten na 
    elke 50 werkuren en na elke wasbeurt worden ge-
    smeerd.
    5.15 ZekeringenAls een van de onderstaande problemen optreedt, 
    moet u de betreffende zekering vervangen. Zie afb. 
    14.
    6 OCTROOI - ONTWERPREGIS-TRATIE
    Deze machine of onderdelen van deze machine 
    valt/vallen onder de volg ende octrooi- en ontwer-
    pregistratie:
    SE9901091-0, SE9901730-3, SE9401745-6, 
    US595 7497, FR772384, DE69520215.4, 
    GB772384, SE0301072-5, SE04/000239 (PCT), 
    SE0401554-1.
    GGP behoudt zich het recht voor zonder vooraf-
    gaande aankondiging wijzigingen in het product 
    aan te brengen. 
    Onderdeel Actie Afb.
    Wiellager 2 smeernippels. Gebruik een 
    smeerpistool met universeel vet. 
    Pomp tot het vet eruit komt. 32
    Middelpunt 4 smeernippels. Gebruik een  smeerpistool met universeel vet. 
    Pomp tot het vet eruit komt. 30
    Stuurkettin-
    gen Reinig de kettingen met een 
    staalborstel.
    Smeer de kettingen met univer-
    sele kettingspray. -
    Spannings-
    armen Smeer de lagerpunten met een 
    oliehouder terwijl alle regelaars 
    zijn geactiveerd. 
    Dit werkt het beste met twee per-
    sonen. 33
    Bedienings-
    kabels Smeer de uiteinden van de kabels 
    met een oliehouder terwijl alle 
    regelaars zijn geactiveerd. 
    Dit moet worden gedaan door 
    twee personen. 31
    Probleem Zekering
    De motor start niet of slaat meteen 
    weer af. De accu is opgeladen.
    10 A
    De zandstrooier en elektrische maai-
    hoogte-instelling werken niet.
    (Niet van toepassing voor de Prestige) 20 A
    Geen enkele elektrische functie 
    werkt. De accu is opgeladen. 30 A 
    						
    							www.stiga.com
    GGP Sweden AB · Box 1006 · SE-573 28 TRANÅS 
    						
    All Stiga manuals Comments (0)

    Related Manuals for Stiga Lawn Mower PARK 4WD, PRO 25, PRO 20, PRO 16 PRESTIGE Instructions Manual Dutch Version