Home
>
Stiga
>
Lawn Mower
>
Stiga Lawn Tractor 8211 0003 70 Comfort Royal Prestige Operators Manual Dutch Version
Stiga Lawn Tractor 8211 0003 70 Comfort Royal Prestige Operators Manual Dutch Version
Have a look at the manual Stiga Lawn Tractor 8211 0003 70 Comfort Royal Prestige Operators Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

STIGA PARK COMFORT ROYAL PRESTIGE 8211-0003-70 BRUKSANVISNING KÄYTTÖOHJEET BRUGSANVISNING BRUKSANVISNING GEBRAUCHSANWEISUNG INSTRUCTIONS FOR USE MODE D’EMPLOI GEBRUIKSAANWIJZINGSV .... 7 FI ... 17 DA .. 27 NO . 37 DE ... 46 EN... 57 FR.... 67 NL... 78

2 S T A B CF D E Royal Prestige GI K HJ P Q Comfort GK J I 2WD R 1 3 52 4 6

3 4WD BA Max WRoyal V U x Comfort W Prestige W 7 9 118 10 12

4 Comfort Y Z Prestige YZ 0 1 Royal YZ 13 15 1714 16 18

78 NEDERLANDSNL 1 ALGEMEEN Dit symbool geeft een WAARSCHU- WING weer. Als de instructies niet nauwkeurig worden opgevolgd, kan dit leiden tot ernstige persoonlijke verwon- dingen en/of schade. Voordat u deze machine in gebruik neemt, moet u de gebruiksaanwijzing en de meegeleverde VEILIGHEIDS- VOORSCHRIFTEN zorgvuldig door- nemen. 1.1 SymbolenOp de machine ziet u de volgende symbolen om u eraan te herinneren dat voorzichtigheid en oplet- tendheid bij gebruik en tijdens onderhoud geboden is. Betekenis van de symbolen: Waarschuwing! Lees vóór gebruik van de machine de ge- bruikershandleiding en de veiligheids- voorschriften. Waarschuwing! Kijk uit voor weggegooide voorwerpen. Houd omstanders op afstand. Waarschuwing! Draag altijd gehoorbescherming. Waarschuwing! Deze machine is niet bedoeld voor rijden op de openbare weg. Waarschuwing! U mag met de machine, uitgerust met de originele accessoires, niet rijden op een helling met een grotere hellingshoek dan 10º. Waarschuwing! Knelgevaar. Blijf met uw handen uit de buurt van de middensturing. Waarschuwing! Kans op brandwonden. Raak de geluid- demper/katalysator niet aan. 1.2 Verwijzingen 1.2.1 Afbeeldingen De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn genummerd met 1, 2, 3 etc. Onderdelen in afbeeldingen worden aangegeven met A, B, C etc. Een verwijzing naar onderdeel C in afbeelding 2 wordt als volgt weergegeven: “2:C”.1.2.2 Titels De titels in deze gebruikershandleiding zijn op de volgende manier genummerd: “1.3.1 Algemene veiligheidscontrole” is een subti- tel van “1.3 Veiligheidscontrole” en wordt onder deze titel vermeld. Wanneer naar een titel wordt verwezen, wordt al- leen het nummer van deze titel aangegeven. Bij- voorbeeld “Zie 1.3.3”. 2 BESCHRIJVING 2.1 Aandrijving 2.1.1 Comfort, Royal De machine heeft achterwielaandrijving. De achteras is voorzien van een hydrostatische transmissie met traploze transmissie voor- en ach- teruit. De achteras is eveneens voorzien van een differen- tieel om het draaien te vergemakkelijken. Het gereedschap dat aan de voorzijde is gemon- teerd wordt aangedreven door aandrijfriemen. 2.1.2 Prestige De machine heeft vierwielaandrijving. Het vermo- gen van de motor wordt hydraulisch op de wielen overgebracht. De motor stuurt een oliepomp aan die olie naar de achter- en voorassen pompt. De voor- en achterassen zijn seriegeschakeld, wat betekent dat de voor- en achterwielen op dezelfde snelheid draaien. Om het draaien te vergemakkelijken zijn beide as- sen voorzien van een differentieel. Gereedschap dat aan de voorzijde is gemonteerd wordt aangestuurd door aandrijfriemen. 2.2 BesturingDe machine is aangedreven. Dit betekent dat het chassis is verdeeld in een voor- en een achterge- deelte die ten opzichte van elkaar kunnen draaien. Knikbesturing houdt in dat de machine langs bo- men en andere obstakels kan rijden met een ex- treem kleine draaicirkel. 2.3 BeveiligingssysteemDe machine is uitgerust met een elektrisch beveili- gingssysteem. Dit systeem onderbreekt bepaalde activiteiten die door onjuiste handelingen gevaar- lijke situaties kunnen veroorzaken. De motor kan bijvoorbeeld niet gestart worden als de koppeling van de parkeerrem is ingetrapt. Controleer voor elk gebruik of het be- veiligingssysteem werkt.

79 NEDERLANDSNL 2.4 Bediening 2.4.1 Gereedschapslift, mechanisch (3:C) U kunt als volgt schakelen tussen de werkpositie en de transportpositie: 1. Trap het pedaal volledig in. 2. Laat het pedaal langzaam los. 2.4.2 Koppeling - parkeerrem (3:B) Druk nooit op het pedaal tijdens het rij- den. De krachtoverbrenging kan dan oververhit raken. Het pedaal (3:B) heeft de vol- gende drie standen: •Omhoog. De koppeling is niet geactiveerd. De parkeerrem is niet geactiveerd. •Voor de helft ingetrapt. Voorwaarts rijden uit- geschakeld. De parkeerrem is niet geactiveerd. •Volledig ingetrapt. Voorwaarts rijden uitge- schakeld. De parkeerrem is geactiveerd maar niet vergrendeld. Deze stand wordt ook ge- bruikt als noodrem. 2.4.3 Vergrendeling, parkeerrem (3:A) De vergrendeling vergrendelt het koppe- lings-/rempedaal in de ingetrapte stand. Deze functie wordt gebruikt om de machi- ne te vergrendelen op hellingen, tijdens transport enz., als de motor niet draait. Vergrendelen: 1. Trap het pedaal (3:B) volledig in. 2. Verplaats de vergrendeling (3:A) naar rechts. 3. Laat het pedaal (3:B) los. 4. Laat de vergrendeling (3:A) los. Ontgrendelen: Trap het pedaal (3:B) volledig in en laat het weer los. 2.4.4 Rijden - bedrijfsrem (3:F) Als de machine niet remt zoals ver- wacht als het pedaal wordt losgelaten, moet het linkerpedaal (1:B) worden ge- bruikt als noodrem. Het pedaal (3:F) regelt de versnelling tussen de motor en de wielen (= de snelheid). Wanneer het pedaal omhoog staat, wordt de bedrijfsrem geacti- veerd.1. Pedaal voorwaarts – de machine gaat vooruit. 2. Pedaal onbelast – de machine staat stil. 3. Pedaal achterwaarts – de machine rijdt achteruit. 4. Minder druk op het pedaal – de machine remt. Op het bovenste gedeelte van het pedaal bevindt zich een passtuk. Deze pasplaat kan in drie standen worden gezet, aangepast aan de voet van de bestuurder. 2.4.5 Stuur (3:D) De hoogte van het stuur is volledig instelbaar. Draai de instelknop (3:E) op de stuurkolom los en stel het stuur op de gewenste stand in. Draai de knop weer vast. Verstel het stuur nooit tijdens het rij- den. Draai nooit aan het stuur als de machi- ne stilstaat en het gereedschap ín de werkstand staat. De kans bestaat dat het stuurbekrachtigingmechanisme wordt overbelast. 2.4.6 Gas- en chokehendel (4:G) (Comfort) Hendel om de snelheid te regelen en om te choken bij een koude start. Als de motor onregelmatig loopt, be- staat er een kans dat de hendel te ver naar voren staat zodat de choke geacti- veerd wordt. Dit beschadigt de motor, verhoogt het brandstofgebruik en is schadelijk voor het milieu. 1. Choke - voor het starten van een koude motor. De choke staat in de bovenste stand in de groef. Gebruik deze functie niet als de motor warm is. 2. Vol gas - bij gebruik van de machine al- tijd vol gas geven. Om de gashendel op vol gas te zetten, zet u de hendel ongeveer 2 cm achter de chokestand. 3. Stationairloop. 2.4.7 Gashendel (5:G) (Royal, Prestige) Voor het instellen van de toerentallen. 1. Vol gas - bij gebruik van de machine al- tijd vol gas geven. 2. Stationairloop.

80 NEDERLANDSNL 2.4.8 Chokehendel (5:H) (Royal, Prestige) Trekhendel om te choken bij koude start. 1. Hendel volledig uitgetrokken - choke- klep in de carburateur gesloten. Voor kou- de start. 2. Hendel ingedrukt. Chokeklep open. Voor starten met warme motor en tijdens het rijden. Rijd nooit met uitgetrokken choke als de motor warm is. 2.4.9 Contactslot/koplamp (4, 5:I) Het contactslot wordt gebruikt om de motor te star- ten en uit te schakelen. Het contactslot is ook de schakelaar voor de koplamp. Laat de sleutel niet in stand 2 of 3 op de machine zitten. Er is dan brandgevaar omdat brandstof in de motor kan lopen via de carburateur en de accu kan ont- laden en worden beschadigd. Vier standen: 1. Stopstand - de motor is kortgesloten. De sleutel kan verwijderd worden. 2. Rijstand - de koplamp brandt. 3. Rijstand - de koplamp brandt niet. 4. Startstand - de elektrische startmotor wordt geactiveerd op het moment dat de sleutel in de veerbelaste startstand wordt gedraaid. Laat de sleutel teruggaan naar rijstand 3 wanneer de motor gestart is. Draai de sleutel naar stand 2 om de kop- lamp in te schakelen. 2.4.10 Krachtafnemer (4, 5:K) Hendel voor in- en uitschakelen van de krachtafnemer voor aandrijving van aan de voorzijde gemonteerde accessoires. Twee standen: 1. Voorste stand - krachtafnemer uitgeschakeld. 2. Achterste stand - krachtafnemer inge- schakeld. 2.4.11 Urenteller (2:P) Laat het aantal werkuren zien. Werkt alleen bij draaiende motor.2.4.12 Instelling maaihoogte (4, 5:J) De machine is uitgerust met een mechanisme voor het gebruik van een maaidek met elektrische maai- hoogte-instelling. De schakelaar wordt gebruikt om de maai- hoogte traploos in te stellen. Het maaidek is aangesloten op het contact (2:Q). 2.4.13 Ontkoppelingshefboom Hendel om de traploze transmissie uit te schake- len. 2WD is voorzien van een hendel die op de achteras is aangesloten. Zie (6:R). 4WD is voorzien van twee hendels die op de ach- teras (7:A) en vooras (7:B) zijn aangesloten. De ontkoppelingshendel mag nooit tus- sen de binnenste en buitenste stand staan. Dit leidt tot oververhitting en be- schadiging van de transmissie. Hiermee kunt u de machine handmatig verplaatsen zonder de motor te gebruiken. Twee standen: 1. Hendel ingedrukt - transmis- sie ingeschakeld voor normaal gebruik. 2. Hendel in de buitenste stand – transmissie uitgeschakeld. De machine kan handmatig worden verplaatst. De machine mag niet over lange afstanden of met hoge snelheid worden gesleept. Hierdoor kan de versnellingsbak worden beschadigd. De machine mag niet worden bediend als de voorste hendel in de buitenste stand staat, anders wordt de machine beschadigd en bestaat de kans op lekka- ge in de vooras. 2.4.14 Zitting (1:T) De zitting kan worden opgeklapt en naar voor of achter worden geschoven. De zit- ting kan als volgt worden ingesteld: 1. Beweeg de hendel (1:S) omhoog. 2. Breng de zitting in de gewenste stand. 3. Laat de hendel (1:S) los om de zitting te vergrendelen. De zitting is voorzien van een beveiligingsschake- laar die is aangesloten op het beveiligingssysteem van de machine. Dit houdt in dat bepaalde gevaar- lijke functies niet werken als er niemand op de zit- ting zit. Zie ook 4.4.2.

81 NEDERLANDSNL 2.4.15 Motorkap (8:U) De machine heeft een motorkap die geo- pend kan worden, zodat de benzinekraan, accu en motor makkelijk bereikbaar zijn. De motorkap is vergrendeld met een rub- beren band. De motorkap gaat als volgt open: 1. Maak aan de voorzijde van de kap de rubberen band (8:V) los. 2. Til de motorkap omhoog. Bevestig alles weer in omgekeerde volgorde. De machine alleen gebruiken met geslo- ten en vergrendelde kap. Anders be- staat er een kans op brandwonden en kunt u bekneld raken. 3 TOEPASSINGEN De machine mag uitsluitend gebruikt worden bij de volgende werkzaamheden met de aangegeven originele STIGA-accessoires: Het trekmechanisme mag worden belast met een verticale kracht van maximaal 100 N.De duwkracht van getrokken accessoires op het trekmechanisme mag niet groter zijn dan 500 N. LET OP! Neem vóór het gebruik van een aanhan- ger altijd contact op met uw verzekeringsmaat- schappij. LET OP! Deze machine is niet bedoeld voor rijden op de openbare weg. 4 STARTEN EN RIJDEN De machine alleen gebruiken met geslo- ten en vergrendelde kap. Anders be- staat er een kans op brandwonden en kunt u bekneld raken. 4.1 Bijvullen met benzineGebruik altijd loodvrije benzine. Gebruik nooit brandstof voor tweetaktmotoren. De tank heeft een inhoud van 12 liter. Door de transparante tank is het brandstofniveau makkelijk af te lezen. LET OP! Gewone loodvrije benzine is beperkt houdbaar en mag niet langer dan 30 dagen worden bewaard. U kunt ook milieuvriendelijke benzine gebruiken, d.w.z. gealkyleerde benzine. Dit type benzine heeft een samenstelling die minder schadelijk is voor mens en milieu. Benzine is uiterst brandbaar. Bewaar brandstof altijd in een speciaal daar- voor bestemde tank. Vul alleen buitenshuis benzine bij en rook niet tijdens het bijvullen. Vul de tank voordat u de motor start. Verwij- der nooit de vuldop en vul de machine nooit met benzine wanneer de motor loopt of nog warm is. Vul de benzinetank nooit helemaal tot de rand. Laat een zekere ruimte (ten minste de gehele vul- buis plus 1-2 cm bovenin de tank) leeg, zodat de benzine, wanneer deze warm wordt, kan uitzetten zonder over te stromen. Zie afb. 9. 4.2 Controleer het oliepeilBij aflevering is het carter gevuld met olie van het type SAE 10W-40-olie. Controleer voor elk gebruik of het oliepeil cor- rect is. De machine moet op een vlakke onder- grond staan. Veeg de omgeving van de peilstok schoon. Draai de oliepeilstok los en trek deze om- hoog. Veeg de oliepeilstok af. Comfort, Prestige: Duw de oliepeilstok volledig naar beneden en schroef deze vast. Schroef de peilstok weer los en trek deze weer om- hoog. Lees het oliepeil af. Werkzaamheden Accessoires, origineel van STIGA Gras maaien Maaidekken gebruiken: 95 C, 95 C El, 105 C, 105 C El, 121 M, 121 M El, 110 Combi Pro, 110 Combi Pro El en met klepelmaaier. Vegen Veegmachine of veegmachine met opvangbak gebruiken. Voor de eerste optie wordt het gebruik van een stofbeschermer aanbe- volen. Sneeuwruimen Sneeuwschuif of sneeuwfrees gebruiken. Sneeuwkettingen en framegewichten zijn aanbevo- len. Gras en bladeren vegenGetrokken opvangbak 30 of 42 gebruiken. Prokar. Gras- en bladtrans- portTransportkar (Standard, Maxi of Combi) gebruiken. Zand strooien Zandstrooier gebruiken. Kan ook voor het strooien van zout worden gebruikt. Gebruik van sneeuwkettingen en framege- wichten wordt aanbevolen . Onkruidbestrij- ding op grindpa- denEen aan de voorzijde gemon- teerde onkruidschoffel gebrui- ken. Kanten van gazons snijdenKantensnijder gebruiken. Ontmossen Verticuteermachine gebruiken.