Home
>
Stiga
>
Lawn Mower
>
Stiga Lawn Tractor 8211 0007 80 Diesel 4wd Operators Manual Dutch Version
Stiga Lawn Tractor 8211 0007 80 Diesel 4wd Operators Manual Dutch Version
Have a look at the manual Stiga Lawn Tractor 8211 0007 80 Diesel 4wd Operators Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

STIGA PARK DIESEL DIESEL 4WD 8211-0007-80 BRUKSANVISNING KÄYTTÖOHJEET BRUGSANVISNING BRUKSANVISNING GEBRAUCHSANWEISUNG INSTRUCTIONS FOR USE MODE D’EMPLOI GEBRUIKSAANWIJZINGSV .... 8 FI ... 18 DA .. 28 NO . 38 DE ... 48 EN... 60 FR.... 71 NL... 82

2 S T A B CF D E GHI J K 2WD P Q 4WD GHIJK L N O M 2WD R 1 3 52 4 6

82 NEDERLANDSNL 1 ALGEMEEN Dit symbool geeft een WAARSCHU- WING weer. Als de instructies niet nauwkeurig worden opgevolgd, kan dit leiden tot ernstige persoonlijke verwon- dingen en/of schade. Voordat u deze machine in gebruik neemt, moet u de gebruiksaanwijzing en de meegeleverde VEILIGHEIDS- VOORSCHRIFTEN zorgvuldig door- nemen. 1.1 SymbolenOp de machine ziet u de volgende symbolen om u eraan te herinneren dat voorzichtigheid en oplet- tendheid bij gebruik en tijdens onderhoud geboden is. Betekenis van de symbolen: Waarschuwing! Lees vóór gebruik van de machine de ge- bruikershandleiding en de veiligheids- voorschriften. Waarschuwing! Kijk uit voor weggegooide voorwerpen. Houd omstanders op afstand. Waarschuwing! Draag altijd gehoorbescherming. Waarschuwing! Deze machine is niet bedoeld voor rijden op de openbare weg. Waarschuwing! U mag met de machine, uitgerust met de originele accessoires, niet rijden op een helling met een grotere hellingshoek dan 10º. Waarschuwing! Knelgevaar. Blijf met uw handen uit de buurt van de middensturing. Waarschuwing! Kans op brandwonden. Raak de geluid- demper/katalysator niet aan. 1.2 Verwijzingen 1.2.1 Afbeeldingen De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn genummerd met 1, 2, 3 etc. Onderdelen in afbeeldingen worden aangegeven met A, B, C etc. Een verwijzing naar onderdeel C in afbeelding 2 wordt als volgt weergegeven: “2:C”.1.2.2 Titels De titels in deze gebruikershandleiding zijn op de volgende manier genummerd: “1.3.1 Algemene veiligheidscontrole” is een subti- tel van “1.3 Veiligheidscontrole” en wordt onder deze titel vermeld. Wanneer naar een titel wordt verwezen, wordt al- leen het nummer van deze titel aangegeven. Bij- voorbeeld “Zie 1.3.3”. 2 BESCHRIJVING 2.1 Aandrijving 2.1.1 2WD De machine heeft achterwielaandrijving. De achteras is voorzien van een hydrostatische transmissie met traploze transmissie voor- en ach- teruit. De achteras is eveneens voorzien van een differen- tieel om het draaien te vergemakkelijken. Het gereedschap dat aan de voorzijde is gemon- teerd wordt aangedreven door aandrijfriemen. 2.1.2 4WD De machine heeft vierwielaandrijving. Het vermo- gen van de motor wordt hydraulisch op de wielen overgebracht. De motor stuurt een oliepomp aan die olie naar de achter- en voorassen pompt. De voor- en achterassen zijn seriegeschakeld, wat betekent dat de voor- en achterwielen op dezelfde snelheid draaien. Om het draaien te vergemakkelijken zijn beide as- sen voorzien van een differentieel. Gereedschap dat aan de voorzijde is gemonteerd wordt aangestuurd door aandrijfriemen. 2.2 BesturingDe machine is aangedreven. Dit betekent dat het chassis is verdeeld in een voor- en een achterge- deelte die ten opzichte van elkaar kunnen draaien. Knikbesturing houdt in dat de machine langs bo- men en andere obstakels kan rijden met een ex- treem kleine draaicirkel. 2.3 BeveiligingssysteemDe machine is uitgerust met een elektrisch beveili- gingssysteem. Dit systeem onderbreekt bepaalde activiteiten die door onjuiste handelingen gevaar- lijke situaties kunnen veroorzaken. De motor kan bijvoorbeeld niet gestart worden als de koppeling van de parkeerrem is ingetrapt. Controleer voor elk gebruik of het be- veiligingssysteem werkt.

83 NEDERLANDSNL 2.4 Bediening 2.4.1 Gereedschapslift, mechanisch (3:C) (2WD) U kunt als volgt schakelen tussen de werkpositie en de transportpositie: 1. Trap het pedaal volledig in. 2. Laat het pedaal langzaam los. 2.4.2 Gereedschapslift, hydraulisch (4:M) (4WD) De hydraulische gereedschapslift werkt alleen als de motor loopt en het koppelingspedaal en de par- keerrem niet zijn ingetrapt. De gereedschapslift wordt bediend met de hendel (4:M). De hendel heeft de volgende vier standen: Zweefstand. Zet de hendel in de voorste stand, waar deze wordt vergrendeld. De gereedschapslift is nu omlaag gebracht in de zweefstand. In de zweefstand steunt het gereedschap altijd met dezelfde druk op de grond en kan het de contouren van de grond vol- gen. Gebruik de zweefstand bij het uitvoeren van werkzaamheden. Omlaag brengen. Het gereedschap gaat onafhankelijk van het gewicht naar bene- den. Vergrendelen in transportstand. De hendel staat in de neutrale stand na het omhoog en omlaag brengen. Het gereed- schap is vergrendeld in de transports- tand. Omhoog brengen. Verplaats de hendel naar de achterste stand tot het gereed- schap in de hoogste stand staat (trans- portstand). Laat dan de hendel los om het gereedschap te vergrendelen in de trans- portstand. 2.4.3 Koppeling - parkeerrem (3:B) Druk nooit op het pedaal tijdens het rij- den. De krachtoverbrenging kan dan oververhit raken. Het pedaal (3:B) heeft de vol- gende drie standen: •Omhoog. De koppeling is niet geactiveerd. De parkeerrem is niet geactiveerd. •Voor de helft ingetrapt. Voorwaarts rijden uit- geschakeld. De parkeerrem is niet geactiveerd. •Volledig ingetrapt. Voorwaarts rijden uitge- schakeld. De parkeerrem is geactiveerd maar niet vergrendeld. Deze stand wordt ook ge- bruikt als noodrem.2.4.4 Vergrendeling, parkeerrem (3:A) De vergrendeling vergrendelt het koppe- lings-/rempedaal in de ingetrapte stand. Deze functie wordt gebruikt om de machi- ne te vergrendelen op hellingen, tijdens transport enz., als de motor niet draait. De parkeerrem moet tijdens het werk altijd uitgeschakeld zijn. Vergrendelen: 1. Trap het pedaal (3:B) volledig in. 2. Verplaats de vergrendeling (3:A) naar rechts. 3. Laat het pedaal (3:B) los. 4. Laat de vergrendeling (3:A) los. Ontgrendelen: Trap het pedaal (3:B) volledig in en laat het weer los. 2.4.5 Rijden - bedrijfsrem (3:F) Als de machine niet remt zoals ver- wacht als het pedaal wordt losgelaten, moet het linkerpedaal (3:B) worden ge- bruikt als noodrem. Het pedaal (3:F) regelt de versnelling tussen de motor en de wielen (= de snelheid). Wanneer het pedaal omhoog staat, wordt de bedrijfsrem geacti- veerd. 1. Pedaal voorwaarts – de machine gaat vooruit. 2. Pedaal onbelast – de machine staat stil. 3. Pedaal achterwaarts – de machine rijdt achteruit. 4. Minder druk op het pedaal – de machine remt. Op het bovenste gedeelte van het pedaal bevindt zich een passtuk. Deze pasplaat kan in drie standen worden gezet, aangepast aan de voet van de be- stuurder. 2.4.6 Stuur (3:D) De hoogte van het stuur is volledig instelbaar. Draai de instelknop (3:E) op de stuurkolom los en stel het stuur op de gewenste stand in. Draai de knop weer vast. Verstel het stuur nooit tijdens het rij- den. Draai nooit aan het stuur als de machi- ne stilstaat en het gereedschap ín de werkstand staat. De kans bestaat dat het stuurbekrachtigingmechanisme wordt overbelast.

84 NEDERLANDSNL 2.4.7 Gashendel (4, 5:G) Voor het instellen van de toerentallen. 1. Vol gas - bij gebruik van de machine al- tijd vol gas geven. 2. Stationairloop. 2.4.8 Koplamp (4, 5:H) Trekhendel om de koplampen aan en uit te zetten. 2.4.9 Contactslot (4, 5:I) Contactslot dat gebruikt wordt om de motor te star- ten en uit te schakelen. Drie standen: 1. Stopstand - de motor is kortgesloten. De sleutel kan verwijderd worden. 2. Rijden 3. Startstand - de elektrische startmotor wordt geactiveerd op het moment dat de sleutel in de veerbelaste startstand wordt gedraaid. Laat de sleutel teruggaan naar rijstand 2 wanneer de motor gestart is. LET OP! Als de motor om een of andere reden stopt, kan de sleutel niet onmiddellijk in stand 3 gedraaid worden. Dit is te wijten aan de mecha- nische vergrendeling. Motor starten - draai de sleutel terug in stand 1 en daarna in stand 2 en 3. 2.4.10 Krachtafnemer (4:K) (4WD) Schakelaar voor in- en uitschakelen van de elektro- magnetische krachtafnemer voor gebruik van aan de voorzijde gemonteerde accessoires. Twee stan- den: 1. Druk op het voorste deel van de schake- laar - de krachtafnemer wordt ingescha- keld. Het symbool brandt. 2. Druk op het achterste deel van de scha- kelaar - de krachtafnemer wordt uitge- schakeld. 2.4.11 Krachtafnemer (4, 5:K) Hendel voor in- en uitschakelen van de krachtafnemer voor aandrijving van aan de voorzijde gemonteerde accessoires. Twee standen: 1. Voorste stand - krachtafnemer uitgeschakeld. 2. Achterste stand - krachtafnemer inge- schakeld. 2.4.12 Urenteller (2:P) Laat het aantal werkuren zien. Werkt alleen bij draaiende motor. 2.4.13 Cruise control (4:N) (4WD) Schakelaar om de cruise control te activeren. De cruise control vergrendelt het pedaal (3:F) in de ge- wenste stand. 1. Trap het pedaal (3:F) in tot de gewenste snelheid wordt bereikt. Druk daarna op het voorste gedeelte van de schakelaar om de cruise control te activeren. Het sym- bool brandt. 2. Schakel de cruise control uit door het pedaal (3:B) te ontgrendelen of door op het achterste ge- deelte van de schakelaar te drukken. 2.4.14 Instelling maaihoogte (4, 5:J) De machine is uitgerust met een mechanisme voor het gebruik van een maaidek met elektrische maai- hoogte-instelling. De schakelaar wordt gebruikt om de maai- hoogte traploos in te stellen. Het maaidek is aangesloten op het contact (2:Q). 2.4.15 Grashark (4:L) (4WD) De machine is uitgerust met een mechanisme voor het gebruik van een elektrische in hoogte verstelbare grashark (als accessoire verkrijgbaar). De schakelaar wordt gebruikt om de hark in hoogte te verstellen. Kabels voor het aansluiten van de grashark vindt u aan de achterzijde van de machine, links van de bovenzijde van de bumper. (4WD is voorbereid (kabels zijn voorgemonteerd) voor een grashark). 2.4.16 Zandstrooier (4:O) (4WD) De machine is uitgerust met een mechanisme voor het gebruik van een elektrisch instelbare zand- strooier (accessoire). De schakelaar wordt gebruikt om de strooier te starten en te stoppen. De kabels voor het aansluiten van de zandstrooier bevinden zich op de achterzijde van de machine. 2.4.17 Ontkoppelingshefboom Hendel om de traploze transmissie uit te schake- len. 2WD is voorzien van een hendel die op de achteras is aangesloten. Zie (6:R). 4WD is voorzien van twee hendels die op de ach- teras (7:A) en vooras (7:B) zijn aangesloten. 12 V