Stiga PARK COMPACT Dutch Version Manual
Have a look at the manual Stiga PARK COMPACT Dutch Version Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
NEDERLANDSNL ALGEMEEN Dit symbool geeft een WAARSCHU- WING weer. Als de instructies niet nauwkeurig worden opgevolgd, kan dit leiden tot verwondingen en/of schade. Voordat u deze machine in gebruik neemt, moet u de gebruiksaanwijzing en de meegeleverde “VEILIGHEIDS- VOORSCHRIFTEN” zorgvuldig door- nemen. SYMBOLEN Op de machine ziet u de volgende symbolen om u eraan te herinneren dat voorzichtigheid en oplet- tendheid bij gebruik geboden is. Betekenis van de symbolen:Waarschuwing! Lees vóór gebruik van de machine de ge- bruikershandleiding en de veiligheids- voorschriften. Waarschuwing! Kijk uit voor weggegooide voorwerpen. Houd omstanders op afstand. Waarschuwing! Draag altijd gehoorbescherming. Waarschuwing! Deze machine is niet bedoeld voor rijden op de openbare weg. Waarschuwing! U mag met de machine, uitgerust met de originele accessoires, niet rijden op een helling met een grotere hellingshoek dan 10º. Waarschuwing! Knelgevaar. Blijf met uw handen uit de buurt van de middensturing. Waarschuwing! Kans op brandwonden. Raak de geluid- demper/katalysator niet aan. ALGEMEEN Deze machine is in twee versies leverbaar. • Compact, met handversnelling, aangeduid als Compact . • Compact, met hydrostatische versnelling, aan- geduid als Compact HST . BEDIENING EN INSTRUMENTEN Nummers 1 - 9: zie afbeeldingen 1 - 3. 1. GEREEDSCHAPSLIFT Pedaal om aan de voorzijde gemonteerd gereed- schap omhoog te brengen tot in de transportstand. Om het gereedschap op te tillen, het pedaal volle- dig intrappen. Laat het pedaal vervolgens opko- men. De gereedschapslift wordt nu in opgetilde stand geblokkeerd. Om het gereedschap te laten zakken, het pedaal zo ver intrappen dat de verg rendeling vrijkomt. Laat de gereedschapslift tot in de werkstand zakken door uw voet geleidelijk aan op te lichten. 2A. BEDRIJFSREM/KOPPELING (Compact) Pedaal dat bedrijfsrem en koppeling combineert. Drie standen: 1. Pedaal omhoog - aandrijving. De machine rijdt als er een ver- snelling wordt gekozen. Be- drijfsrem niet geactiveerd. 2. Pedaal voor de helft ingetrapt - aandrijving ontkoppeld, er kan geschakeld worden. Bedrijfsrem niet geactiveerd. 3. Pedaal volledig ingetrapt - aandrijving ontkoppeld. Be- drijfsrem volledig geactiveerd. LET OP! Regel de snelheid niet door de koppeling te laten slippen. Kies in plaats daarvan de juiste versnelling voor de goede snelheid. 2B. BEDRIJFSREM (Compact HST) Rempedaal. Drie standen: 1. Pedaal omhoog - bedrijfsrem niet geactiveerd. 2. Pedaal voor de helft ingetrapt - aandrijving ontkoppeld. Be- drijfsrem niet geactiveerd.
NEDERLANDSNL 3. Pedaal volledig ingetrapt - aandrijving ontkoppeld. Be- drijfsrem volledig geactiveerd. 3. PARKEERREM Vergrendeling die het rempedaal in de ingetrapte stand kan vastzetten. Trap het pedaal volledig in. Laat de kop- peling opkomen en daarna ook het rempe- daal. De parkeerrem wordt uitgeschakeld door een lich- te druk op het rempedaal. De vergrendeling met veerbelasting glijdt dan opzij. Zorg dat de parkeerrem tijdens het rijden ontkop- peld is. 4. AANDRIJFPEDAAL (Compact HST) Pedaal dat de traploze transmissie bedient. 1. Druk het pedaal omlaag met het voorste gedeelte van uw voet - de machine rijdt vooruit. 2. Pedaal onbelast - de machine staat stil. 3. Druk het pedaal omlaag met de hiel - de machine rijdt achter- uit. Het aandrijfpedaal regelt de snelheid. Hoe dieper het pedaal wordt ingetrapt, hoe sneller de machine rijdt. 5. GAS-/CHOKEHENDEL Hendel om de snelheid te regelen en om te choken bij een koude start. 1. Choke - voor het starten van een koude motor. De choke staat in de bovenste stand in de groef. Vermijd rijden in deze stand, zet de hendel op vol gas (zie hieronder) bij een warme motor. 2. Vol gas - bij gebruik van de machine al- tijd vol gas geven. 3. Stationairloop. 6. CONTACTSLOT Contactslot dat gebruikt wo rdt om de motor te star- ten en uit te schakelen. Vier standen: 1. Stopstand - de motor is kortgesloten. De sleutel kan verwijderd worden. 2/3. Rijstand. 4. Startstand - de elektrische startmotor wordt geactiveerd op het moment dat de sleutel in de veerbelaste startstand wordt gedraaid. Laat de sleutel teruggaan naar rijstand 2/3 wanneer de motor gestart is. 7. VERSNELLINGSPOOK (Compact) Pook om één van de vijf versnellingen vooruit (1- 2-3-4-5), neutraal (N) of achteruit (R) te kiezen. Tijdens het schakelen moet het koppelingspedaal ingetrapt zijn. LET OP! Zorg dat de m achine volledig stilstaat voordat u van de achteruit in de vooruit of omge- keerd schakelt. Als u niet meteen in een bepaalde versnelling kunt schakelen, laat het koppelingspe- daal dan opkomen en trap het opnieuw in. Schakel opnieuw naar de gewenste versnelling. Probeer nooit geforceerd in een gewenste versnelling te schakelen. 8. KRACHTAFNEMER Hendel voor in- en uitschakelen van de krachtafne- mer voor aandrijving van aan de voorzijde gemon- teerde accessoires. Twee standen: 1. Voorste stand - krachtafnemer uitge- schakeld. 2. Achterste stand - krachtafnemer inge- schakeld. 9. UITSCHAKELHENDEL (Compact HST) Hendel om de traploze transmissie uit te schake- len. Hiermee kunt u de machine handmatig ver- plaatsen zonder de motor te gebruiken. Twee standen:
NEDERLANDSNL 1. Hendel naar achteren - trans- missie ingeschakeld voor nor- maal gebruik. 2. Hendel naar voren - transmis- sie uitgeschakeld. De machine kan handmatig worden ver- plaatst. De machine mag niet over lange afstanden of met hoge snelheid gesleept worden. Hierdoor kan de versnellingsbak beschadigd worden. TOEPASSINGEN De machine mag uitsluitend gebruikt worden bij de volgende werkzaamheden met de aangegeven originele STIGA-accessoires: 1. Gras maaien Met maaidek 13-2939 (92M). 2. Sneeuwruimen Met sneeuwschuif 13-0918. Sneeuwkettingen 13-0936 (16) en framegewichten 13-0923 worden aanbevolen. 3. Gras- en bladtransport Met transportkar 13-1979 (Standard). Het trekmechanisme mag worden belast met een verticale kracht van maximaal 100 N. De duwkracht van getrokken accessoires op het trekmechanisme mag niet groter zijn dan 500 N. LET OP! Neem vóór het gebruik van een aanhan- ger altijd contact op me t uw verzekeringsmaat- schappij. LET OP! Deze machine is niet bedoeld voor rijden op de openbare weg. STARTEN EN RIJDEN MOTORKAP Om bij te tanken en de motor en de accu te inspec- teren en onderhouden, opent u de motorkap. De motor mag niet draaien als u de kap opent. Openen: 1. Trek de stoelvergrendeling (afb. 4) omhoog en kantel de stoel voorover. 2. Trek de rubberband aan de voorzijde van de kap omhoog (afb. 5). 3. Pak de motorkap aan de voorrand vast en draai de kap omhoog (afb. 6). Sluiten: 1. Pak de motorkap aan de voorrand vast en draai de kap omlaag (afb. 6). 2. Maak de rubberband aan de voorzijde van de kap vast (afb. 5). De machine alleen gebruiken met geslo- ten kap. Anders bestaat er een kans op brandwonden en kunt u bekneld raken. BENZINE BIJVULLEN Open de motorkap, zoals boven is aangegeven. Draai de vuldop los en vul de tank met schone loodvrije benzine. Gebruik nooit tweetakt motor- olie (afb. 7). LET OP! Denk erom dat benzine beperkt houdbaar is. Koop niet meer benzine dan u binnen 30 dagen gebruikt. U kunt ook milieuvriendelijk e benzine gebruiken, d.w.z. gealkyleerde benzine. Dit type benzine heeft een samenstelling die minder schadelijk is voor mens en milieu. Benzine is uiterst brandbaar. Bewaar brandstof altijd in een speciaal daar- voor bestemde tank. Vul alleen buitenshuis benzine bij en rook niet tijdens het bijvullen. Vul de tank voordat u de motor start. Verwij- der nooit de vuldop en vul de machine nooit met benzine wanneer de motor loopt of nog warm is. Vul de benzinetank nooit helemaal tot de rand. Laat minimaal 2 tot 3 cm tot de bovenrand van de tank over, zodat de benzine bij een warmer wor- dende motor iets kan uitzetten zonder over te lo- pen. OLIEPEIL VAN DE MOTOR CON- TROLEREN Het carter is bij aflevering altijd gevuld met olie SAE 30. Controleer voor elk gebruik of het oliepeil cor- rect is. De machine moet op een vlakke onder- grond staan.
NEDERLANDSNL Zorg dat de omgeving rond de oliepeilstok schoon is. Draai de oliepeilstok los en trek hem omhoog. Veeg de oliepeilstok af. Breng de stok weer aan en draai hem vast. Draai hem daarna weer los en trek hem omhoog. Lees het oliepeil af. Vul olie bij tot de FULL- streep als het oliepeil onder deze markering staat (afb. 8). OLIEPEIL VAN DE VERSNELLINGS- BAK CONTROLEREN (Compact HST) De versnellingsbak is al in de fabriek gevuld met SAE 10W-40-olie. Controleer voor elk gebruik of het oliepeil cor- rect is. De machine moet op een vlakke onder- grond staan. Lees het oliepeil af op het reservoir (afb. 9). Het peil moet tussen MAX en MIN liggen. Vul indien nodig olie bij. Gebruik olie SAE 10W-40 (20W- 50). VEILIGHEIDSSYSTEEM Deze machine is uitgerust met een veiligheidssy- steem dat bestaat uit: - een schakelaar bij de versnellingsbak (alleen Compact ). - een schakelaar bij het rempedaal (alleen Compact HST ). - een schakelaar in de zitting/zittinghouder. - een schakelaar bij de inschakelhendel van de krachtafnemer. Om de machine te kunnen starten moet: - de versnellingspook in de neutrale stand staan (geldt alleen bij Compact). - het rempedaal ingetrapt zijn (alleen Compact HST ). - de bestuurder op zi jn plek zitten. - de krachtafnemer uitgeschakeld zijn. Controleer vóór gebruik altijd de wer- king van het veiligheidssysteem! Doe dit op de volgende wijze (de motor loopt en de bestuurder zit op de stoel): - schakel in een versnelling, til uw lichaam even op van de stoel - de motor moet stoppen (geldt alleen bij Compact). - trap het aandrijfpedaal in, zodat de machine gaat rijden en laat het aandrijfpedaal weer los - de machine moet stoppen (geldt alleen bij Compact HST ). - schakel de krachtafnemer in, til uw lichaam even op van de stoel - de motor moet stoppen. Als het veiligheidssysteem niet werkt, mag de machine niet worden gebruikt! Breng de machine voor controle naar een servicewerkplaats! MOTOR STARTEN 1. Open de benzinekraan (afb. 7). 2. Controleer of de bougiek abel op zijn plaats zit. 3. Controleer of de krachtafnemer uitgeschakeld is. 4a. Compact : Zet de versnellingspook in de neu- trale stand. 4b. Compact HST : Houd uw voet niet op het aan- drijfpedaal. 5. Starten van een koude motor - zet de gashendel in de chokestand. Warme start - zet de gashendel op vol gas (ca. 1 cm achter de chokestand). 6. Trap het rempedaal volledig in. 7. Draai de contactsleutel om en start de motor. 8. Wanneer de motor is gestart, duwt u de gashen- del geleidelijk naar vol gas als u de choke gebruikt hebt. 9. Laat de machine na een koude start niet onmid- dellijk belast werken, maar laat de motor eerst een paar minuten warmdraaien. Op die manier kan de olie eerst opwarmen. Laat de motor altijd op vol gas draaien wanneer hij in gebruik is. STOPPEN Schakel de krachtafnemer uit. Trek de parkeerrem aan. Laat de motor 1 - 2 minuten stationair draaien. Zet de motor af door de contactsleutel om te draaien. Sluit de benzinekraan. Di t is vooral belangrijk als de machine op bijv. een aanhanger vervoerd moet worden. Als u de machine zonder toezicht ach- terlaat, moet u de bougiekabel losma- ken van de bougie. Trek ook de sleutel uit het contactslot.
NEDERLANDSNL Direct na gebruik kan de motor bijzon- der heet zijn. Raak de demper, de cilin- der of de koelribben niet aan. Dit kan ernstige brandwonden veroorzaken. TIPS Zorg er voor dat bij rijden op hellingen de juiste hoeveelheid olie in de motor aanwezig is (oliepeil op “FULL”). Wees voorzichtig bij het rijden op hel- lingen. Start of stop niet plotseling wan- neer u een helling op- of afrijdt. Rijd nooit dwars over een helling. Rijd van boven naar beneden en van beneden naar boven. Deze machine mag, met de originele ac- cessoires erop gemonteerd, op een hel- ling van maximaal 10° rijden. Neem gas terug op hellingen en wan- neer u scherpe bochten maakt, om te voorkomen dat de machine kantelt of u de controle over de machine verliest. Draai bij rijden in de hoogste versnel- ling en bij vol gas het stuur niet volledig naar één kant. De machine kan dan kantelen. Blijf met uw handen uit de buurt van de middensturing en de zittinghouder. U kunt dan bekneld raken! Rijd nooit zonder motorkap. SERVICE EN ONDERHOUD SERVICEPROGRAMMA Om de machine voortdurend in goede staat te hou- den, de betrouwbaarheid en veiligheid te bevorde- ren en het milieu te ontzien, moet het onderhoudsprogramma van STIGA worden ge- volgd. De inhoud van dit programma vindt u in het bijge- voegde serviceboekje. We raden u aan elke vorm van onderhoud aan een bevoegde servicewerkplaats ov er te laten. Dit ga- randeert dat de werkzaamheden worden verricht door bekwaam personeel en dat originele reserve- onderdelen worden gebruikt. Bij elke reparatie krijgt u een stempel in uw ser- viceboekje. Een boekje dat “volgestempeld” is, wordt een waardevol document dat de tweede- handswaarde van de machine verhoogt. VOORBEREIDING Tenzij anders aangegeven moet alle service en on- derhoud worden uitgevoerd als de machine stil staat en de motor niet draait. Zorg dat de machine niet kan wegrol- len. Gebruik daarom altijd de parkeer- rem. Zorg dat de motor niet onbedoeld kan starten, dus ontkoppel de aandrijving en trek de bougiekabel van de bougie af of trek de sleutel uit het contactslot. SCHOONMAKEN Om het gevaar op brand te verkleinen de motor, de demper, de accu en de brandstoftank vrijhouden van gras, bladeren en olie. Om het gevaar op brand te verkleinen regelmatig controleren of er sprake is van olie- en/of brandstoflekkage. Als u de machine met een hogedrukreiniger rei- nigt, richt de straal dan niet rechtstreeks op de ver- snellingsbak. Richt geen waterstralen rechtstreeks op de motor. Gebruik een borstel of perslucht om hem schoon te maken. MOTOROLIE Vervang de motorolie de eerste keer na 5 werk- uren, daarna na elke 50 werkuren of één keer per seizoen. Ververs de olie wanneer de motor warm is. Gebruik olie van goede kwaliteit (serviceklasse SF, SG of SH). Ververs de olie vaker, om de 25 draaiuren of min- stens één keer per seizoen, als de motor extra hard of bij hoge omgevingstemperaturen moet werken. Direct na het stoppen van de machine kan de motorolie erg heet zijn. Laat de motor daarom een paar minuten afkoe- len voordat u de olie aftapt. 1. Olieaftapleiding (metaal afb. 7): Schroef de olieaftapplug aan het uiteinde van de leiding los.
NEDERLANDSNL Vang de olie op in een vat. Breng die olie vervol- gens naar een milieustraat. Mors geen olie op de V-snaren. 2. Schroef de olieaftapplug vast. Let op dat de ve- zelpakking en de ring in de plug onbeschadigd zijn en op hun plaats zitten. 3. Verwijder de oliepeilstok en vul de machine met nieuwe olie. Hoeveelheid olie: 1,4 liter Olietype zomer (>4 ºC): SAE-30 (U kunt ook SAE 10W-30 gebruiken. Het oliever- bruik kan echter iets toenemen als u 10W-30 ge- bruikt. Controleer het olie peil vaker als u dit type olie gebruikt.) Olietype winter (
NEDERLANDSNL der (voor zure accus) wordt gebruikt. Stiga raadt de acculader met artikelnummer 1136-0602-01 aan, die u kunt bestellen bij een erkende leverancier. 2. U kunt de accu ook via de motor opladen. In dit geval is het heel belangrijk dat wanneer u de machine voor de eerste keer start en wanneer hij lange tijd niet is gebruikt, de motor ten minste 45 minuten ononderbroken loopt. Zorg dat de accu geen kortsluiting maakt. Dan kunnen er vonken en brand ontstaan. Zorg dat metalen sieraden niet in contact kunnen komen met de accupolen. Als er schade is ontstaan aan de behuizing, het deksel of de contactpunten van de accu of als er interferentie optreedt bij de strip die over de kleppen ligt, moet de accu vervangen worden. Indien de accupolen geoxideerd zijn, moeten deze schoongemaakt worden. Reinig de accupolen met een staalborstel en smeer ze in met vet. SMEREN Het gelede midden van de machine heeft vier smeernippels die om de 25 werkuren gesmeerd moeten worden met universeel vet (afb. 13). Opmerking: De vierde sm eernippel is niet zicht- baar op de afbeelding. Deze zit aan de onderzijde, bij de voorste kogellager van de rotatie-as. Smeer de stuurketting enkele keren per seizoen met kettingspray. De naaf van het voorwiel heeft smeernippels die iedere 50 werkuren gesmeerd moeten worden. Alle kunststoflagers moeten een paar keer per sei- zoen gesmeerd worden met universeel vet. De verbindingen van de spanarm moeten een paar keer per seizoen gesmeerd worden met motorolie. Druppel enkele keren per seizoen een beetje mo- torolie in beide uiteinden van de bedieningskabels. Compact HST: De versnellingsbak is bij aflevering van de fabriek gevuld met olie (10W-40). U hoeft normaal gezien geen olie bij te vullen, tenzij de versnellingsbak wordt geopend (mag uitsluitend door een vakman gebeuren), of er lekkage opt reedt. De olie hoeft in de regel niet ververst te worden. STUURKABELS Stel de stuurkabels de eerste keer na 2 - 3 uur rijden bij, vervolgens om de 25 werkuren. Zet de machine in de recht vooruit-stand. Span de stuurkabels door de moeren aan de onder- kant van het gelede midden (afb. 14) aan te draai- en. De schroefuiteinden van de stuurkabels moeten tijdens het bijstellen worden vastgehouden, zodat de kabels niet draaien. Pak de schroefuiteinden beet met een tang of iets dergelijks. Span aan tot er geen speling meer is. Stel de beide moeren evenveel bij, zodat de stand van het stuur niet verandert. Als het bijstellen klaar is, draai dan het stuur in bei- de richtingen zover u kunt. Let erop dat de ketting niet in de kabelwielen loopt en dat de kabels niet in de stuuraandrijving lopen. Span de stuurkabels niet te strak. Daarmee wordt het sturen zwaarder, terwij l de slijtage van de ka- bels toeneemt. OCTROOI - ONTWERPREGISTRATIE Deze machine of onderdelen van deze machine valt/vallen onder de volgende octrooi- en ontwerp- registratie: 9901091-0 (SE), 9901730-3 (SE) 00921248.1 (EPC), 00931809.8 (EPC) GGP behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande aan- kondiging wijzigingen in het product aan te brengen.