Home
>
Stiga
>
Lawn Mower
>
Lawn Tractor 8211 0211 06 Stiga Park Pro18 Pro16 President Classic Operators Manual Dutch Version
Lawn Tractor 8211 0211 06 Stiga Park Pro18 Pro16 President Classic Operators Manual Dutch Version
Have a look at the manual Lawn Tractor 8211 0211 06 Stiga Park Pro18 Pro16 President Classic Operators Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

STIGA PARK PRO 18 PRO 16 PRESIDENT CLASSIC 8211-0211-06

7. Park Classic-President 11.12. Park Classic-President 8. Park Pro16-Pro18 9. Park President 13. Park Pro16-Pro18 10. Park Pro16-Pro18 14. Park President

16. Park Pro16-Pro18 15. Park Pro16-Pro18 20. Park Pro16-Pro18 21. Park Classic-President 17. 22. Park Pro16-Pro18 19. Park Classic-President 23. 18.

27. Park President-Pro16-Pro1831. Park President 28. Park Classic-President 32. Park Pro16-Pro18 29. Park Classic 33. Park Pro16-Pro18 30. Park Classic 34.

24. Park Classic 25. Park President 26. Park Pro16-Pro18

91 8 2 9 6 85 1 9 5 10 4 11 3 13 7 211 3 13 7 12 15 14 2 11 3 13 14 18 17 19 16 20 15 12 1. Park Classic 2. Park Classic 3. Park President-Pro16 4. Park President-Pro16 5. Park Pro18 6. Park Pro18

NEDERLANDSNL ALGEMEEN Dit symbool betekent WAARSCHUW- ING. Als u de instructies niet nauwkeu- rig volgt, kunt u verwondingen oplopen of kan dit tot materiële schade leiden. Voor u de machine in gebruik neemt, moet u deze gebruiksaanwijzing en de meegeleverde VEILIGHEIDSVOOR- SCHRIFTEN grondig doornemen. SYMBOLEN De volgende symbolen staan op de machine om u eraan te herinnern dat voorzichtigheid en oplet- tendheid bij gebruik vereist zijn. De symbolen betekenen:Waarschuwing! Lees vóór gebruik van de machine eerst het instructieboek en de veiligheidsvoor- schriften. Waarschuwing! Pas op voor het uitwerpen van voorwer- pen. Houd omstanders op afstand. Waarschuwing! Draag altijd gehoorbeschermers. Waarschuwing! Deze machine is niet bedoeld voor rijden op de openbare weg. HENDELS Zie afb. 1 - 6. 1. GEREEDSCHAPSLIFT (geldt niet voor Pro18) Hendel om frontgemonteerde accessoires omhoog in de transportstand te brengen. 2. BEDRIJFSREM Pedaal dat het remsysteem van de machine beïn- vloedt. Twee posities: 1. Pedaal omhoog - bedrijfsrem niet geactiveerd. 2. Pedaal volledig ingedrukt - be- drijfsrem volledig geactiveerd. (President-Pro: vooraandrijving ontkoppeld). Classic: De motor is uitgerust met een automatische toerental- regeling, wat inhoudt dat het toerental van de motor stijgt wanneer hij belast wo rdt. Daarom moet de aan- drijving ontkoppeld worden voor men de machine af- remt. Druk zowel het rem- als het koppelpedaal in wanneer u de machine afremt of stopt. Rem nooit zonder te ontkoppelen. 3. PARKEERREM Vergrendeling die het rempedaal in de ingedrukte po- sitie kan vergrendelen. Druk het pedaal volledig in. Duw de remver- grendeling opzij en laat daarna het rempe- daal omhoog komen. De parkeerrem wordt uitgeschakeld door een lichte druk op het rempedaal. De vergrendeling met veerbe- lasting glijdt dan opzij. Zorg ervoor dat de parkeerrem uitgeschakeld is tij- dens het rijden. 4. KOPPELING (Classic) Pedaal dat wordt gebruikt om de aandrijving van de mechanische versnellingsbak in en uit te schakelen. Er zijn twee posities: 1. Pedaal omhoog - vooraandrij- ving ingeschakeld. De machine beweegt wanneer er een versnel- ling ingeschakeld is. 2. Pedaal omlaag - vooraandrij- ving ontkoppeld, er kan gescha- keld worden. N.B.! Regel de snelheid niet met behulp van de kop- peling, door ze te laten slippen. Schakel in plaats daarvan in een geschikte versnelling zodat men de juiste snelheid krijgt. 5. AANDRIJFPEDAAL (President - Pro16 - Pro18) Pedaal dat de traploze transmissie beïnvloedt. 1. Duw het pedaal omlaag met het voorste gedeelte van de voet - de machine rijdt vooruit. 2. Het pedaal is onbelast - de ma- chine staat stil. 3. Duw het pedaal omlaag met de

NEDERLANDSNL hiel - de machine rijdt achteruit. De snelheid wordt geregeld met het aandrijfpedaal. Hoe dieper het pedaal wordt ingedrukt, hoe sneller de machine rijdt. 6. ONTKOPPELINGSHENDEL (Presi- dent - Pro16 - Pro18) Hendel om de traploze transmissie uit te schakelen. Hiermee kan men de machine manueel verplaatsen zonder de motor te gebruiken. (Opm. Op Pro16- Pro18 is de hendel aan de linkerkant geplaatst). Twee posities: 1. Hendel naar achter - transmissie ingeschakeld voor normaal ge- bruik. 2. Hendel naar voor - transmissie uitgeschakeld. De machine kan manueel verplaatst worden. De machine mag niet gedurende langere afstanden of met hoge snelheid gesleept worden. Anders kan de transmissie beschadigd worden. 7. KRACHTAFNEMER - IN (geldt niet voor Pro18) Hendel voor inschakelen van de krachtafnemer voor aandrijving van frontgemonteerde accessoires. Twee posities: 1. Hendel in de onderste positie - krachtafne- mer uitgeschakeld. 2. Hendel in de bovenste positie - kracht- afnemer ingeschakeld. De hendel wordt in deze positie vergrendeld als een persoon die meer dan 30 kg weegt, op het zitje gaat zitten. 8. KRACHTAFNEMER - UIT (geldt niet voor Pro18) Hendel met veerbelasting om de krachtafnemer uit te schakelen. Druk de knop in om de krachtafne- mer uit te schakelen. 9. VERING VAN HET ZITJE Draaiknop voor traploos instellen van de vering van het zitje. Wordt aangepast aan het gewicht van de chauffeur. 1. Naar links draaien - de vering wordt zachter. 2. Naar rechts draaien - de ve- ring wordt harder. Een te hard aangehaalde vering kan ertoe leiden dat de hendel voor het inschakelen van de kracht- afnemer (7) niet in de bovenste positie vergrendeld kan worden. Opm. De boutverbindingen in de zittingvering mogen nooit zo strak worden aangehaald, dat de beweegbaarheid van de werking verloren gaat. 10. VERSNELLINGSPOOK (Classic) Pook om één van de vijf versnellingen vooruit (1- 2-3-4-5), neutraal (N) of achteruit (R) te kiezen. Het koppelingspedaal moet ingedrukt zijn tijdens het schakelen. N.B.! Zorg ervoor dat de machine volledig stilstaat voor u van de achteruit in zijn vooruit schakelt of omgekeerd. Als u niet meteen in een bepaalde ver- snelling kunt schakelen, laat het koppelingspedaal dan omhoog komen en druk het opnieuw in. Pro- beer opnieuw in de gewenste versnelling te scha- kelen. Forceer nooit bij het schakelen! 11. GAS-/CHOKEHENDEL Hendel om het toerental van de motor in te stellen en om de motor te choken bij koudestart. (Dit laat- ste geldt niet voor Pro16-Pro18 dat een afzonder- lijke chokehendel heeft - zie punt 12). 1. Choke - voor het starten van een koude motor. De chokepositie bevindt zich bo- venaan in de groef (geldt niet voor Pro16- Pro18). 2. Volgas - als men de machine gebruikt, moet men altijd vol gas geven. De volgas- positie bevindt zich 1 - 1.5 cm van de bo- venkant van de groef. 3. Stationair draaien. 12. CHOKEHENDEL (Pro16 - Pro18) Trekhendel om de motor te choken bij koude start.

NEDERLANDSNL 1. Hendel volledig uitgetrokken - smoor- klep in de carburateur gesloten. Voor kou- destart. 2. Hendel ingedrukt - smoorklep open. Voor starten met warme motor en tijdens het rijden. Rij nooit met uitgetrokken choke wanneer de mo- tor warm is. 13. STARTSLEUTEL Contactslot dat gebruikt wo rdt om de motor te star- ten en uit te schakelen. Drie posities: 1. Stoppositie - de motor is kortgesloten. De sleutel kan verwijderd worden. 2. Rijpositie (zonder symbool) 3. Startpositie - de elektrische startmotor wordt geactiveerd wanneer de sleutel in de startpositie met veerbelasting wordt ge- draaid. Laat de sleutel terug naar de rij- stand gaan wanneer de motor gestart is. In de plastic zak die o.a. deze gebruiksaanwijzing bevat, zit ook een reservesleutel. Bewaar die op een veilige plaats. 14. CRUISE-CONTROL (Pro16 - Pro18) Schakelaar om de cruise-control te activeren. De cruise-control werkt zo dat het aandrijfpedaal (5) in de gewenste stand vergrendeld kan worden. U moet uw rechtervoet niet gebruiken. 1. Duw het aandrijfpedaal naar beneden tot de gewenste snelheid wordt bereikt. Druk daarna op het achterste gedeelte van de schakelaar om de cruise-control te acti- veren. Het symbool brandt groen. 2. Schakel de cruise-control uit door op het voorste gedeelte van de schakelaar te drukken. 15. LICHTSCHAKELAAR (geldt niet voor Classic) Trekschakelaar voor halogeen koplamp. De kop- lamp werkt uitsluitend wanneer de motor draait, de accu wordt niet belast. Twee posities: 1. Schakelaar uitgetrokken - koplamp brandt. 2. Schakelaar ingeduwd - koplamp ge- doofd. 16. KRACHTAFNEMER (Pro18) Schakelaar voor in- en uitschakelen van de elektro- magnetische krachtafnemer 1. Druk op het onderste gedeelte van de schakelaar - de krachtafnemer wordt inge- schakeld. Het symbool licht groen op. 2. Druk op het bovenste gedeelte van de schakelaar - de krachtafnemer wordt uit- geschakeld. 17. TIJDMETER (Pro18) Geeft het aantal uren dat de machine in gebruik is aan. Werkt alleen als de motor draait. 18. GEREEDSCHAPSLIFT (Pro18) Schakelaar (rood symbool) voor de bediening van de voorop gemonteerde elektrische gereed- schapslift. 1. Druk op het bovenste gedeelte van de schakelaar - het gereedschap zakt naar werkhoogte. 2. Druk op het onderste deel van de schakelaar - het gereedschap gaat omhoog naar transporthoog- te. 19. MAAIHOOGTE - INSTELLING (Pro18) De machine is voorbereid voor het gebruik van een elektrische maaihoogte-in stelling (als accessoire verkrijgbaar). Het contact voor de aansluiting is aan de rechter- kant gemonteerd, vóór het voorwiel. De schakelaar (oranje symbool) wordt gebruikt voor het traploos verhogen of verlagen van de maaihoogte. 20. GRASHARK (Pro18) De machine is voorbereid voor het gebruik van een elektrische, in hoogte verstelbare grashark (als ac- cessoire verkrijgbaar). Bedrading voor de aansluiting zit achterop de ma- chine, onder de draadspoel. De schakelaar (blauw symbool) wordt gebruikt STOP START

NEDERLANDSNL voor het in hoogte verstellen van de grashark. GEBRUIK VAN DE MACHINE TOEPASSINGSGEBIEDEN - PARK Die maschine mag uitsluitend worden gebruikt bij de volgende werkzaamheden met de aangegeven originele STIGA-accessoires: 1. GrasmaaienMet maaiaggregaat 13-2922 (100B), 13-2913 (102M), 13-2917 (110S), 13-2915/13-2921 (121M) of frontklepelmaaier 13-1977. 2. Vegen Met veegmachine 13-1933 of veegmachine met vangbak 13-1939. Voor de eerstgenoemde wordt stofbeschermer 13-1936 aanbevolen. 3. Sneeuwruimen Met sneeuwschuif 13-1916 of sneeuwfres 13- 1948. Sneeuwkettingen 13-1956 en wielge- wichten 13-1982 aanbevolen. 4. Gras en bladeren vegen Met een getrokken grasvangbak 13-1978 (30) of 13-1950 (42). 5. Gras- en bladtransport Met transportkar 13-1979 (Standard) of 13- 1988 (Maxi). 6. Mest strooien Met meststrooier 13-1987. Tevens te gebruiken voor het strooien van graszaad. 7. Zand strooien Met zandstrooier 13-1975. Tevens te gebruiken voor het strooien van zout. Sneuwkettingen 13- 1956 en wielgewichten 13-1982 aanbevolen. 8. Onkruidbestrijding op grindpaden Met de voorop gemonteerde onkruidschoffel 13-1944 en de achterop gemonteerde hark 13- 1969. 9. Kanten snijden van gazons Met graskantensnijder 13-1972. 10.Ontmossen Met frontklepelmaaier 13-1977 uitgerust met speciale ontmosas 13-1986. Het trekmechanisme mag worden belast met een verticale kracht van maximal 100 N. De duwkracht van getrokken accessoires mag, in het trekmechanisme, niet groter zijn dan 500 N. ALGEMEN Om te tanken en het oliepeil in de motor te contro- leren, moet u het motorl uik verwijderen. Til het motorluik omhoog/achteruit (afb 34). Opm.: Om het oliepeil van Pro16-Pro18 te contro- leren, moet de hele motorkap verwijderd worden (afb 33). De machine mag uitsluitend worden ge- bruikt wanneer de motorkap is gemon- teerd. Er bestaat anders risico op letsel door brand of beklemming. TANKVULLING Gebruik normaal benzine, indien voorra- dig loodvrij. Gebruik nooit tweetakt. N.B.! Vergeet niet dat benzine slecht kan worden, koop nooit meer benzine dan u binnen de 30 dagen gebruikt. Benzine is erg brandbaar. Bewaar de benzine in een speciaal daarvoor be- stemde tank o.d. Vul alleen benzine bij in open lucht en rook niet tijdens het bijvullen. Vul ben- zine bij voor u de motor start. Verwij- der nooit de vuldop of vul nooit benzine bij wanneer de motor draait of nog warm is. CONTROLEER HET OLIEPEIL VAN DE MOTOR Het carter is bij aflevering altijd met olie SAE 30 gevuld. Controleer voor elk gebruik of het oliepeil cor- rect is. De machine moet op een vlak oppervlak staan.De omgeving van de oliepeilstok schoon- maken. De oliepeilstok afvegen. Weer ge- heel neersteken en vastschroeven. Daarna losschroeven en optrekken. Het oliepeil af- lezen. Olie bijvullen tot de “FULL” streep, als het oliepeil daar onder ligt (afb 7 - 8).