Home > Stiga > Lawn Mower > Lawn Tractor 8211 0211 06 Stiga Park Pro18 Pro16 President Classic Operators Manual Dutch Version

Lawn Tractor 8211 0211 06 Stiga Park Pro18 Pro16 President Classic Operators Manual Dutch Version

    Download as PDF Print this page Share this page

    Have a look at the manual Lawn Tractor 8211 0211 06 Stiga Park Pro18 Pro16 President Classic Operators Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

    							
    NEDERLANDSNL
    CONTROLEER HET OLIEPEIL VAN 
    DE TRANSMISSIE (President - Pro16 
    - Pro18)
    De transmissie is af fabriek gevuld met olie SAE 
    20W-50.
    Controleer voor elk gebruik of het oliepeil cor-
    rect is. De machine moet op een vlak oppervlak 
    staan.
    President:
    Schroef de oliepeilstok los (afb 9). Lees het olie-
    peil af. Het peil moet zich binnen de xx-aanduiding 
    bevinden.
    Pro16-Pro18:
    Lees het oliepeil af op het reservoir (afb 10). Het 
    peil moet tussen MAX en MIN liggen.
    Vul indien nodig meer olie  bij. Gebruik SAE 20W-
    50 olie.
    Het is erg belangrijk dat de olie die in de 
    transmissie komt, schoon is. Er mogen 
    geen vuildeeltjes in het systeem komen. 
    Vuil kan de transmissie permanent be-
    schadigen. 
    VEILIGHEIDSSYSTEEM 
    Deze machine is uitgerust met een veiligheidssys-
    teem dat bestaat uit:
    - een stroomonderbreker op de drijfwerkkast(alleen Classic)
    - een stroomonderbreker bij het rempedaal
    - een stroomonderbreker in de stoelbevestiging
    - een stroomonderbreker bij de inschakelhendel van de krachtafnemer (alleen voor USA en
    Canada)
    Om de machine te starten moet:
    - de versnellingspook in de vrijloop staan (geldt voor de Classic)
    - het rempedaal zijn ingedrukt
    - de bestuurder op de stoel zitten
    - de inschakelhendel van de krachtafnemer zich in de onderste stand bevinden (= de krachtaf-
    nemer is uitgeschakeld)
    Voor ieder gebruik moet de werking 
    van het veiligheidssysteem worden ge-
    controleerd!
    Controleer dit op de volgende wijze:
    - start de motor, ga op de stoel zitten, zet de ver- snellingspook in de eerste versnelling, til uw
    lichaam even op van de stoel - de motor moet stoppen (geldt voor de Classic)
    - start de motor, ga op de stoel zitten, druk het aandrijfpedaal in zodat de machine gaat bewe-
    gen, laat het aandrijfpedaal los - de machine
    moet stoppen (geldt voor de President)
    - start de motor, ga op de stoel zitten, druk het aandrijfpedaal in zodat de machine gaat bewe-
    gen, schakel de cruise  control in, til uw lichaam
    even op van de stoel - de machine moet stoppen
    (geldt voor de Pro16 - Pro18)
    - start de motor, ga op de stoel zitten, druk het aandrijfpedaal in zodat de machine gaat bewe-
    gen, schakel de cruise control in, trap op het
    rempedaal - de machine moet stoppen (geldt
    voor de Pro16 - Pro18)
    - start de motor, ga op de stoel zitten, schakel de krachtafnemer in, til uw lichaam even op van de
    stoel - de krachtafnemer moet worden uitge-
    schakeld (geldt voor alle machines)
    Als het veiligheidssysteem niet werkt, 
    mag de machine niet worden gebruikt! 
    Breng de machine voor controle naar 
    een servicewerkplaats. 
    STARTEN VAN DE MOTOR
    1. Open de benzinekraan (afb 11).
    2. Controleer dat de bougi ekabel op zijn plaats zit.
    3. Controleer of de krachtafnemer uitgeschakeld 
    is.
    4a. Classic:
    Zet de versnellingspook in de neutrale stand.
    4b. President-Pro16-Pro18:
    Hou uw voet niet op het aandrijfpedaal.
    5a. Classic-President:
    Koudestart - zet de gashendel in de chokestand. 
    Warme start - zet de gashendel in volgas (1 - 1,5 
    cm onder de chokestand).
    5b. Pro16-Pro18:
    Zet de gashendel in volgas. Koude start - trek de 
    chokehendel volledig uit.  Warme start - raak de 
    chokehendel niet aan.
    6. Duw het rempedaal volledig in.
    7. Draai de startsleutel om en start de motor.
    8a. Classic-President:
    Wanneer de motor gestart is, duw de gashendel 
    dan geleidelijk naar volgas als u de choke gebruikt 
    heeft. 
    						
    							
    NEDERLANDSNL
    8b. Pro16-Pro18:
    Wanneer de motor gestart is, duw de chokehendel 
    dan geleidelijk in als u de choke gebruikt heeft.
    9. Belast bij een koude start de machine niet on-
    middellijk na het starten maar laat de motor een 
    paar minuten draaien. Dan wordt de olie opge-
    warmd. 
    STOPPEN
    Zet de krachtaansluiting vrij. Trek de parkeerrem 
    aan. 
    Laat de motor 1 - 2 minuten stationnair lopen. De 
    motor afzetten door de star tsleutel om te draaien.
    Sluit de benzinekraan. Dit is vooral belangrijk 
    wanneer de machine op b.v. een aanhanger wordt 
    vervoerd. Als u de machine onbeheerd achterlaat, 
    moet u de bougiekabel losmaken van de 
    bougie. Neem ook de sleutel uit het 
    startslot.
    Na het maaien is de motor erg warm. 
    Raak de geluiddemper, de cylinders of 
    de koelribben niet aan. Anders kunt u 
    brandwonden oplopen. 
    Machines met katalysator:
    Tijdens het rijden wordt de katalysator erg heet. 
    Nadat de motor is stopgezet, blijft de katalysator 
    nog lange tijd warm.
    Let op brandgevaar:
    - parkeer niet in de buurt van brandbare voor- werpen.
    - dek de machine niet af voordat de katalysator is afgekoeld.
    RIJDEN
    Zorg er altijd voor dat er voldoende olie in de mo-
    tor is bij het rijden van hellingen (oliepeil op 
    “FULL”). 
    Wees voorzichtig op hellingen. Stop of 
    start niet plotseling wanneer u een hel-
    ling op- of afrijdt. Rijd nooit dwars over 
    een helling. Rijd van boven naar bene-
    den en beneden naar boven. 
    De machine mag, met daarop originele 
    accessoires gemonteerd, op een helling 
    met een hoek van maximaal 10° rijden, 
    ongeacht de richting. Rijd langzamer op hellingen en bij het 
    nemen van een bocht om te voorkomen 
    dat de machine kantelt of dat u controle 
    over de machine verliest.
    N.B.! Voor u een aanhanger  gebruikt, moet u eerst 
    contact opnemen met uw verzekeringsmaatschap-
    pij.
    N.B.! Deze machine is niet  bedoeld voor rijden op 
    de openbare weg.
    Draai het stuur niet volledig naar één 
    kant wanneer u in de hoogste versnel-
    ling rijdt en vol gas geeft. Anders kan de 
    machine kantelen.
    Houd handen en vingers uit de buurt 
    van het midden en de zitconsole. And-
    ers kunnen ze beklemd raken. Gebruik 
    de machine nooit zonder motorkap.
    Als u de machine gebruikt - geef altijd vol gas.
    ONDERHOUD
    Voer nooit service uit aan de machine 
    zonder eerst:
    - de motor uit te schakelen
    - de startsleutel uit het contact te halen
    - de bougiekabel los te koppelen van de 
    bougie
    - de parkeerrem in te schakelen 
    - de krachtafnemer te ontkoppelen 
    SCHOONMAKEN
    Om brandgevaar te voorkomen:
    - houd de motor, geluiddemper, accu en 
    brandstoftank vrij van gras, blad en 
    olie.
    - controleer regelmatig of de machine 
    olie en/of brandstof lekt.
    NB! Als u een hogedrukreiniger gebruikt, richt de 
    straal dan niet rechtstreeks op de transmissie.
    MOTOR-OLIE VERVERSEN 
    Classic-President:
    Ververs de olie de eerste keer na 5 werkuren, en 
    daarna om de 50 draaiuren of één keer per seizoen. 
    Ververs de olie wanneer de motor warm is.
    Gebruik olie van goede kw aliteit (serviceklas SE, 
    SF of SG). 
    						
    							
    NEDERLANDSNL
    Pro16-Pro18:
    Ververs de olie de eerste keer na 8 werkuren, en 
    daarna om de 50 werkuren of één keer per maand. 
    Ververs de olie wanneer de motor warm is.
    Gebruik olie van goede kwaliteit (serviceklas SE, 
    SF of SG).
    Classic-President-Pro16-Pro18:
    Ververs de olie om de 25 werkuren of één per 
    week wanneer de motor extra hard moet werken of 
    bij hoge temperaturen moet werken.
    Na het maaien is de motorolie erg 
    warm. Laat de motor daarom eerst een 
    paar minuten afkoelen voor u de olie af-
    tapt.
    1. De olieaftapplug C losschroeven (afb 12 - 13). 
    Laat de olie in een bak lopen. Zorg ervoor dat er 
    geen olie op de V-riemen komt. 
    2. De olieplug weer monteren.
    3. De oliepeilstok wegnemen en nieuwe olie vul-
    len.
    Hoeveelheid olie:
    Classic - 1,4 liter
    President - 1,4 liter
    Pro16, Pro18 - 1,4 liter wann eer men het oliefilter 
    niet vervangt. 1,7 liter wa nneer men het oliefilter 
    vervangt.
    Olietype zomer: SAE-30
    (Ook SAE 10W-30 kan gebruikt worden. In dit 
    laatste geval kan het olieverbruik echter iets hoger 
    liggen en moet het oliepeil iets vaker gecontroleerd 
    worden).
    Olietype winter: SAE 5W-30
    (indien niet verkrijgbaar, neem dan SAE 10W-30). 
    Geen toevoegsles bij de olie gebruiken.
    Niet te veel olie vullen. Dan kan de motor te warm 
    worden.
    Het oliepeil na iedere keer bijvullen controleren. 
    Het peil moet tot “FULL” reiken. 
    TRANSMISSIE-OLIE VERVERSEN 
    (President - Pro16 - Pro18)
    Ververs de olie de eerste keer na 50 uur rijden, 
    daarna om de 250 uur of één keer per seizoen.
    Gebruik SAE 20W-50 olie van goede kwaliteit 
    (serviceklas SE, SF of SG).
    Totale oliehoeveelheid: President - 1,6 liter
    Pro16, Pro18 - 3,3 liter
    N.B.! Vanwege de constructie van de transmis-
    sie loopt slechts 80% van de totale hoeveelheid 
    uit de transmissie wanneer men de olie ververst.
    De resterende olie en de verse olie vermengen zich 
    na het verversen met elkaar in de transmissie.
    Om die reden mag u niet te
     veel olie bijvullen tij-
    dens het verversen. Controleer tijdens het vullen 
    regelmatig het oliepeil.
    Het is erg belangrijk dat de olie die in de 
    transmissie komt, schoon is. Er mogen 
    geen vuildeeltjes in het systeem komen. 
    Vuil kan de transmissie permanent be-
    schadigen.
    President:
    1. Schroef de olie-aftapplug D los. De plug zit 
    rechts, vanaf de achterkant gezien (afb 14 en 25). 
    Laat de olie in een emmer of iets dergelijks lopen.
    2. Schroef de olie-aftapplug terug op zijn plaats.
    3. Verwijder de oliepeilst ok en vul verse olie bij. 
    Pro16-Pro18:
    1. Demonteer het deksel van het oliereservoir (afb 
    10).
    2. Schroef de olie-aftapplug E los. De plug zit 
    links, vanaf de achterkant gezien (afb 15 en 26). 
    Laat de olie in een emmer of iets dergelijks lopen.
    3. Schroef de olie-aftapplug terug op zijn plaats.
    4. Maak slang F los van de onderkant van het olie-
    reservoir (afb 16). 
    5. Om het olie verversen te vereenvoudigen wordt 
    aanbevolen om bijvoorbeeld een pomp te gebrui-
    ken (figuur 16 toont de STIGA-pomp, onderdeel-
    nr. 1134-3898-01).
    6. Vul de pomp met olie. Steek vervolgens de nip-
    pel in slang F en druk de olie langzaam in de trans-
    missie.
    7. Sluit de slang aan op het oliereservoir.
    8. Vul olie bij in het oliereservoir. ONTLUCHTEN (President - Pro16 - 
    Pro18) 
    Nadat u olie heeft bijgevuld, is het soms nodig om 
    de transmissie te ontluchten.
    1. Til het achterste gedeelte van de machine op zo- 
    						
    							
    NEDERLANDSNL
    dat de aandrijfwielen vrij komen van de grond.
    2. Start de motor en laat hem stationair draaien.
    3. Druk het aandrijfpedaal in, afwisselend voor en 
    achter.
    4. Wanneer de aandrijfwielen beginnen te draaien, 
    moet u de machine terug neerzetten op de wielen.
    5. Duw de machine naar  achter terwijl u het voor-
    ste gedeelte van het aandrijfpedaal naar beneden 
    drukt. Duw daarna de mach ine naar voor terwijl u 
    het achterste gedeelte van het aandrijfpedaal naar 
    beneden drukt.
    6. Wanneer de machine in beweging komt, moet u 
    vol gas geven.
    7. Voer een paar keer een snelle start en stop uit tot 
    de snelheid van de machine normaal is.
    Opm. U kunt al een eerste keer ontluchten wanneer 
    u de olie bijvult. Draai terw ijl u de olie bijvult, de 
    poelie manueel rond.
    OLIEFILTER VERVANGEN (Pro16 - 
    Pro18)
    Vervang het oliefilter om de 100 werkuren.
    Voor u het nieuwe filter vastschroeft moet de fil-
    terpakking ingeolied worden met motorolie.
    Schroef het filter G manueel vast tot de filterpak-
    king de filterbevestigi ng raakt. Draai nog eens ¾ 
    omwenteling vast (afb 13).
    Start en laat de motor 30 seconden draaien. Scha-
    kel de motor uit. Control eer het oliepeil. Vul olie 
    bij indien de olie niet  tot aan “FULL” komt op de 
    peilstok.
    Start de motor en controleer hem op een eventueel 
    olielek. 
    SMERING
    De machine heeft vier smeernippels H die iedere 
    25 bedrijfsuren met universeel vet gesmeerd moe-
    ten worden (afb 17 - 18). 
    Alle plastic lagers moeten een paar keer per sei-
    zoen gesmeerd worden met universeel vet. 
    Smeer de stuurketting een paar keer per seizoen in 
    met universeel vet. Als de  stuurketting erg vuil is - 
    demonteer de ketting, was ze en smeer ze opnieuw.
    De verbindingen van de spanarm moeten een paar 
    keer per seizoen gesmeerd worden met motorolie. Laat een paar druppels motorolie aan beide zijden 
    van de gasdraad lopen, twee maal per seizoen.
    Classic:
    De transaxel is bij aflevering van e fabriek met olie 
    (SAE 80W-90) gevuld. Als hij niet geopend wordt 
    (mag alleen maar door een vakman gedaan wor-
    den) hoeft men in de regel geen olie bij te vullen. 
    ACCU
    Het zuurpeil regelmatig controleren.
    Het zuurpeil moet tussen “UPPER” en “LOWER” 
    van de accu liggen. Gebruik uitsluitend gedestil-
    leerd water (accuwater) om het zuurpeil te corrige-
    ren.
    Het accuzuur is erg bijtend en kan 
    huidverwondingen veroorzaken en uw 
    kleren beschadigen. Draag rubber 
    handschoenen en een beschermbril. 
    Adem de dampen niet in.
    Houd de accu recht zodat het accuzuur 
    niet op uw handen en kleren kan lopen. 
    Als dit toch gebeurt moet u overvloedig 
    met water spoelen.
    Als de polen van de accu geoxideert zijn, moeten 
    ze schoongemaakt worden. De accupolen met een 
    staalborstel schoonmaken en met vet insmeren. 
    LUCHTFILTER
    Reinig het voorfilter I om de 3 maanden of om de 
    25 werkuren, afhankelijk van wat het eerst van toe-
    passing is.
    Reinig het papierfilter J één  keer per jaar of om de 
    100 werkuren, afhankelijk van wat het eerst van 
    toepassing is (afb 19 - 20). 
    NB! Reinig vaker indien de machine in stoffige 
    omstandigheden moet werken.
    1. Verwijder de beschermkap van de luchtfilter en 
    de schuimplastic filter. 
    2. Reinig de schuimplastic filter in een vloeibaar 
    afwasmiddel en water. Wring de filter uit tot deze 
    droog is. Giet wat olie op de filter en wrijf de olie 
    erin.
    3. Draai de moer die de  papieren filter vasthouden, 
    los en verwijder ze. Haal de papieren filter eruit en 
    maak het luchtfilthuis zorgvuldig schoon om vuil 
    worden van de carburateur te voorkomen.
    4. Maak de papieren filter als volgt schoon. Klop  
    						
    							
    NEDERLANDSNL
    deze licht tegen een glad oppervlak. Als de filter 
    erg vuil is, dient deze te worden vervangen.
    5. Monteer in omgekeerde volgorde.
    Bij het schoonmaken van de papieren filter mogen 
    geen petroleum oplosmiddelen worden gebruikt. 
    Deze oplosmiddelen vernielen de filter.
    Gebruik geen perslucht bij het schoonmaken van 
    de papieren filter. De papieren filter mag niet wor-
    den ingeölied. 
    KOELLUCHTINLAAT
    De motor is luchtgekoeld. Als het koelsysteem 
    verstopt is gaat de moto r kapot. tenminste één maal 
    per jaar of iedere 100 draaiuren moet de motor 
    schoongemaakt worden.
    Demonteer de ventilatorka p. Maak de koelflenzen 
    van de cylinder, de ventil ator en het draaiend roos-
    ter schoon (afb 21 - 22). Vaker schoonmaken als U 
    droog gras maait. 
    BOUGIE
    Een veroliede en verroete bougie met verbrandde 
    electroden maakt het starten van de motor moei-
    lijk.
    De bougie met een metaalborsteltje (niet zandstra-
    len) schoonmaken en de afstand van de electroden 
    weer op 0.75 mm afstellen. 
    Vervang de bougie als de elektroden te erg ver-
    brand zijn. Gebruik bougie bus AC en draaipen AD 
    uit de accessoireszak om de bougie te vervangen. 
    De motorfabrikant beveelt het volgende aan:
    Classic-President: Champion J19LM.
    Pro16-Pro18: Champion RC12YC 
    CARBURATOR
    De carburator is bij leveri ng juist ingesteld en moet 
    normaal niet bijgeregeld worden.
    Als de carburator toch bijgeregeld moet worden, 
    neem dan contact op met een servicepunt.
    KABEL VAN DE KRACHTAFNEMER 
    BIJSTELLEN (geldt niet voor Pro18)
    Als de V-riem tussen de motorriemschijf en de 
    centrumschijf slipt wanneer de krachtafnemer in-
    geschakeld is, kan de kabel van de krachtafnemer 
    gespannen worden met de twee kabelstelschroe-
    ven K (afb 23).
    V - RIEMEN VERVANGEN
    De V-riemen kunnen vervangen worden terwijl de 
    machine op de wielen rust.
    Opm. Om het vervangen van  de riemen te illustre-
    ren, wordt de machine afgebeeld van onder gezien, 
    liggend op zijn zij (afb 24 - 26).
    Gebruik altijd originele  riemen. Die passen precies 
    en gaan het langst mee.
    V-RIEM MOTOR - KRACHTAFNEMER
    Met krachtafnemer bedoelen we de dubbele poelie 
    L die in het midden van de machine zit, en die ge-
    bruikt wordt om, via een afzonderlijke V-riem, het 
    maai-aggregaat/accessoires aan te drijven.
    1. Demonteer de V-riem die van de krachtafnemer 
    naar het maai-aggregaat/accessoire gaat.
    2. Schroef de spanrol M los.
    3. Verwijder de V-riem uit de onderste groef N van 
    de motorpoelie.
    4. Verwijder de V-riem uit de bovenste groef van 
    de krachtafnemer.
    5. Vervang de V-riem en monteer alles weer in 
    omgekeerde volgorde.
    V-RIEM MOTOR - TRANSMISSIE
    1. Demonteer de V-riem tussen de motor en de 
    krachtafnemer. Zie hierboven.
    2a. Classic:
    Hou het linker pedaal (de koppeling) ingedrukt.
    2b. President-Pro16-Pro18:
    Hou het linker pedaal (de rem) ingedrukt.
    3. Classic:
    Maak de riemgeleidingen bij de poelie van de 
    transmissie los en draai ze opzij.
    4. Schroef de spanrol O los.
    5. Demonteer de V-riem van de poelie van de 
    transmissie. (Pro16-Pro18: trek de V-riem door de 
    ventilator).
    6. Verwijder de V-riem uit de bovenste groef N 
    van de motorpoelie.
    7. Vervang de V-riem en monteer alles in omge-
    keerde volgorde.  
    						
    							
    NEDERLANDSNL
    LIGGING VAN DE VERSNELLINGEN 
    BIJSTELLEN (Classic)
    Als de ligging van de versnellingen niet klopt met 
    de aanduidingen op het instrumentenpaneel kan de 
    versnellingskabel afgesteld worden bij de kogelge-
    wrichten P van de versnellingskabel (afb 24). 
    KOPPELING BIJSTELLEN (Classic)
    De koppelingskabel moet zo afgesteld worden dat 
    de koppelingspedaal ongeveer 10 mm speling 
    heeft. De speling wordt afgesteld met de kabelaf-
    stelling Q op de koppelingskabel (afb 24).
    AANDRIJFPEDAAL BIJSTELLEN 
    (President - Pro16 - Pro18)
    KABEL
    Wanneer de transmissie in de neutrale stand staat 
    (machine staat stil) moet het aandrijfpedaal zo in-
    gesteld zijn dat de afstand tussen het voorste ge-
    deelte van het pedaal en de vloerplaat 85 - 90 mm 
    bedraagt en tussen het achterste gedeelte van het 
    pedaal en de vloerplaat 50 - 55 mm (afb 27).
    De positie van het aandrijfpedaal kan aan beide 
    uiteinden van de kabel bijgesteld worden:
    1. Maak de haakse verbinding R bij het aandrijfpe-
    daal en/of bij de transmissie los (afb 25 - 26).
    2. Stel de positie van he t aandrijfpedaal bij door de 
    haakse verbinding naar binnen of buiten toe op de 
    kabel te schroeven.
    3. Schroef daarna de haakse verbinding opnieuw 
    vast bij het aandrijfpe daal/de transmissie.
    PEDAALAANSLAGEN 
    Na het vervangen of het bijstellen van de kabel is 
    het belangrijk dat de pedaalaanslagen correct inge-
    steld zijn. Anders kan de transmissie ernstig be-
    schadigd worden.
    1. Schroef de pedaalaanslag S volledig omlaag 
    (afb 27).
    2. Druk het voorste gedeelte van het aandrijfpedaal 
    zover mogelijk naar beneden (= eindpositie van de 
    transmissie).
    3. Laat daarna de voorka nt van het aandrijfpedaal 
    ca. 5 mm omhoog komen.
    4. Schroef de pedaalaanslag zover omhoog dat hij 
    de onderkant van het pedaal raakt.
    5. Haal de borgmoer van de pedaalaanslag aan. De voorwaartse beweging van het aan-
    drijfpedaal mag niet beperkt worden 
    door de eindpositie van de transmissie. 
    Anders kunnen er ernstige beschadigin-
    gen ontstaan.
    6. Stel daarna de pedaalaanslag bij onder het ach-
    terste gedeelte van het aandrijfpedaal. De achter-
    waartse beweging van het aandrijfpedaal moet 
    ongeveer de helft van de voorwaartse beweging 
    bedragen. 
    AFSTELLEN VAN DE STUURKA-
    BELS (Classic - President)
    Na een paar uur lopen moeten de stuurkabels bij-
    gesteld worden. 
    Zet de machine in “recht vooruit”-positie.
    Span de stuurkabels aan door aan de moeren T te 
    draaien. De schroefuiteinden van de stuurkabels 
    moeten vastgehouden worden tijdens het bijstel-
    len. Gebruik hiervoor een Engelse sleutel of iets 
    dergelijks (afb 28).
    Stel beide kabels zo bij dat de afstand tussen de ka-
    belwielen U en de ketting aan beide zijden even 
    groot wordt.
    Stel bij tot er geen speling meer is.
    Als het bijstellen klaar is, draai dan in beide rich-
    tingen aan het stuur zover u kunt. Controleer of de 
    ketting niet in de kabelwielen loopt en of de stuur-
    kabels niet in de stuuraandrijving lopen.
    AFSTELLEN VAN DE STUURKET-
    TING (Pro16 - Pro18)
    De stuurketting dient om de 50 uur te worden afge-
    steld.
    Zet de machine in de stand “recht vooruit”.
    Span de stuurketting door de moeren T aan te 
    draien (afb 33). Afstellen totdat elke speling is ver-
    dwenen.
    Span de stuurketting niet te strak. Daarmee wordt 
    sturen zwaarder, terwijl de  slijtage van de stuurket-
    ting toeneemt.
    REMMEN BIJSTELLEN
    De rem mag niet zo hard bijgesteld worden dat hij 
    tijdens het rijden ingeschakeld is wanneer het rem-
    pedaal onbelast is. 
    						
    							
    NEDERLANDSNL
    Classic:
    Stel de remkabel in bij de kabelinstellingen V zo-
    dat de remarm ca. 1 mm van de remaanslag ligt, 
    wanneer het rempedaal niet ingedrukt is (afb 24 en 
    29 - 30).
    Maak de borgmoer los en schroef de stelmoer X 
    (afb 30) op de gewenste hoogte. Haal de borgmoer 
    aan.
    President:
    Stel de remkabel zo in dat er een speling van ca. 10 
    mm in het rempedaal is. De speling wordt inge-
    steld met behulp van de kabelinstellingen Y (afb 
    25 en 31).
    Controleer na het instellen dat de kop-
    peling altijd geactiveerd wordt voor de 
    rem.
    Indien dit niet het geval is, stel dan de afzonderlij-
    ke koppelingkabel W in (afb 25).
    Pro16-Pro18:
    Stel de gecombineerde rem/koppelingkabel zo in 
    dat er een speling van ca. 10 mm in het rempedaal 
    is. De speling wordt ingesteld met behulp van ka-
    belinstellingen Y (afb 26). Zorg er bij het instellen voor dat de 
    koppelingsfunctie van de kabel altijd 
    geactiveerd wordt voor de remfunctie.
    Stel daarna de trommelrem in met behulp van de 
    stelmoer Z (afb 32). 
    STIGA behoudt zich het recht voor om de produkten te wijzi-
    gen zonder voorafgaande waarschuwing. 
    EG - VERKLARING VAN
    OVEREENSTEMMING
    Model: Park
    Type: P401
    Artikelnr.: 13-1258, 13-1358, 13-1458, 13-1818, 13-1442, 13-1443, 13-1446, 13-1448
    Serienr.: Zie het machine
    Fabrikant: STIGA AB, Postbus 1006, S-573 28 Tranås, Zweden
    Produkt: Gazonmaaier met verbrandingsmotor
    Dit produkt is in overeenstemming met:
    - Richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit 89/ 336/EEG
    - Machinerichtlijnen 89/392/EEG, 91/368/EEG en 93/44/EEG, met speciale verwijzingen naar Aan-
    hangsel 1 van de Richtlijn t.a.v. wezenlijke gezond-
    heids- en veiligheidsvoorschriften in verband met
    constructie en produktie.
    Plaats: Tranås, 1 januari 1998
    Handtekening: Hoofd Produktie 
    						
    							
    Par k
    Classic Par k
    President Park
    Pro 16 Park
    Pro 18
    3400 min-1
    9.3 kW 3400 min
    -1
    9.3 kW3400 min
    -1
    11.8 kW 3400 min
    -1
    13.2 kW
    4.5 m/s
    24.5 m/s2< 2.5 m/s2< 2.5 m/s2
    < 0.5 m/s2< 0.5 m/s2< 0.5 m/s2< 0.5 m/s2
    < 10° < 10° < 10° < 10°
    < 10° < 10° < 10° < 10°
    < 10° < 10° < 10° < 10°
    100B: 100 dB(A)
    102M: 99 dB(A) 100B: 99 dB(A)
    102M: 99 dB(A)
    110S: 100 dB(A)100B: 98 dB(A)
    102M: 97 dB(A)
    110S: 100 dB(A)
    121M: 99 dB(A)100B: 97 dB(A)
    102M: 97 dB(A)
    121M: 98 dB(A)
    100B: 87 dB(A)
    102M: 85 dB(A) 100B: 87 dB(A)
    102M: 85 dB(A)
    110S: 87 dB(A)100B: 86 dB(A)
    102M: 84 dB(A)
    110S: 88 dB(A)
    121M: 86 dB(A)100B: 84 dB(A)
    102M: 84 dB(A)
    121M: 86 dB(A)
    LWA 
    						
    							
    MOWING AHEAD
    Box 1006 · SE-573 28 TRANÅSwww.stiga.com 
    						
    All Stiga manuals Comments (0)

    Related Manuals for Lawn Tractor 8211 0211 06 Stiga Park Pro18 Pro16 President Classic Operators Manual Dutch Version