Home
>
Stiga
>
Lawn Mower
>
Stiga Lawn Mower PARK 4WD 92 M, 107 M, 107 M HD, 121 M, 110 Combi Pro, 125 Combi Pro Instructions Manual Dutch Version
Stiga Lawn Mower PARK 4WD 92 M, 107 M, 107 M HD, 121 M, 110 Combi Pro, 125 Combi Pro Instructions Manual Dutch Version
Have a look at the manual Stiga Lawn Mower PARK 4WD 92 M, 107 M, 107 M HD, 121 M, 110 Combi Pro, 125 Combi Pro Instructions Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

STIGA PARK 4WD 92 M 107 M 107 M HD 121 M 110 Combi Pro 125 Combi Pro 8211-0543-03

2 125 Combi Pro 110/125 Combi Pro 121 M 107 M HD ABCB E F Torx T30 To r x T 3 0 110/125 Combi Pro G H I 110/125 Combi Pro 1 2 110/125 Combi Pro 121 M 107 M HD 110/125 Combi Pro 10 mm 10 mm 3 5 7 121 M1 4 6 8 121 M2

3 92/107 M ABDB 10 mm13 mm 13 mm J K L 110/125 Combi Pro M 11 13 107 M HD 159 92/107 12 92/107 M 14 1610 92/107

4 92/107 M 107 M HD 121 M 1/3 92/107 M 121 M 5 mm 110/125 Combi Pro 107 M HD 19 21 23 17 20 22 24 18

5 O 110/125 Combi Pro Q 9,8 Nm P 24 Nm24 Nm 92/107 M 107 M HD 121 M 45 Nm 110 Combi Pro O N 107 M HD 24 Nm 125 Combi Pro 27 29 25 28 30 26

45 NEDERLANDSNL 1 ALGEMEEN Dit symbool geeft een WAARSCHU- WING weer. Als de instructies niet nauwkeurig worden opgevolgd, kan dit leiden tot ernstige persoonlijke verwon- dingen en/of schade. Lees de gebruikershandleiding en de veiligheidsinstructies voor gebruik goed door. 1.1 SymbolenOp de machine ziet u de volgende symbolen om u eraan te herinneren dat voorzichtigheid en oplet- tendheid bij gebruik geboden is. Betekenis van de symbolen: Waarschuwing! Lees vóór gebruik van de machine de ge- bruikershandleiding en de veiligheids- voorschriften. Waarschuwing! Zorg dat uw handen of voeten niet onder de kap komen als de machine loopt. Waarschuwing! Kijk uit voor weggegooide voorwerpen. Houd omstanders op afstand. Waarschuwing! Vóór het verrichten van reparaties de bou- giekabel ontkoppelen van de bougie. 1.2 Verwijzingen 1.2.1 Afbeeldingen De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn genummerd met 1, 2, 3 etc. Onderdelen in afbeeldingen worden aangegeven met A, B, C etc. Een verwijzing naar onderdeel E in afbeelding 5 wordt als volgt weergegeven: “5:E”. 1.2.2 Titels De titels in deze gebruikershandleiding zijn op de volgende manier genummerd: “2.3.2” is een subtitel van “2.3” en wordt onder deze titel vermeld. Wanneer naar een titel wordt verwezen, wordt al- leen het nummer van deze titel aangegeven. Bij- voorbeeld “Zie 2.3.2”. 2 BESCHRIJVING 2.1 AlgemeenHet maaidek moet worden gebruikt op Park-ma- chines van Stiga met vierwielaandrijving. Het maaidek is leverbaar in één van de volgende versies: • Met handmatige instelling van de hoogte. • Met elektrische instelling van de hoogte. 2.2 Bedieningsmechanismen, 110/ 125 Combi Pro 2.2.1 Instelling maaihoogte De maaihoogte kan worden ingesteld tussen 25 en 90 mm. Elektrische bediening maaihoogte De instelling kan met een schakelaar onbeperkt worden aangepast. Handmatige instelling maaihoogte De instelling kan met een hendel op verschillende vaste standen worden ingesteld. Zie afb. 1. 2.2.2 Voorwaarts kantelen Door de twee pinnen een gaatje lager dan de basi- sinstelling te verplaatsen kan het achterdeel van het maaidek 12 mm worden opgetild. Zie afb. 2. 2.2.3 Monteren op achterzijde Het achterdeel van het maaidek wordt geborgd met de pinnen in afb. 2. 2.2.4 Monteren gereedschapslift Het maaidek wordt met een ketting en kniphaken op de gereedschapslift gemonteerd. Eén kniphaak bepaalt de werkstand en kan in de kettingschakels worden verplaatst om het hefver- mogen in te stellen. De andere kniphaak wordt gebruikt voor de reini- gingsstand. 2.3 Bedieningsmechanismen, 107 M HD 2.3.1 Instelling maaihoogte De maaihoogte kan worden ingesteld tussen 30 en 85 mm. Elektrische bediening maaihoogte De instelling kan met een schakelaar onbeperkt worden aangepast. Handmatige instelling maaihoogte De instelling kan met een hendel op verschillende vaste standen worden ingesteld. Zie afb. 9.

46 NEDERLANDSNL 2.3.2 Voorwaarts kantelen Door de twee pinnen een gaatje lager dan de basi- sinstelling te verplaatsen kan het achterdeel van het maaidek 12 mm worden opgetild. Zie afb. 13. 2.3.3 Monteren op achterzijde Het achterdeel van het maaidek wordt gezekerd met de pinnen in afb. 13. 2.4 Bedieningsmechanismen, 92/ 107 M 2.4.1 Instelling maaihoogte De maaihoogte kan worden ingesteld tussen 30 en 85 mm. De instelling kan met een hendel op verschillende vaste standen worden ingesteld. Zie afb. 9. 2.4.2 Voorwaarts kantelen Het achterdeel van het maaidek kan onbeperkt worden opgetild. Elke streep (12:J) komt overeen met 5 mm. De instelling wordt vergrendeld met schroeven (12:K). 2.4.3 Monteren op achterzijde Het achterdeel van het maaidek wordt geborgd met de vergrendeling (12:L). 2.4.4 Monteren gereedschapslift Het maaidek wordt met een ketting en haken op de gereedschapslift gemonteerd. Eén kniphaak bepaalt de werkstand en kan in de kettingschakels worden verplaatst om het hefver- mogen in te stellen. De andere kniphaak wordt gebruikt voor de reini- gingsstand. 2.5 Bedieningsmechanismen, 121 M 2.5.1 Instelling maaihoogte De maaihoogte kan tussen 30 en 85 mm worden in- gesteld. Elektrische bediening maaihoogte De instelling kan met een schakelaar onbeperkt worden aangepast. Handmatige instelling maaihoogte De instelling kan met een hendel op verschillende vaste standen worden ingesteld (7:G). 2.5.2 Voorwaarts kantelen Het achterdeel van het maaidek kan onbeperkt worden opgetild. De instelling wordt vergrendeld met schroeven (7:H). 2.5.3 Monteren op achterzijde Het achterdeel van het maaidek wordt gezekerd met de vergrendeling (7:I). 3 MONTAGE 3.1 De 110/125 Combi Pro monteren1. Plaats het maaidek vóór de machine. 2. Monteer de volgende onderdelen op beide wie- lassen: • Ring (3:B). • Maaidekophangingen (3:C). • Ring (3:B). • Borgring (3:A). 3. Verwijder aan beide kanten de pinnen en de rin- gen. Zie afb. 2. 4. Bevestig de armen aan elkaar. Zie afb. 4. 5. Hang het maaidek in de gereedschapslift. Zie afb. 14. 6. Als het maaidek is uitgerust met een elektrische hoogte-instelling, sluit dan de kabel aan op het stopcontact aan de rechtervoorkant van de ma- chine. Zie afb. 15. 3.1.1 Riem, 110/125 Combi Pro Het achterdeel van het maaidek moet op de grond rusten (het mag niet worden opgetild of geborgd). Bevestig de riem als volgt: 1. Stel de maximale maaihoogte in. 2. Verwijder de beschermkap van de riem (5:E). Het getal in de afbeelding geeft de sleutelmaat aan. 3. Verwijder de riemgeleider (5:F). 4. Leg de riem op de riempoelie (16:M). 5. Plaats de riem op de riempoelie. 6. Neem de hendel van riemspanner in uw linker- hand. Trek aan de hendel en vergroot met uw rechterhand en de riemspanner de spanning op de buitenkant van de riem. Zie afb. 16. 7. Plaats de riemgeleider en de beschermkap te- rug. Zie afb. 5. 8. De achterkant van het maaidek moet worden opgetild en gezekerd. Op machines met wielen van 17”: Bevestig de ringen en de pinnen in het bovenste gaatje. Zie afb. 2. Op machines met wielen van 16”: Bevestig de ringen en de pinnen in het middelste gaatje. Zie afb. 2.

47 NEDERLANDSNL 3.2 107 M HD, 121 M monteren1. Plaats het maaidek vóór de machine. 2. Monteer de volgende onderdelen op beide wie- lassen: • Ring (3:B). • Maaidekophangingen (3:C). • Ring (3:B). • Borgring (3:A). 3. Verwijder aan beide kanten de pinnen. Zie afb. 7:I en afb. 13. 4. Bevestig de armen aan elkaar. Zie afb. 4. 5. Hang het maaidek in de gereedschapslift. Zie afb. 17. 6. Als het maaidek is uitgerust met een elektrische hoogte-instelling, sluit dan de kabel aan op het stopcontact aan de rechtervoorkant van de ma- chine zie afb. 15. 3.2.1 Riem, 107 M HD, 121 M Het achterdeel van het maaidek moet op de grond rusten (het mag niet worden opgetild of geborgd). Bevestig de riem als volgt: 1. Zet de maaihoogte in de middenpositie 2. Verwijder de beschermkap van de riem. Zie afb. 8 en 10. Het getal in de afbeelding geeft de sleu- telmaat aan. 3. Leg de riem op de riempoelie (16:M). 4. Span de riem om de riempoelie. 5. Neem de hendel van riemspanner in uw linker- hand. Trek aan de hendel en vergroot met uw rechterhand en de riemspanner de spanning op de buitenkant van de riem. Zie afb. 16. 6. Breng de beschermkap van de riem weer aan. Zie afb. 8 en 10. 7. De achterkant van het maaidek moet worden opgetild en geborgd. 107 M HD op machines met wielen van 17”: Plaats de pinnen in het derde gat van boven. Zie afb. 13. 107 M HD op machines met wielen van 16”: Plaats de pinnen in het vierde gat van boven. Zie afb. 13. 121 M : Til het maaidek op en breng de pinnen aan (7:I). 3.3 92/107 M monteren1. Plaats het maaidek vóór de machine. 2. Monteer de volgende onderdelen op beide wie- lassen: • Ring (11:B). • Arm maaidek (11:D). • Ring (11:B). • Borgring (11:A). 3. Bevestig de armen aan de voorste hoeken van het maaidek. U moet nu het achterdeel van het maaidek omlaag en omhoog kunnen bewegen. 4. Hang het maaidek in de gereedschapslift. Zie afb. 17. 3.3.1 Riem, 92/107 M Het achterdeel van het maaidek moet op de grond rusten (het mag niet worden opgetild of geborgd). Bevestig de riem als volgt: 1. Stel de maximale maaihoogte in. 2. Verwijder de beschermkap van de riem. Zie afb. 10. Het getal in de afbeelding geeft de sleutel- maat aan. 3. Leg de riem op de riempoelie (16:M). 4. Span de riem om de riempoelie. 5. Neem de hendel van riemspanner in uw linker- hand. Trek aan de hendel en vergroot met uw rechterhand en de riemspanner de spanning op de buitenkant van de riem. Zie afb. 16. 6. Breng de beschermkap van de riem weer aan. Zie afb. 10. 7. Til het maaidek op totdat het wordt vergrendeld (12:L). 3.4 BandenspanningPas de bandenspanning als volgt aan: Voorzijde: 0,6 bar (9 psi). Achter: 0,4 bar (6 psi). 3.5 BasisinstellingOm optimaal te kunnen maaien, is de juiste basi- sinstelling noodzakelijk. Het maaidek staat in de basisinstelling wanneer de achterzijde 5 mm hoger dan de voorzijde staat. Dit betekent dat het maai- dek iets voorover kantelt. Basisinstelling uitvoeren zoals hieronder wordt beschreven. 3.5.1 Basisinstelling, 110/125 Combi Pro, 107 M HD Het maaidek staat in de basisinstelling als de han- delingen onder 3.1.1 en 3.2.1 zijn uitgevoerd.

48 NEDERLANDSNL 3.5.2 Basisinstelling, 92/107 M, 121 M Zie afb. 17 en voer de basisinstelling voor de 92/ 107 M en 121 M als volgt uit: 1. Zet de machine op een vlakke ondergrond. Maximaal toelaatbare horizontale verloop: ±1 mm/m. Vermijd hellingen in de buurt van af- voerputjes voor of achter de machine. 2. De banden moeten de juiste luchtdruk hebben. Zie 3.4. 3. Zet het maaidek in transportpositie en leg een planparallelle plaat onder het maaidek. 4. Zet een afstandsstuk van 5 mm hoog onder de achterkant op de plaat en verlaag het maaidek naar de werkpositie. 5. Draai de schroeven (7:H en 12:K) los, zodat het maaidek tegen de plaat en het afstandsstuk rust. Controleer of het maaidek ten opzichte van de machine niet schuin hangt. 6. Draai de schroeven (7:H en 12:K) vast tot 22 Nm. 7. Zet het maaidek in de transportpositie en ver- wijder de plaat. 4 MACHINE GEBRUIKEN Controleer of het gras dat u gaat maaien vrij is van vreemde voorwerpen zoals stenen etc. 4.1 MaaihoogteU krijgt de beste maairesultaten als eenderde van het gras wordt gemaaid. 2/3 van de lengte van het gras blijft dan staan. Zie afb. 19. Als het gras lang is en veel korter moet worden, kunt u beter twee keer maaien met verschillende maaihoogtes. Gebruik niet de laagste stand als het oppervlak van het gazon ongelijkmatig is. Anders loopt u het ge- vaar dat de messen beschadigd raken door het op- pervlak en dat de toplaag van het gazon wordt verwijderd. 4.2 HellingshoekHet achterdeel van het maaidek kan worden opge- tild zodat het maaidek een grotere voorwaartse hel- lingshoek heeft dan bij de basisinstelling. Deze hellingshoek beïnvloedt de maairesultaten als volgt. 4.2.1 Geen hellingshoek Als het maaidek in de basisinstelling staat, wordt het gras het beste versnipperd en verstrooid. De ba- sisinstelling wordt aanbevolen voor normaal gras.4.2.2 Hellingshoek Als het maaidek iets voorovergekanteld is, wordt het “Multiclip”-effect verminderd terwijl het ge- maaide gras beter wordt verstrooid. Voorover kantelen wordt aanbevolen voor dikker gras. 4.3 MaaiadviesVolg het onderstaande advies op voor een optimaal maairesultaat: • maai regelmatig. • gebruik de motor op volle kracht. • het gras moet droog zijn. • zorg dat de messen scherp zijn. • houd de onderzijde van het maaidek schoon. 4.4 110/125 Combi Pro 110/125 Combi Pro kan op de volgende twee ma- nieren gras maaien: • Multiclip: composteren en verdelen, • Achteruitworp: uitwerpen van het gras in één lijn achter het maaidek. De mulch-functie is altijd beschikbaar. Om het gras in één lijn achter het maaidek uit te werpen, moet de plug in afb. 6 worden verwijderd. Zet het maaidek in de reinigingsstand (zie 5.2) om de plug te verwijderen/installeren. 5 ONDERHOUD 5.1 VoorbereidingService en onderhoud moet altijd worden uitge- voerd aan een stilstaande machine met een uitge- schakelde motor. Zorg dat de machine niet kan wegrol- len. Gebruik daarom altijd de parkeer- rem. Zet de motor af. Voorkom ongewenst starten door de bougiekabel van de bougie te ontkoppe- len en de contactsleutel te verwijderen.

49 NEDERLANDSNL 5.2 Reinigingsstand1. Schakel de parkeerrem in. 2. Zet de gereedschapslift in de transportstand. 3. Stel de maximale maaihoogte in. 4. 110/125 Combi Pro, 107 M HD, 121 M: Verwijder het achterdeel van het maaidek door de pinnen en ringen te verwijderen. Zie afb. 2, 7:I en 13. 92/107 M: Til het achterdeel van het maaidek op, maak de vergrendeling los (12:L) en breng het maaidek naar beneden. 5. Pak het voorste deel van het maaidek vast en til het op. Bevestig de ketting zo dat het maaidek diagonaal naar boven is gericht. Zie afb. 20-23. Het is absoluut verboden om de motor te starten wanneer het maaidek in de reinigingsstand staat. Zet de 110/125 Combi Pro in de werkstand zoals beschreven onder 3.1.1, punt 8. Zet de 107 M HD in de werkstand zoals beschre- ven onder 3.2.1, punt 7. Zet de 121 M in de werkstand zoals beschreven on- der 3.2.1, punt 7. Zet de 92/107 M in de werkstand zoals beschreven onder 3.3.1, punt 7. 5.3 Servicestand1. Schakel de parkeerrem in. 2. Zet de gereedschapslift in transportstand. 3. 110/125 Combi Pro, 92/107 M: Stel de hoogste maaistand in. 107 M HD, 121 M: Zet de maaihoogte in de middenpositie. 4. Als het maaidek is uitgerust met een elektrische hoogte-instelling, ontkoppel dan de kabel van de machine. Zie afb. 15. 5. 110/125 Combi Pro: Verwijder pinnen en ringen. Zie afb. 2. 107 M HD: Verwijder pinnen en ringen. Zie afb. 13. 92/107 M : Til het achterdeel van het maaidek op, maak de vergrendeling los (12:L) en breng 121 M naar beneden: Ontkoppel het achterdeel van het maaidek door de pinnen te verwijderen (7:I). 6. Verwijder de beschermkap van de riem. Zie afb. 5:E, 8 en 10. Het getal in de afbeelding geeft de sleutelmaat aan. 7. Alleen 110/125 Combi Pro: Verwijder de riemgeleider (5:F). 8. Neem de hendel van riemspanner in uw linker- hand. Trek aan de hendel en maak de riemspan- ner met uw rechterhand los van de riem. Zie afb. 16. 9. Haal de riem van de poelie.10.Pak het voorste deel van het maaidek vast en til het op. Til het voorste deel op tot het maaidak volledig verticaal staat en het achterdeel op de grond rust. Zie afb. 24. Zet de 110/125 Combi Pro in de werkstand zoals beschreven onder 3.1. Zet de 107 M HD in de werkstand zoals beschre- ven onder 3.2. Zet de 92/107 M in de werkstand zoals beschreven onder 3.3. Zet de 121 M in de werkstand zoals beschreven on- der 3.2. 5.4 ReinigingReinig de onderkant van het maaidek na elk ge- bruik. Zet het maaidek in de reinigingsstand. Reinig de onderkant van het maaidek grondig. Ge- bruik een hogedrukreiniger, schraper en/of borstel. Herstel lakbeschadigingen wanneer de oppervlak- ken volledig droog een schoon zijn. Gebruik duur- zame gele verf die geschikt is voor gebruik buitenshuis en op metaal. 5.5 Wielen110/125 Combi Pro is uitgerust met twee zelfsme- rende verticale aandrijfassen (25:O). 107 M HD is uitgerust met twee zelfsmerende ver- ticale aandrijfassen (26:O) en twee zelfsmerende wielassen (26:N). De smeergaten moeten na 50 werkuren worden ge- smeerd met universeel vet. 5.6 Messen vervangen Draag bij het verwisselen van messen werkhandschoenen om te voorkomen dat u zich snijdt. Controleer altijd of de messen scherp zijn. Dan krijgt u het beste maairesultaat. Controleer de messen altijd als deze ergens tegen hebben gestoten. Als de messen zijn beschadigd, moeten de beschadigde onderdelen worden ver- vangen. Gebruik altijd originele reserveonder- delen. Niet-originele reserveonderdelen kunnen verwondingen veroorzaken, ook al passen ze in de machine. Het maaidek is voorzien van messen volgens de onderstaande alternatieven: • Afzonderlijke messen die worden vastge- schroefd op de mesbladen. Zie afb. 27. • Mes uit één stuk. Zie afb. 28-29.