Home
>
Stiga
>
Lawn Mower
>
Stiga Lawn Tractor 8211 0001 70 Compact Hst, 4wd Operators Manual Dutch Version
Stiga Lawn Tractor 8211 0001 70 Compact Hst, 4wd Operators Manual Dutch Version
Have a look at the manual Stiga Lawn Tractor 8211 0001 70 Compact Hst, 4wd Operators Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

70 NEDERLANDSNL 4.8 Reiniging Om het gevaar op brand te verkleinen de motor, de demper, de accu en de brandstoftank vrijhouden van gras, bladeren en olie. Om het gevaar op brand te verkleinen regelmatig controleren of er sprake is van olie- en/of brandstoflekkage. Reinig de machine na gebruik. Voor het reinigen gelden de volgende richtlijnen. • Als u de machine met een hogedrukreiniger rei- nigt, richt de straal dan niet rechtstreeks op de asborging, elektrische onderdelen of hydrauli- sche kleppen. • Sproei nooit rechtstreeks water op de motor. • Reinig de motor met een borstel en/of perslucht. • Reinig de luchtinlaat van de motor (9:T). 5 ONDERHOUD 5.1 OnderhoudsprogrammaOm de machine voortdurend in goede staat te hou- den en zo de betrouwbaarheid te bevorderen, ook in verband met het milieu, moet het onder- houdsprogramma van STIGA worden gevolgd. De inhoud van dit programma vindt u in het bijge- voegde serviceboekje. Basic service moet altijd door een erkende service- werkplaats worden uitgevoerd. Eerste onderhoud en Intermediate Service zou door een erkende servicewerkplaats moeten wor- den uitgevoerd, maar kan ook door de gebruiker worden gedaan. De inhoud van deze programmas staat in het serviceboekje en de handelingen zijn beschreven onder“4 STARTEN EN RIJDEN” en hieronder. Onderhoud dat door een erkende servicewerk- plaats wordt uitgevoerd geeft u de garantie dat uw machine professioneel wordt onderhouden met originele reserveonderdelen. Na elke onderhoudsbeurt die is uitgevoerd bij een erkende servicewerkplaats krijgt u een stempel in het onderhoudsboekje. Een serviceboekje waarin ieder onderhoud wordt geregistreerd, is een waar- devol document dat de tweedehandswaarde van de machine verhoogt. 5.2 VoorbereidingAlle service en onderhoud moet worden uitge- voerd op een stilstaande machine waarvan de mo- tor is uitgeschakeld. Zorg dat de machine niet kan wegrol- len. Gebruik daarom altijd de parkeer- rem.Zet de motor af. Voorkom dat de motor onbedoeld start door de bougiekabel(s) los te maken van de bougie(s) en de contactsleutel te ver- wijderen. 5.3 BandenspanningPas de bandenspanning op de volgende manier aan: Voorzijde: 0,6 bar (9 psi). Achter: 0,4 bar (6 psi). 5.4 Motorolie vervangenVervang de motorolie de eerste keer na 5 werku- ren, daarna na elke 50 werkuren of één keer per seizoen. Ververs de olie vaker, om de 25 draaiuren of min- stens één keer per seizoen, als de motor extra hard of bij hoge omgevingstemperaturen moet werken. Gebruik synthetische olie met serviceklasse SF of hoger, zoals aangegeven in de onderstaande tabel. Gebruik olie zonder toevoegingen. Vul niet te veel olie bij. Dit kan tot oververhitting van de motor leiden. Ververs de olie wanneer de motor warm is. Direct na het stoppen van de machine kan de motorolie erg heet zijn. Laat de motor daarom een paar minuten afkoe- len voordat u de olie aftapt. 1. Zet de klem op de afvoerslang. Gebruik een slangenklem of iets vergelijkbaars. Zie afb. 10:V. 2. Verplaats de klem 3 tot 4 cm op de afvoerslang en trek de bougie los. 3. Vang de olie op in een vat. LET OP! Knoei geen olie op de aandrijfrie- men. 4. Volg de lokale voorschriften voor het afvoeren van afgewerkte olie op. 5. Breng de olieaftapplug weer aan en verplaats de klem zodat deze zich boven de plug bevindt. 6.Verwijder de oliepeilstok en vul de machine met nieuwe olie. Olievolume: 1,4 liter 7. Na het bijvullen van olie start u de motor en laat u deze 30 seconden stationair draaien. 8. Controleer of er een olielek is. 9. Zet de motor af. Wacht 30 seconden en contro- leer dan of het oliepeil overeenkomt met 4.2. Gebruik Olie Alle temperaturen SAE 10W-40 Onder -18°C SAE 5W-30 Boven 0°C SAE30

71 NEDERLANDSNL 5.5 Transmissie (4WD)De olie in de hydraulische krachtoverbrenging moeten regelmatig worden gecontroleerd/aange- past of vervangen zoals aangegeven in onderstaan- de tabel. Type olie: Synthetische olie 5W-50. Hoeveelheid olie bij verversen: ongeveer 3,5 liter. 5.5.1 Controleren - aanpassen Zie “4.3”. 5.5.2 Aftappen 1. Laat de machine gedurende 10-20 minuten op verschillende snelheden lopen om de transmis- sieolie op te warmen. 2. Plaats de machine volledig horizontaal. 3. Demonteer beide ontkoppelingshefbomen zoals aangegeven in afb. 6. 4. Plaats één opvangbak onder de achteras en één onder de vooras. 5. Open het oliereservoir door de kap te verwijde- ren. Zie 9:R. Gebruik uitsluitend een 3/8” dopsleutel voor de olieaftapplug. Het gebruik van ander gereedschap beschadigt de plug. 6. Verwijder de olieaftapplug van de achteras. Reinig de opening en gebruik een 3/8” dopsleu- tel. Zie afbeelding 11. 7. Verwijder 2 aftappluggen uit de vooras. Ge- bruik hiervoor een 12 mm sleutel. Laat de olie uit de vooras en de leidingen lopen. Zie afb. 12. 8. Controleer of de pakkingen op de 4 aftapplug- gen van de vooras intact zijn. Zie afb. 12. Plaats de pluggen terug. Aanhaalmoment: 15-17 Nm. De olieaftapplug wordt beschadigd als hij vaster dan 5 Nm wordt aangedraaid. 9. Controleer of de pakking op de olieaftapplug van de achteras intact is. Zie afb. 11:Y. Plaats het in de achteras. Draai de olieaftapplug aan tot 5 Nm. 10.Trek de olie uit het onderste deel van het reser- voir met behulp van een olieafscheider. Zie afb. 13. 11.Voer de olie volgens lokale voorschriften af.5.5.3 Vullen De motor mag nooit draaien als de ach- terste koppelingshendel naar binnen is geduwd en de voorste koppelingshendel uitgetrokken is. Dit beschadigt de as- borging. 1. Vul het oliereservoir met de nieuwe olie. Als de motor binnen moet draaien, dient u ervoor te zorgen dat uitlaatgas- sen kunnen worden afgevoerd. 2. Controleer of de koppelingshendel van de ach- teras uitgetrokken is. 3. Start de motor. Als de motor is gestart, schuift de koppelingshendel van de vooras automatisch naar binnen. 4. Trek de koppelingshendel van de vooras naar buiten. LET OP! De olie wordt zeer snel het systeem ingezogen. Zorg dat het reservoir altijd vol is. Zorg dat er geen lucht wordt ingezogen. 5. Zet het gaspedaal in de voorste stand door het te blokkeren met een houten wig. Zie afb. 14. Vul het oliereservoir handmatig met nieuwe olie. 6. Laat de motor een minuut in de stand vooruit draaien. 7. Verwijder de houten wig en zet het gaspedaal in de stand achteruit. Ga door met het bijvullen van de olie. 8. Laat de motor een minuut in de stand achteruit draaien. 9. Verander de rijrichting elke minuut, zoals hier- boven is aangegeven, en ga door met het bijvul- len van de olie tot het borrelen in het reservoir stopt. 10.Zet de motor uit, plaats het kapje van het oliere- servoir en sluit de motorkap. 11.Maak een proefritje van enkele minuten en pas zonodig het olieniveau aan. 5.6 RiemtransmissiesControleer na 5 werkuren of alle riemen intact en onbeschadigd zijn. 5.7 BesturingDe besturing moet na 5 werkuren worden gecon- troleerd/afgesteld en vervolgens na elke 100 wer- kuren. 5.7.1 Controles Draai het stuur kort heen en weer. Er mag geen speling in de stuurkettingen zitten. 5.7.2 Afstelling Stel indien nodig de stuurkettingen als volgt af: 1. Zet de machine in de recht vooruit-stand. 2. Stel de stuurkettingen af met de twee moeren onder het middelpunt. Zie afb. 16. Actie1e keer Vervol- gens met tussenpo- zen van Werkuren Niveau controleren - aanpas- sen. -50 Olie verversen. 5 200

72 NEDERLANDSNL 3. Draai beide moeren evenveel tot er geen speling meer is. 4. Rijd de machine recht vooruit en controleer of het stuur recht staat. 5. Als het stuur verdraaid staat, maakt u de ene moer losser en de andere vaster. Span de stuurkettingen niet te strak aan. Daardoor wordt het sturen zwaarder en neemt de slijtage van de kabels toe. 5.8 Accu Als u het zuur in uw ogen of op uw huid krijgt, kan dit ernstig letsel veroorza- ken. Als er zuur op uw lichaam terecht- komt, moet u het betreffende lichaamsdeel onmiddellijk afspoelen met een ruime hoeveelheid water en zo snel mogelijk medische hulp zoeken. De accu wordt gereguleerd door kleppen en geeft een uitgangsspanning van 12 V. De accuvloeistof kan en mag niet worden gecontroleerd of aange- vuld. U hoeft de accu alleen maar op te laden, bij- voorbeeld als u deze lang niet hebt gebruikt. De accu moet volledig zijn opgeladen voordat u deze voor de eerste keer gaat gebruiken. De accu moet altijd volledig opgeladen worden bewaard, anders kan deze beschadigd raken. 5.8.1 Accu opladen met motor De accu kan als volgt worden opgeladen met de dynamo van de motor. 1. Plaats de accu in de machine zoals hieronder af- gebeeld. 2. Zet de machine buiten of zorg dat de uitlaatgas- sen kunnen worden afgevoerd. 3. Start de motor volgens de instructies in de hand- leiding. 4. Laat de motor 45 minuten lopen. 5. Zet de motor af. De accu is nu volledig opgela- den. 5.8.2 Accu opladen met oplader Als de accu wordt opgeladen met een oplader, dient deze een constante spanning te hebben. Neem contact op met uw leverancier voor een der- gelijke oplader. De accu kan beschadigd raken als er een stan- daard oplader wordt gebruikt. 5.8.3 Verwijderen/Plaatsen De accu zit onder de motorkap. Bij het verwijderen of plaatsen van de accu, dient u rekening te houden met het volgende: • Bij het verwijderen. Maak eerst de zwarte kabel los van de negatieve accuklem (-). Maak daarna de rode kabel los van de positieve accuklem (+).• Bij het plaatsen. Sluit eerst de rode kabel aan op de positieve accuklem (+). Sluit dan de zwarte kabel aan op de negatieve accuklem (-). Als u de kabels niet in de goede volgor- de aansluit of losmaakt, kan er kortslui- ting ontstaan en kan de accu beschadigd raken. Als u de kabels verwisselt, raken de dy- namo en de accu beschadigd. Zet de kabels stevig vast. Losse kabels kunnen brand veroorzaken. De accu moet altijd aangesloten zijn als u de motor wilt laten lopen. Anders kunnen de dynamo en het elektrische systeem beschadigd raken. 5.8.4 Reiniging Indien de accupolen geoxideerd zijn, moeten deze schoongemaakt worden. Reinig de accupolen met een staalborstel en smeer ze in met vet. 5.9 Luchtfilter, motorHet voorfilter (schuimplastic filter) moet na 25 werkuren worden gereinigd/vervangen. Het luchtfilter (papierfilter) moet na 100 werkuren worden gereinigd/vervangen. LET OP! Reinig/vervang beide filters vaker indien de machine in stoffige omstandigheden moet wer- ken. Verwijder/installeer de luchtfilters als volgt: 1. Maak voorzichtig schoon rond de luchtfilter- kap. 2. Demonteer de luchtfilterkap (15:A) door de twee klemmen te verwijderen. 3. Demonteer het filter (15:B). Het voorfilter wordt over het luchtfilter geplaatst. Zorg ervoor dat de carburateur niet vuil wordt. Maak de be- huizing van het luchtfilter schoon. 4. Maak het papierfilter schoon door er zachtjes mee tegen een plat oppervlak te tikken. Indien het filter erg vuil is, moet het worden vervan- gen. 5. Reinig het voorfilter. Indien het filter erg vuil is, moet het worden vervangen. 6. Monteer alles weer in omgekeerde volgorde. Bij het schoonmaken van de behuizing van het pa- pierfilter mogen geen perslucht of oplosmiddelen op basis van petroleum worden gebruikt. Hierdoor raakt het filter beschadigd.

73 NEDERLANDSNL 5.10 BougieDe bougie(s) moet(en) na elke 2000 werkuren worden vervangen (=bij elke tweede basic servi- ce). Maak schoon rond de bevestiging van de bougie voordat u deze losmaakt. Bougie : Champion RC12YC of gelijkwaardig. Afstand elektroden: 0,75 mm. 5.11 LuchtinlaatZie 9:T. De motor is luchtgekoeld. Door een ver- stopt koelsysteem kan de motor beschadigd raken. Reinig de luchtinlaat van de motor na elke 50 wer- kuren. Het koelsysteem wordt bij elke basic servi- ce nauwkeurig gereinigd. 5.12 SmerenAlle smeerpunten in onderstaande tabel moeten na elke 50 werkuren en na elke wasbeurt worden ge- smeerd. 5.13 ZekeringControleer of vervang de zekering van 20 A bij elektrische problemen. Zie 9:S. 6 OCTROOI - ONTWERPREGIS-TRATIE Deze machine of onderdelen van deze machine valt/vallen onder de volgende octrooi- en ontwer- pregistratie: SE9901091-0, SE9901730-3, SE9401745-6, US595 7497, FR772384, DE69520215.4, GB772384, SE0301072-5, SE04/000239 (PCT), SE0401554-1, SE0501599-5. GGP behoudt zich het recht voor zonder vooraf- gaande aankondiging wijzigingen in het product aan te brengen. Onderdeel Actie Afb. Wiellager 2 smeernippels. Gebruik een smeerpistool met universeel vet. Pomp tot het vet eruit komt.17 Middelpunt 4 smeernippels. Gebruik een smeerpistool met universeel vet. Pomp tot het vet eruit komt.18 Stuurkettin- genReinig de kettingen met een staalborstel. Smeer de kettingen met univer- sele kettingspray.- Spannings- armenSmeer de lagerpunten met een oliehouder terwijl alle regelaars zijn geactiveerd. Dit werkt het beste met twee per- sonen.19 Bedienings- kabelsSmeer de uiteinden van de kabels met een oliehouder terwijl alle regelaars zijn geactiveerd. Dit moet worden gedaan door twee personen.20

www.stiga.com GGP Sweden AB · Box 1006 · SE-573 28 TRANÅS