Home > Stiga > Lawn Mower > Stiga Lawn Tractor 8211 0005 70 4w Pro25 Pro20 Pro16 Pro Svan Operators Manual Dutch Version

Stiga Lawn Tractor 8211 0005 70 4w Pro25 Pro20 Pro16 Pro Svan Operators Manual Dutch Version

    Download as PDF Print this page Share this page

    Have a look at the manual Stiga Lawn Tractor 8211 0005 70 4w Pro25 Pro20 Pro16 Pro Svan Operators Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

    							90
    NEDERLANDSNL
    2.4.17 Zitting (1:T)
    De zitting kan worden opgeklapt en naar 
    voor of achter worden geschoven.  De zit-
    ting kan als volgt worden ingesteld:
    1. Beweeg de hendel (1:T) omhoog.
    2. Breng de zitting in de gewenste stand.
    3. Laat de hendel (1:S) los om de zitting te 
    vergrendelen.
    De zitting is voorzien van een beveiligingsschake-
    laar die is aangesloten op het beveiligingssysteem 
    van de machine. Dit houdt in dat bepaalde gevaar-
    lijke functies niet werken als er niemand op de zit-
    ting zit. Zie ook 4.3.2.
    2.4.18 Motorkap (7:U)
    De machine heeft een motorkap die geo-
    pend kan worden, zodat de benzinekraan, 
    accu en motor makkelijk bereikbaar zijn. 
    De motorkap is vergrendeld met een rub-
    beren band.
    De motorkap gaat als volgt open:
    1. Maak aan de voorzijde van de kap de rubberen 
    band (7:V) los.
    2. Til de motorkap omhoog.
    Bevestig alles weer in omgekeerde volgorde.
    De machine alleen gebruiken met geslo-
    ten en vergrendelde kap. Anders be-
    staat er een kans op brandwonden en 
    kunt u bekneld raken.
    2.4.19Snelsluiting (34:H)
    De snelsluitingen zorgen ervoor dat het 
    maaidek gemakkelijk kan wisselen tussen 
    de twee standen:
    •Normale stand met volledig aangespan-
    nen riem.
    • 4 cm achter de normale stand met “losse” riem.
    Omdat de riemspanner loskomt van de riem, ver-
    eenvoudigen de snelsluitingen de vervanging van 
    de riem en het maaidek en wordt het omschakelen 
    naar de reinigingsstand en de servicestanden ge-
    makkelijker.
    Spanning van riem halen:
    1. Verwijder de borgpinnen (34:G) aan beide zij-
    den.
    2. Druk de achterzijde van de snelsluitingen 
    (34:F) aan het oog naar beneden.
    3. Voer de noodzakelijke aanpassingen uit, zet het 
    maaidek bijv. in de reinigingsstand.
    Riem aanspannen:
    Span de uiteinden afzonderlijk aan volgens onder-
    staande instructies.
    Gebruik werkhandschoenen bij het ge-
    bruik van de hendel. U kunt bekneld ra-
    ken!1. Pak de hendel (35:J) stevig vast vóór het mid-
    den van de as en draai deze 180° naar voren.
    2. Plaats de borgpin (34:G).
    3.Ga hetzelfde te werk aan de andere kant.
    3 TOEPASSINGEN
    De machine mag uitsluitend gebruikt worden bij 
    de volgende werkzaamheden met de aangegeven 
    originele STIGA-accessoires:
    Het trekmechanisme mag worden belast met een 
    verticale kracht van maximaal 100 N.
    De duwkracht van getrokken accessoires op het 
    trekmechanisme mag niet groter zijn dan 500 N.
    LET OP! Neem vóór het gebruik van een aanhan-
    ger altijd contact op met uw verzekeringsmaat-
    schappij.
    LET OP! Deze machine is niet bedoeld voor rijden 
    op de openbare weg.
    Werkzaamheden Accessoires, origineel van 
    STIGA
    Gras maaien Maaidekken gebruiken:
    95C, 95C El, 105C, 105C El, 
    121 M, 121 M El, 110 Combi 
    Pro, 110 Combi Pro El, 125 
    Combi Pro, 125 Combi Pro El en 
    met klepelmaaier.
    Vegen Veegmachine of veegmachine 
    met opvangbak gebruiken. Voor 
    de eerste optie wordt het gebruik 
    van een stofbeschermer aanbe-
    volen.
    Sneeuwruimen Sneeuwschuif of sneeuwfrees 
    gebruiken. Sneeuwkettingen zijn 
    aanbevolen.
    Gras en bladeren 
    vegenGetrokken opvangbak 30 of 42 
    gebruiken.
    Gras- en bladtrans-
    portTransportkar (Standard, Maxi of 
    Combi) gebruiken.
    Zand strooien Zandstrooier gebruiken. Kan 
    ook voor het strooien van zout 
    worden gebruikt. Gebruik van 
    sneeuwkettingen wordt aanbe-
    volen.
    Onkruidbestrij-
    ding op grindpa-
    denEen aan de voorzijde gemon-
    teerde onkruidschoffel gebrui-
    ken.
    Kanten van gazons 
    snijdenKantensnijder gebruiken.
    Ontmossen Verticuteermachine gebruiken. 
    						
    							91
    NEDERLANDSNL
    4 STARTEN EN RIJDEN
    De machine alleen gebruiken met geslo-
    ten en vergrendelde kap. Anders be-
    staat er een kans op brandwonden en 
    kunt u bekneld raken.
    4.1 Bijvullen met benzineGebruik altijd loodvrije benzine. Gebruik nooit 
    brandstof voor tweetaktmotoren.
    De tank heeft een inhoud van 14 liter. Door de 
    transparante tank is het brandstofniveau makkelijk 
    af te lezen.
    LET OP! Gewone loodvrije benzine is beperkt 
    houdbaar en mag niet langer dan 30 dagen worden 
    bewaard.
    U kunt ook milieuvriendelijke benzine gebruiken, 
    d.w.z. gealkyleerde benzine. Dit type benzine heeft 
    een samenstelling die minder schadelijk is voor 
    mens en milieu.
    Benzine is uiterst brandbaar. Bewaar 
    brandstof altijd in een speciaal daar-
    voor bestemde tank. 
    Vul alleen buitenshuis benzine bij en 
    rook niet tijdens het bijvullen. Vul de 
    tank voordat u de motor start. Verwij-
    der nooit de vuldop en vul de machine 
    nooit met benzine wanneer de motor 
    loopt of nog warm is.
    Vul de benzinetank nooit helemaal tot de rand. 
    Laat een zekere ruimte (ten minste de gehele vul-
    buis plus 1-2 cm bovenin de tank) leeg, zodat de 
    benzine, wanneer deze warm wordt, kan uitzetten 
    zonder over te stromen. Zie afb. 8.
    4.2 Controleer het oliepeilHet carter is bij aflevering altijd gevuld met olie 
    SAE 10W-40.
    Controleer voor elk gebruik of het oliepeil cor-
    rect is. De machine moet op een vlakke onder-
    grond staan.
    Veeg de omgeving van de peilstok schoon. 
    Draai de oliepeilstok los en trek deze om-
    hoog. Veeg de oliepeilstok af. 
    Pro 16, Pro 20, Pro25:
    Duw de oliepeilstok volledig naar beneden en 
    schroef deze vast. 
    Schroef de peilstok weer los en trek deze weer om-
    hoog. Lees het oliepeil af.
    Pro Svan:
    Duw de oliepeilstok volledig naar beneden maar 
    schroef deze niet vast. Trek de peilstok weer om-
    hoog en lees het oliepeil af.
    Vul olie bij tot de FULL-streep als het oliepeil 
    onder deze markering staat. Zie afb. 9-11.Het oliepeil mag nooit boven de “FULL”-streep 
    komen. Een te hoog oliepeil kan de motor overver-
    hitten. Als het oliepeil boven de “FULL”-streep 
    komt, moet de olie worden afgetapt tot het juiste 
    niveau is bereikt.
    4.3 VeiligheidscontroleControleer of de machine voldoet aan de onder-
    staande veiligheidscontrole. 
    De veiligheidscontrole moet voor ieder 
    gebruik worden uitgevoerd.
    Als een van de onderdelen niet door de 
    test komt, moet u de machine niet ge-
    bruiken! Breng de machine voor repa-
    ratie naar een servicewerkplaats!
    4.3.1 Algemene veiligheidscontrole
    4.3.2 Elektrische veiligheidscontrole
    Controleer voor elk gebruik of het be-
    veiligingssysteem werkt.
    Onderdeel Resultaat
    Brandstofslangen 
    en aansluitingen.Geen lekkages.
    Elektrische kabels. Isolatie is intact.
    Geen mechanische schade.
    Uitlaatsysteem. Geen lekkages bij aansluitin-
    gen.Alle schroeven zijn vastge-
    draaid.
    Olieleidingen Geen lekkages. Geen schade.
    Rijd de machine 
    voor- en achteruit 
    en laat het pedaal 
    van de bedrijfsrem 
    omhoog komen.De machine stopt dan.
    Testrit Geen abnormale trillingen.
    Geen abnormale geluiden.
    Status Handeling Resultaat
    Het koppelings-/
    rempedaal is niet 
    ingetrapt.
    De krachtafnemer 
    is niet ingescha-
    keld.Probeer te starten. De motor 
    start niet.
    Het koppelings-/
    rempedaal is inge-
    trapt.
    De krachtafnemer 
    is ingeschakeld.De bestuurder gaat 
    staan.De motor 
    start niet.
    Lopende motor. De 
    krachtafnemer is 
    ingeschakeld.De bestuurder gaat 
    staan.De krachtaf-
    nemer wordt 
    uitgescha-
    keld. 
    						
    							92
    NEDERLANDSNL
    4.4 Starten1.  Open de benzinekraan. Zie 14.
    2.  Controleer of the bougiekabel(s) op de bou-
    gie(s) is/zijn geplaatst.
    3.  Controleer of de krachtafnemer uitgeschakeld 
    is. 
    4.  Houd uw voet niet op het aandrijfpedaal (3:F). 
    5. Zet de gashendel op vol gas. 
    Starten van een koude motor - trek de choke-
    hendel volledig uit. 
    Starten van een warme motor – druk de choke-
    hendel volledig in.
    6.  Trap het koppelings-/rempedaal (3:B) volledig 
    in.
    7.  Draai de contactsleutel om en start de motor.
    8 Wanneer de motor is gestart, duwt u de choke-
    hendel geleidelijk in als u deze gebruikt hebt. 
    9. Laat de machine na een koude start niet onmid-
    dellijk belast werken, maar laat de motor eerst 
    een paar minuten warmdraaien. Op die manier 
    kan de olie eerst opwarmen. 
    Bij gebruik van de machine altijd vol gas geven.
    4.5 Stuurbekrachtiging (Pro20, 
    Pro25, Pro Svan)
    De stuurbekrachtiging zorgt ervoor dat het vermo-
    gen van het hydraulisch systeem de bewegingen 
    van het stuur ondersteunt. Dit maakt het makkelij-
    ker de machine te besturen als de motor op volle 
    kracht werkt (vol gas). 
    Als het toerental van de motor lager wordt, ver-
    mindert het effect van de stuurbekrachtiging.
    4.6 BedieningstipsControleer altijd of de juiste hoeveelheid olie in de 
    motor zit. Dit is met name belangrijk bij het wer-
    ken op hellingen. Zie 4.2. Wees voorzichtig bij het rijden op hel-
    lingen. Start of stop niet plotseling wan-
    neer u een helling op- of afrijdt. Rijd 
    nooit dwars over een helling. Rijd van 
    boven naar beneden en van beneden 
    naar boven. 
    Deze machine mag op een helling van 
    maximaal 10° rijden.
    Verminder de snelheid op hellingen en 
    bij scherpe bochten om controle over de 
    machine te houden en het risico op kan-
    telen te beperken.
    Draai bij rijden in de hoogste versnel-
    ling en bij vol gas het stuur niet volledig 
    naar één kant. De machine kan dan 
    kantelen.
    Blijf met uw handen uit de buurt van de 
    middensturing en de zittinghouder. An-
    ders kunt u bekneld raken! Rijd nooit 
    met de machine als de motorkap open 
    is.
    4.7 StoppenSchakel de krachtafnemer uit. Trek de parkeerrem 
    aan. 
    Laat de motor 1-2 minuten stationair draaien. Zet 
    de motor af door de contactsleutel om te draaien.
    Sluit de benzinekraan. Dit is vooral belangrijk als 
    de machine op bijv. een aanhanger vervoerd moet 
    worden.
    Als u de machine zonder toezicht ach-
    terlaat, moet u de bougiekabel(s) losma-
    ken en de contactsleutel verwijderen.
    Direct na gebruik kan de motor bijzon-
    der heet zijn. Raak de demper, de cilin-
    der of de koelribben niet aan. Dit kan 
    ernstige brandwonden veroorzaken.
    4.8 Reiniging
    Om het gevaar op brand te verkleinen 
    de motor, de demper, de accu en de 
    brandstoftank vrijhouden van gras, 
    bladeren en olie.
    Om het gevaar op brand te verkleinen 
    regelmatig controleren of er sprake is 
    van olie- en/of brandstoflekkage. 
    Reinig de machine na gebruik. Voor het reinigen 
    gelden de volgende richtlijnen.
    • Als u de machine met een hogedrukreiniger rei-
    nigt, richt de straal dan niet rechtstreeks op de 
    asborging, elektrische onderdelen of hydrauli-
    sche kleppen.
    • Sproei nooit rechtstreeks water op de motor. 
    • Reinig de motor met een borstel en/of perslucht.
    • Reinig de luchtinlaat van de motor (9-11:W).
    • Alleen voor Pro25: Reinig de oliekoeler (12:X). Lopende motor. Verwijder zeke-
    ring 10 A.
    Zie afb. 13.De motor 
    stopt dan.
    Cruise control 
    ingeschakeld.De bestuurder gaat 
    staan.Cruise con-
    trol wordt 
    uitgescha-
    keld.
    Cruise control 
    ingeschakeld.Het koppelings-/
    rempedaal is inge-
    trapt.Cruise con-
    trol wordt 
    uitgescha-
    keld.
    De schakelaar van 
    de gereed-
    schapslift staat in 
    de neutrale stand.
    (geldt niet voor 
    Pro16)Probeer de kracht-
    afnemer in te scha-
    kelen.Het is onmo-
    gelijk de 
    krachtafne-
    mer in te 
    schakelen. 
    						
    							93
    NEDERLANDSNL
    5 ONDERHOUD
    5.1 OnderhoudsprogrammaOm de machine voortdurend in goede staat te hou-
    den en zo de betrouwbaarheid te bevorderen, ook 
    in verband met het milieu, moet het onder-
    houdsprogramma van STIGA worden gevolgd.
    De inhoud van dit programma vindt u in het bijge-
    voegde serviceboekje.
    Basic service
     moet altijd door een erkende service-
    werkplaats worden uitgevoerd.
    Eerste onderhoud en Intermediate Service
     zou 
    door een erkende servicewerkplaats moeten wor-
    den uitgevoerd, maar kan ook door de gebruiker 
    worden gedaan. De inhoud van deze programmas 
    staat in het serviceboekje en de handelingen zijn 
    beschreven onder“4 STARTEN EN RIJDEN” en 
    hieronder.
    Onderhoud dat door een erkende servicewerk-
    plaats wordt uitgevoerd geeft u de garantie dat uw 
    machine professioneel wordt onderhouden met 
    originele reserveonderdelen.
    Na elke onderhoudsbeurt die is uitgevoerd bij een 
    erkende servicewerkplaats krijgt u een stempel in 
    het onderhoudsboekje.  Een serviceboekje waarin 
    ieder onderhoud wordt geregistreerd, is een waar-
    devol document dat de tweedehandswaarde van de 
    machine verhoogt.
    5.2 VoorbereidingAlle service en onderhoud moet worden uitge-
    voerd op een stilstaande machine waarvan de mo-
    tor is uitgeschakeld.
    Zorg dat de machine niet kan wegrol-
    len. Gebruik daarom altijd de parkeer-
    rem.
    Zet de motor af.
    Voorkom dat de motor onbedoeld start 
    door de bougiekabel(s) los te maken van 
    de bougie(s) en de contactsleutel te ver-
    wijderen. 
    5.3 BandenspanningPas de bandenspanning op de volgende manier 
    aan:
    Voorzijde: 0,6 bar (9 psi). 
    Achter: 0,4 bar (6 psi). 
    5.4 Motorolie, filter vervangenDit gedeelte bevat tabellen met de verschillende 
    motoren die gebruikt worden in de STIGA Pro-
    reeks. Markeer de gegevens die voor uw machine/
    motor van toepassing zijn.5.4.1 Vervangingsintervals
    In de tabel hieronder staan het aantal bedrijfsuren 
    en maanden aangegeven. Voer de betreffende han-
    deling uit op het moment dat zich het eerst voor-
    doet.
    Ververs de olie regelmatiger als de machine onder 
    extreme condities of bij hoge omgevingstempera-
    turen wordt gebruikt.
    5.4.2 Motorolie
    Gebruik olie volgens de onderstaande tabel.
    Gebruik olie zonder toevoegingen.
    Vul niet te veel olie bij. Dit kan tot oververhitting 
    van de motor leiden. 
    Ververs de olie wanneer de motor warm is.
    Direct na het stoppen van de machine 
    kan de motorolie erg heet zijn. Laat de 
    motor daarom een paar minuten afkoe-
    len voordat u de olie aftapt.
    Machine1e keer Vervolgens 
    met tussen-
    pozen van 
    Pro16 Pro20 (B&S)Bedrijfsuren/maanden
    Olie verversen
    5 uur50 uur/
    12 maanden
    Filter vervangen. - 100 uur
    Pro25 (Kohler)Bedrijfsuren/maanden
    Olie verversen - 100 uur
    Filter vervangen. - 200 uur
    Pro Svan (Honda)Bedrijfsuren/maanden
    Olie verversen 20 uur/
    1 maand100 uur/
    6 maanden
    Filter vervangen.
    -100 uur/
    6 maanden
    Machine Olie
    Pro16 Pro20 (B&S)Klasse Service-
    klasse
    Alle temperaturen SAE 10W-40 SF 
    of hoger
    -18° C of lager SAE 5W-30
    0° C of hoger SAE30
    Pro25 (Kohler)Klasse Service-
    klasse
    -18° C of hoger SAE 10W-40 SG 
    of hoger
    0° C of lager SAE 5W-20/30
    Pro Svan (Honda)Klasse Service-
    klasse
    Alle temperaturen SAE 10W-40 SJ 
    of hoger
    0° C of lager SAE 5W-30
    10° C of hoger SAE30 
    						
    							94
    NEDERLANDSNL
    1.  Zet de klem op de afvoerslang. Gebruik een 
    slangenklem of iets vergelijkbaars. Zie afb. 15-
    17:Y.
    2.  Verplaats de klem 3 tot 4 cm op de afvoerslang 
    en trek de bougie los.
    3. Vang de olie op in een vat.
    LET OP! Knoei geen olie op de aandrijfrie-
    men.
    4. Volg de lokale voorschriften voor het afvoeren 
    van afgewerkte olie op.
    5. Breng de olieaftapplug weer aan en verplaats de 
    klem zodat deze zich boven de plug bevindt.
    6. Kijk eerst hieronder als het oliefilter moet wor-
    den vervangen, zie 5.4.3.
    7. Verwijder de oliepeilstok en vul de machine 
    met nieuwe olie.
    Hoeveelheid olie:
    8. Na het bijvullen van olie start u de motor en laat 
    u deze 30 seconden stationair draaien. 
    9. Controleer of er een olielek is.
    10.Zet de motor af. Wacht 30 seconden en contro-
    leer dan of het oliepeil overeenkomt met 4.2.
    5.4.3 Oliefilter
    Tap eerst de motorolie af en installeer de olieaftap-
    plug zoals hierboven beschreven. Vervang vervol-
    gens het oliefilter op de volgende wijze:
    Pro 16, Pro 20, Pro Svan:
    1. Maak rond het filter schoon en demonteer het 
    filter.
    2. Bevochtig de pakking van het nieuwe filter met 
    olie.
    3. Installeer het filter. Schroef het filter eerst zo 
    ver vast dat de pakking de motor raakt. Draai 
    het filter dan nog 1/2 tot 3/4 slag verder.
    4. Ga verder met punt 7 onder 5.4.2 Motorolie 
    hierboven.
    Pro 25:
    1. Maak rond het filter schoon en demonteer het 
    filter.
    2. Plaats het nieuwe filter in een vat met het gat 
    naar boven gericht.
    3. Giet nieuwe motorolie door het gat in het filter 
    tot onderaan het schroefdraad.
    4. Wacht 1-2 minuten zodat het materiaal van het 
    filter de olie kan absorberen.
    5. Bevochtig de pakking van het filter met olie.6. Installeer het filter. Schroef het filter eerst zo 
    ver vast dat de pakking de motor raakt. Draai 
    het filter dan nog 2/3 tot 1 slag verder.
    7. Ga verder met punt 7 onder 5.4.2 
    Motorolie5.5.1 Motorolie hierboven.
    5.5 BenzinefilterPro 16, Pro 20 (Briggs & Stratton) en Pro Svan (Honda)Vervang het benzinefilter elk seizoen. Zie afb. 17-
    18:Z.
    Pro 25 (Kohler)
    Vervang het benzinefilter na 1500 werkuren. Zie 
    afb. 19:Z.
    Controleer of er geen benzinelekkages zijn nadat 
    het nieuwe filter is geïnstalleerd.
    5.6 Transmissie, oliefilterDe olie en het filter in de hydraulische krachtover-
    brenging moeten regelmatig worden gecontro-
    leerd/aangepast of vervangen zoals aangegeven in 
    onderstaande tabel.
    Type olie: Synthetische olie 5W-50
    Olievolume bij wijzigen: ong. 4,2 liter
    5.6.1 Controle - aanpassen
    1. Zet de machine op een vlakke ondergrond.
    2. Lees het oliepeil af op het reservoir. Zie afb. 20. 
    Het oliepeil moet tot de lijn komen. 
    3. Vul indien nodig olie bij.
    5.6.2 Aftappen
    1. Laat de machine gedurende 10-20 minuten op 
    verschillende snelheden lopen om de transmis-
    sieolie op te warmen.
    2. Open de kleppen van de aandrijfassen, zoals 
    aangegeven in afb. 21.
    3. Plaats één opvangbak onder de achteras en één 
    onder de vooras.
    4. Verwijder 2 aftappluggen uit elke as. Gebruik 
    hiervoor een 12 mm dopsleutel. Zie afb. 22.
    5. Verwijder de vuldop van de olietank.
    6. Laat alle olie in de opvangbak lopen.
    7. Trek de olie uit het onderste deel van het reser-
    voir met behulp van een olieafscheider. Zie afb. 
    20. Machine Hoeveelheid olie (ongeveer)
    Filter niet ver-
    vangenFilter vervan-
    gen
    Pro16, Pro20 1,6 liter 1,7 liter
    Pro25 2,0 liter 2,1 liter
    Pro Svan 0,9 liter 1,05 liter
    Actie1e keer Vervol-
    gens met 
    tussenpo-
    zen
    Werkuren
    Niveau controleren - aanpas-
    sen. -50
    Olie verversen.
    Tankfilter verversen5 200 
    						
    							95
    NEDERLANDSNL
    8. Lever de olie in voor verwerking volgens de 
    plaatselijke wetgeving.
    5.6.3 Oliefilter in de tank vervangen
    1. Druk de filterbehuizing (21:F) in de bovenkant 
    van de tank en duw de behuizing door de ope-
    ning.
    2. Pak de filterbehuizing en de veer vast.
    3. Trek het filter (24:G) uit de behuizing.
    4. Controleer of de rubberen pakking (21:H) onder 
    in het filter intact is.
    5. Plaats het nieuwe filter en de veer in de behui-
    zing. Druk het filter in de behuizing tot het op 
    zijn plaats klikt.
    6. Plaats de eenheid terug in de tank. Het bovenste 
    gedeelte van het filter moet vastklikken in de 
    uitsparing in de bovenzijde van de tank.
    5.6.4 Vullen
    1. Controleer of de pakkingen op de 4 aftapplug-
    gen intact zijn. Zie afb. 22. Plaats de pluggen te-
    rug. Aanhaalmoment: 15-17 Nm.
    2. Alleen van toepassing voor Pro20, Pro25 en Pro 
    Svan: bevochtig de pakking van het nieuwe fil-
    ter met olie en installeer het filter. Zie afb. 16:A.
    3. Vul het oliereservoir met de nieuwe olie.
    4. Controleer of de koppelingshendel (6:R) in de 
    buitenste stand (rijstand) staat.
    Als de motor binnen moet draaien, 
    dient u ervoor te zorgen dat uitlaatgas-
    sen kunnen worden afgevoerd.
    5. Zet een geschikt vat met de nieuwe olie klaar.
    LET OP! De olie wordt zeer snel het systeem 
    ingezogen. Zorg dat het reservoir altijd vol 
    is. Zorg dat er nooit lucht naar binnen gezo-
    gen wordt. 
    6. Vul het oliereservoir met nieuwe olie.
    7. Start de motor en laat deze stationair draaien. 
    Vul de olie in het reservoir geleidelijk bij zodat 
    het niveau constant op de juiste hoogte blijft.
    8. Plaats de vuldop van de olietank terug en sluit 
    de motorkap.
    9. Plaats de kleppen van de aandrijfassen terug, 
    zoals aangegeven in afb. 25.
    10.Rijd de machine 8-10 meter vooruit en 8-10 
    meter achteruit. Als de machine van hydrauli-
    sche stuurbekrachtiging is voorzien, moet u te-
    gelijkertijd de stuurblokkering volledig 
    inschakelen.
    11.Als de machine voorzien is van een hydrauli-
    sche gereedschapslift, brengt u deze 3-4 keer 
    omhoog en omlaag.
    12.Pas het oliepeil in het reservoir aan.
    5.7 RiemtransmissiesControleer na 5 werkuren of alle riemen intact en 
    onbeschadigd zijn.
    5.8 BesturingDe besturing moet na 5 werkuren worden gecon-
    troleerd/afgesteld en vervolgens na elke 100 wer-
    kuren.
    5.8.1 Controles
    Draai het stuur kort heen en weer. Er mag geen 
    speling in de stuurkettingen zitten.
    5.8.2 Afstelling
    Stel indien nodig de stuurkettingen als volgt af:
    1. Zet de machine in de recht vooruit-stand.
    2. Stel de stuurkettingen af met de twee moeren 
    onder het middelpunt. Zie afb. 29.
    3. Draai beide moeren evenveel tot er geen speling 
    meer is.
    4. Rijd de machine recht vooruit en controleer of 
    het stuur recht staat.
    5. Als het stuur verdraaid staat, maakt u de ene 
    moer losser en de andere vaster.
    Span de stuurkettingen niet te strak aan. Daardoor 
    wordt het sturen zwaarder en neemt de slijtage van 
    de kabels toe.
    5.9 Accu
    Als u het zuur in uw ogen of op uw huid 
    krijgt, kan dit ernstig letsel veroorza-
    ken. Als er zuur op uw lichaam terecht-
    komt, moet u het betreffende 
    lichaamsdeel onmiddellijk afspoelen 
    met een ruime hoeveelheid water en zo 
    snel mogelijk medische hulp zoeken.
    De accu wordt gereguleerd door kleppen en geeft 
    een uitgangsspanning van 12 V. De accuvloeistof 
    kan en mag niet worden gecontroleerd of aange-
    vuld. U hoeft de accu alleen maar op te laden, bij-
    voorbeeld als u deze lang niet hebt gebruikt.
    De accu moet volledig zijn opgeladen 
    voordat u deze voor de eerste keer gaat 
    gebruiken. De accu moet altijd volledig 
    opgeladen worden bewaard, anders 
    kan deze beschadigd raken. 
    5.9.1 Accu opladen met motor
    De accu kan als volgt worden opgeladen met de 
    dynamo van de motor.
    1. Plaats de accu in de machine zoals hieronder af-
    gebeeld.
    2. Zet de machine buiten of zorg dat de uitlaatgas-
    sen kunnen worden afgevoerd.
    3. Start de motor volgens de instructies in de hand-
    leiding.
    4. Laat de motor 45 minuten lopen.
    5. Zet de motor af. De accu is nu volledig opgela-
    den. 
    						
    							96
    NEDERLANDSNL
    5.9.2 Accu opladen met oplader
    Als de accu wordt opgeladen met een oplader, 
    dient deze een constante spanning te hebben.
    Neem contact op met uw leverancier voor een der-
    gelijke oplader.
    De accu kan beschadigd raken als er een stan-
    daard oplader wordt gebruikt. 
    5.9.3 Verwijderen/Plaatsen
    De accu zit onder de tank. Om bij de accu te kun-
    nen komen, demonteert u eerst de benzinetank als 
    volgt:
    1. Verwijder de motorkap.
    2. Sluit de benzinekraan, zie 14.
    3. Schroef de twee vleugelmoeren (16:B) los en 
    verwijder de klemmen.
    4. Til de benzinetank voorzichtig uit de  machine.
    Bij het verwijderen of plaatsen van de accu dient u 
    rekening te houden met het volgende:
    • Bij het verwijderen. Maak eerst de zwarte kabel 
    los van de negatieve accuklem (-). Maak daarna 
    de rode kabel los van de positieve accuklem (+).
    • Bij het plaatsen. Sluit eerst de rode kabel aan op 
    de positieve accuklem (+). Sluit dan de zwarte 
    kabel aan op de negatieve accuklem (-).
    Als u de kabels niet in de goede volgor-
    de aansluit of losmaakt, kan er kortslui-
    ting ontstaan en kan de accu 
    beschadigd raken.
    Als u de kabels verwisselt, raken de dy-
    namo en de accu beschadigd.
    Zet de kabels stevig vast. Losse kabels 
    kunnen brand veroorzaken.
    De accu moet altijd aangesloten zijn als 
    u de motor wilt laten lopen. Anders 
    kunnen de dynamo en het elektrische 
    systeem beschadigd raken.
    Als de accu is teruggeplaatst, installeert u de ben-
    zinetank als volgt:
    Controleer of de benzineslang niet klem 
    zit tegen de hydraulische pomp en deze 
    niet aanraakt. De hydraulische pomp 
    wordt zeer warm tijdens gebruik. 
    Brandgevaar.
    1. Plaats de benzinetank op de bevestiging. Zorg 
    dat de benzineslang de hydraulische pomp niet 
    aanraakt.
    2. Installeer de klemmen en draai de vleugelmoe-
    ren vast (16:B).
    5.9.4 Reiniging
    Indien de accupolen geoxideerd zijn, moeten deze 
    schoongemaakt worden. Reinig de accupolen met 
    een staalborstel en smeer ze in met vet.5.10 Luchtfilter, motor
    5.10.1 Luchtfilter (Pro16, Pro20)
    Het voorfilter (schuimplastic filter) moet na 25 
    werkuren worden gereinigd/vervangen.
    Het luchtfilter (papierfilter) moet na 100 werkuren 
    worden gereinigd/vervangen.
    LET OP! Reinig/vervang beide filters vaker indien 
    de machine in stoffige omstandigheden moet wer-
    ken.
    Verwijder/installeer de luchtfilters als volgt:
    1.  Maak voorzichtig schoon rond de luchtfilter-
    kap.
    2. Demonteer de luchtfilterkap (26:A) door de 
    twee klemmen te verwijderen. 
    3.  Demonteer het filter (26:B). Het voorfilter 
    wordt over het luchtfilter geplaatst. Zorg ervoor 
    dat de carburateur niet vuil wordt. Maak de be-
    huizing van het luchtfilter schoon.
    4. Maak het papierfilter schoon door er zachtjes 
    mee tegen een plat oppervlak te tikken. Indien 
    het filter erg vuil is, moet het worden vervan-
    gen.
    5. Reinig het voorfilter. Indien het filter erg vuil is, 
    moet het worden vervangen.
    6. Monteer alles weer in omgekeerde volgorde.
    Bij het schoonmaken van de behuizing van het pa-
    pierfilter mogen geen perslucht of oplosmiddelen 
    op basis van petroleum worden gebruikt. Hierdoor 
    raakt het filter beschadigd.
    5.10.2 Luchtfilter (Pro25)
    Het voorfilter (schuimplastic filter) moet na 25 
    werkuren worden gereinigd.
    Het luchtfilter (papierfilter) moet na 100 werkuren 
    worden vervangen.
    LET OP! Reinig/vervang beide filters vaker indien 
    de machine in stoffige omstandigheden moet wer-
    ken.
    Verwijder/installeer de luchtfilters als volgt:
    1.  Maak voorzichtig schoon rond de luchtfilter-
    kap.
    2. Demonteer de luchtfilterkap (27:A) door de 
    schroef (27:B) los te draaien. 
    3. Demonteer de filters. Het voorfilter (27:C) 
    wordt over het luchtfilter (27:D) geplaatst. Zorg 
    ervoor dat de carburateur niet vuil wordt. Maak 
    het luchtfilterhuis schoon.
    4.  Reinig het voorfilter (27:C) in vloeibaar 
    schoonmaakmiddel en water. Wring het filter 
    uit tot het droog is. Giet een beetje olie op het 
    filter en knijp de olie erin.
    5. Monteer alles weer in omgekeerde volgorde. 
    Controleer of de rubberen afdichting (27:E) niet 
    is beschadigd. Vervang de afdichting indien no-
    dig. 
    						
    							97
    NEDERLANDSNL
    5.10.3Luchtfilter (Pro Svan)
    Reinig het luchtfilter om de 3 maanden of om de 
    50 werkuren, afhankelijk van wat het eerst van 
    toepassing is.
    Reinig het papierfilter jaarlijks of om de 200 
    werkuren, afhankelijk van wat het eerst van 
    toepassing is.
    Let op! Reinig beide filters vaker indien de 
    machine in stoffige omstandigheden moet werken.
    1.  Verwijder de luchtfilterkap (afb. 28). 
    2.  Demonteer het papierfilter en het voorfilter (= 
    schuimplastic filter). Zorg ervoor dat de 
    carburateur niet vuil wordt. Maak het 
    luchtfilterhuis schoon.
    3. Reinig het voorfilter in vloeibaar 
    schoonmaakmiddel en water. Wring het filter 
    uit tot het droog is. Giet een beetje olie op het 
    filter en knijp de olie erin.
    4. Maak het papierfilterhuis als volgt schoon: klop 
    het lichtjes tegen een vlak oppervlak. Indien het 
    filter erg vuil is, moet het worden vervangen.
    5. Monteer alles weer in omgekeerde volgorde.
    Bij het schoonmaken van het papierfilterhuis 
    mogen geen oplosmiddelen op basis van 
    petroleum worden gebruikt. Deze reinigers 
    kunnen het filter vernielen.
    Gebruik geen perslucht bij het schoonmaken 
    van het papierfilterhuis. Het papierfilterhuis 
    mag niet met olie worden ingesmeerd. 
    5.11 BougieDe bougie(s) moet(en) na elke 2000 werkuren 
    worden vervangen (=bij elke tweede basic servi-
    ce).
    Gebruik de meegeleverde bougie. 
    Maak schoon rond de bevestiging van de bougie 
    voordat u deze losmaakt.
    Bougie
    : 
    Pro16, Pro20, Pro25: Champion RC12YC of ge-
    lijkwaardig.
    Pro Svan
    : NGK BPR5ES of DENSO W16EPR-U
    Afstand elektroden: 0,75 mm.
    5.12 LuchtinlaatZie 9-11:W. De motor is luchtgekoeld. Door een 
    verstopt koelsysteem kan de motor beschadigd ra-
    ken. Reinig de luchtinlaat van de motor na elke 50 
    werkuren. Het koelsysteem wordt bij elke basic 
    service nauwkeurig gereinigd.
    5.13 SmerenAlle smeerpunten in onderstaande tabel moeten na 
    elke 50 werkuren en na elke wasbeurt worden ge-
    smeerd.
    5.14 ZekeringenAls een van de onderstaande problemen optreedt, 
    moet u de betreffende zekering vervangen. Zie afb. 
    13.
    6 OCTROOI - ONTWERPREGIS-TRATIE
    Deze machine of onderdelen van deze machine 
    valt/vallen onder de volgende octrooi- en ontwer-
    pregistratie:
    SE9901091-0, SE9901730-3, SE9401745-6, 
    US595 7497, FR772384, DE69520215.4, 
    GB772384, SE0301072-5, SE04/000239 (PCT), 
    SE0401554-1.
    GGP behoudt zich het recht voor zonder vooraf-
    gaande aankondiging wijzigingen in het product 
    aan te brengen.  Onderdeel Actie Afb.
    Wiellager 2 smeernippels. Gebruik een 
    smeerpistool met universeel vet. 
    Pomp tot het vet eruit komt.30
    Middelpunt 4 smeernippels. Gebruik een 
    smeerpistool met universeel vet. 
    Pomp tot het vet eruit komt.31
    Stuurkettin-
    genReinig de kettingen met een 
    staalborstel.
    Smeer de kettingen met univer-
    sele kettingspray.-
    Spannings-
    armenSmeer de lagerpunten met een 
    oliehouder terwijl alle regelaars 
    zijn geactiveerd. 
    Dit werkt het beste met twee per-
    sonen.32
    Bedienings-
    kabelsSmeer de uiteinden van de kabels 
    met een oliehouder terwijl alle 
    regelaars zijn geactiveerd. 
    Dit moet worden gedaan door 
    twee personen.33
    Probleem Zekering
    De motor start niet of slaat meteen 
    weer af. De accu is opgeladen.10 A
    De zandstrooier en elektrische maai-
    hoogte-instelling werken niet.20 A
    Geen enkele elektrische functie 
    werkt. De accu is opgeladen.30 A 
    						
    							www.stiga.com
    GGP Sweden AB · Box 1006 · SE-573 28 TRANÅS 
    						
    All Stiga manuals Comments (0)

    Related Manuals for Stiga Lawn Tractor 8211 0005 70 4w Pro25 Pro20 Pro16 Pro Svan Operators Manual Dutch Version