Home
>
Stiga
>
Lawn Mower
>
Stiga Lawn Tractor 8211 0210 07 Villa President Senator 2000 Classic Operators Manual Dutch Version
Stiga Lawn Tractor 8211 0210 07 Villa President Senator 2000 Classic Operators Manual Dutch Version
Have a look at the manual Stiga Lawn Tractor 8211 0210 07 Villa President Senator 2000 Classic Operators Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

NEDERLANDSNL gebruik in de winter worden sneeuwkettingen 13-1947 aanbevolen. Het trekmechanisme mag worden belast met een verticale kracht van maximaal 100 N. De duwkracht van getrokken accessoires mag, in het trekmechanisme, niet groter zijn dan 500 N. VOOR HET STARTEN Voor u de machine in gebruik neemt, moet u deze gebruiksaanwijzing en de meegeleverde VEILIGHEIDSVOOR- SCHRIFTEN grondig doornemen. TANKVULLING Gebruik normaal benzine, indien voorra- dig loodvrij. Gebruik nooit tweetakt. N.B.! Vergeet niet dat benzine slecht kan worden, koop nooit meer benzine dan u binnen de 30 dagen gebruikt. Benzine is erg brandbaar. Bewaar de benzine in een speciaal daarvoor be- stemde tank o.d. Vul alleen benzine bij in open lucht en rook niet tijdens het bijvullen. Verwij- der nooit de vuldop of vul nooit benzine bij wanneer de motor draait of nog warm is. OLIEPEIL VAN DE MOTOR CONTRO- LEREN Het carter is bij aflevering altijd met olie SAE 30 gevuld. Controleer voor elk gebruik of het oliepeil cor- rect is. De machine moet op een vlak oppervlak staan. Maak de oliepeilstok los en droog hem af. Weer geheel neersteken en vastschroeven. Daarna losschroeven en optrekken. Het oliepeil af- lezen. Olie bijvullen tot de “FULL” streep, als het oliepeil daar onder ligt (afb 11). OLIEPEIL VAN DE TRANSMISSIE CONTROLEREN (President) De transmissie is bij levering gevuld met olie SAE 20W-50. Controleer steeds voor het gebruik of het olie- peil nog klopt. De machine moet vlak staan.Lees het oliepeil op de houder af. Het peil dient even hoog te liggen als de markering (afb 12). Eventueel bijvullen. Gebruik olie SAE 20W-50 (serviceklasse SE, SF of SG). Properheid is erg belangrijk bij de han- tering van olie voor de transmissie. Er mogen geen vuildeeltjes in het systeem terechtkomen. Vuil kan de transmissie vernielen. De houder bevat een oliefilter die de olie zuivert van grovere deeltjes. Het filter hoeft niet te worden vervangen. VEILIGHEIDSSYSTEEM Deze machine is uitgerust met een veiligheidssys- teem dat bestaat uit: - een stroomonderbreker op de drijfwerkkast (Classic - 2000 - Senator). - een stroomonderbreker bij de spanarm voor de transmissie (President). - een stroomonderbreker in de stoelbevestiging - een stroomonderbreker bij de inschakel- hendel van de krachtafnemer (alleen voor USA en Canada) - een vervangbare, elektronische veiligheids- module die het systeem stuurt Om de machine te starten moet: - de versnellingspook in de vrijloop staan (Classic - 2000 - Senator) - dat het koppelingspedaal geheel is ingetrapt (President) - de bestuurder op de stoel zitten - de inschakelhendel van de krachtafnemer zich in de onderste stand bevinden (= de krachtafnemer is uitgeschakeld) Voor ieder gebruik moet de werking van het veiligheidssysteem worden ge- controleerd! Controleer dit op de volgende wijze: - start de motor, ga op de stoel zitten, zet de versnellingspook in de eerste versnelling, til uw lichaam even op van de stoel - de motor moet stoppen (Classic - 2000 - Senator) - start de motor, ga op de stoel zitten, til uw lichaam even op van de stoel - de motor moet stoppen (President) - start de motor opnieuw, ga op de stoel zitten, schakel de krachtafnemer in, til uw lichaam even op van de stoel - de krachtafnemer moet worden uitgeschakeld - start de motor, neem plaats op de zitting, trap

NEDERLANDSNL het voetpedaal in, activeer de parkeerrem, klim van de machine - de motor magnietafslaan (President). Als het veiligheidssysteem niet werkt, mag de machine niet worden gebruikt! Breng de machine voor controle naar een servicewerkplaats. STARTEN VAN DE MOTOR 1. Open de benzinekraan (afb 13). 2. Controleer dat de bougiekabel op zijn plaats zit. 3. Controleer of de krachtafnemer uitgeschakeld is. 4a. Classic - 2000 - Senator: Zet de versnellingspook in de neutrale stand. 4b. President: Zet de aandrijfhendel in de neutrale stand. 5. Koudestart - zet de gashendel in de chokestand. Warme start - zet de gashendel in volgas (1 - 1,5 cm boven de chokestand). 6. Trap het pedaal tot op de bodem in. 7. Draai de startsleutel om en start de motor. 8. Wanneer de motor gestart is, duw de gashendel dan geleidelijk naar volgas als u de choke gebruikt heeft. 9. Belast bij een koude start de machine niet on- middellijk na het starten maar laat de motor een paar minuten draaien. Dan wordt de olie opge- warmd. STOPPEN Zet de krachtaansluiting vrij. Trek de parkeerrem aan. Laat de motor 1 - 2 minuten stationnair lopen. De motor afzetten door de startsleutel om te draaien. Sluit de benzinekraan. Dit is vooral belangrijk wanneer de machine op b.v. een aanhanger wordt vervoerd. Als u de machine onbeheerd achterlaat, moet u de bougiekabel losmaken van de bougie. Neem ook de sleutel uit het startslot. Na het maaien is de motor erg warm. Raak de geluiddemper, de cylinders of de koelribben niet aan. Anders kunt u brandwonden oplopen. RIJDEN Zorg er altijd voor dat er voldoende olie in de mo- tor is bij het rijden van hellingen (oliepeil op “FULL”). Wees voorzichtig op hellingen. Stop of start niet plotseling wanneer u een hel- ling op- of afrijdt. Rijd nooit dwars over een helling. Rijd van boven naar bene- den en beneden naar boven. Bij het naar beneden rijden langs een helling met een hoek groter dan 20° kunnen de achterwielen van de grond komen. Het maaiaggregaat verhindert echter dat de machine voorover kiept. De machine mag, met daarop originele accessoires gemonteerd, op een helling met een hoek van maximaal 10° rijden, ongeacht de richting. Rijd langzamer op hellingen en bij het nemen van een bocht om te voorkomen dat de machine kantelt of dat u controle over de machine verliest. Draai het stuurwiel niet compleet rond tijdens het rijden met hoge snelheid en vol gas. De machine kan kantelen. Houd handen en vingers uit de buurt van de ketting en de zitconsole. Anders kunnen ze beklemd raken. Gebruik de machine nooit zonder motorkap. Als u de machine gebruikt - geef altijd vol gas. ONDERHOUD Voer nooit service uit aan de machine zonder eerst: -de motor uit te schakelen -de startsleutel uit het contact te halen -de bougiekabel los te koppelen van de bougie -de parkeerrem in te schakelen -de krachtafnemer te ontkoppelen SCHOONMAKEN Om brandgevaar te voorkomen: -houd de motor, geluiddemper, accu en brandstoftank vrij van gras, blad en olie. -controleer regelmatig of de machine

NEDERLANDSNL olie en/of brandstof lekt. N.B.! Als u schoonmaakt m.b.v. een hogedruk- spuit, richt de straal dan niet rechtstreeks op de transmissie. MOTOR - OLIE VERVERSEN De eerste keer olie verversen na 5 draaiuren, daar- na iedere 50 draaiuren of één keer per seizoen. Olie verversen als de motor warm is. Gebruik olie van goede kwaliteit (serviceklas SE, SF of SG). Na het maaien is de motorolie erg warm. Laat de motor daarom eerst een paar minuten afkoelen voor u de olie af- tapt. 1. De machine naar links hellen. 2. De olieaftapplug F losschroeven (afb 14). Deze zit aan de linkerzijde van de motor, (van de achter- zijde van de machine gezien). Laat de olie in een bak lopen. Zorg ervoor dat er geen olie op de V- riemen komt. 3. De olieplug weer monteren. 4. De oliepeilstok wegnemen en nieuwe olie vul- len. Hoeveelheid olie: Classic - 1,1 Liter Senator, 2000, President - 1,4 Liter Olietype zomer: SAE-30 (Ook SAE 10W-30 kan gebruikt worden. In dit laatste geval kan het olieverbruik echter iets hoger liggen en moet het oliepeil iets vaker gecontroleerd worden). Olietype winter: SAE 5W-30 (Ook SAE 10W-30 kan gebruikt worden). Geen toevoegsles bij de olie gebruiken. Niet te veel olie vullen. Dan kan de motor te warm worden. Het oliepeil na iedere keer bijvullen controleren. Het peil moet tot “FULL” reiken. OLIE VERVANGEN TRANSMISSIE (President) De olie in de transmissie hoeft normaal gesproken niet te worden vervangen. ONTLUCHTEN (President) Als de machine nieuw is, kunnen er zich in de olie van de transmissie luchtbellen bevinden. De olie lijkt schuim te bevatten. Gewoonlijk leidt dat ertoe dat de machine lang- zaam rijdt en slecht presteert. 1. Zet de ontkoppelingshendel in de voorste stand. 2. Breng de aandrijfhendel naar voren terwijl de motor loopt en de ontkoppelingspedaal omhoog staat. Houd de aandrijfhendel 5 sec. in de voorste stand. 3. Breng vervolgens de aandrijfhendel in de ach- teruitstand en houd hem daar gedurende 5 sec. 4. Herhaal de procedure 4 - 5 maal. SMERING De machine heeft drie smeernippels G op de ach- teras die iedere 25 uur met universeel vet gesmeerd moeten worden (afb 15 - 16). Alle kunststoflagers (achterwiel-, stuurschijf-, pe- daal- en stuurstangslagers en de kabelrollen) wor- den een paar maal per seizoen met universeel vet gesmeerd. De draaipunten van de spanarmen van krachtaan- sluiting en koppeling worden een paar maal per seizoen met universeel vet gesmeerd. Vet de stuurkabel regelmatig in. Dit is belangrijk voor de levensduur van de kabel. De aandrijfketting H en de overige beweegbare draaipunten worden een paar maal per seizoen met olie gesmeerd (afb 21). De versnellingsbak (Classic, 2000, Senator) en het differentieel worden in de fabriek met vet gevuld. Als ze niet geopend worden (mag uitsluitend door een vakman gedaan worden) hoeven ze normaal niet bijgevuld te worden. ACCU Het zuurpeil regelmatig controleren. Het zuurpeil moet tussen “UPPER” en “LOWER” van de accu liggen. Gebruik uitsluitend gedestil- leerd water (accuwater) om het zuurpeil te corrige- ren.

NEDERLANDSNL Het accuzuur is erg bijtend en kan huidverwondingen veroorzaken en uw kleren beschadigen. Draag rubber handschoenen en een beschermbril. Adem de dampen niet in. Houd de accu recht zodat het accuzuur niet op uw handen en kleren kan lopen. Als dit toch gebeurt moet u overvloedig met water spoelen. Als de polen van de accu geoxideert zijn, moeten ze schoongemaakt worden. De accupolen met een staalborstel schoonmaken en met vet insmeren. LUCHTFILTER Belangrijk! Laat de motor alleen draaien wanneer het luchtfilter gemonteerd is. Reinig het voorfilter I om de 3 maanden of om de 25 werkuren, afhankelijk van wat het eerst van toe- passing is (afb 17). Reinig het papierfilter J één keer per jaar of om de 100 werkuren, afhankelijk van wat het eerst van toepassing is (afb 17). NB! Reinig vaker indien de machine in stoffige omstandigheden moet werken. 1. Verwijder de beschermkap van de luchtfilter en de schuimplastic filter. 2. Reinig de schuimplastic filter in een vloeibaar afwasmiddel en water. Wring de filter uit tot deze droog is. Giet wat olie op de filter en wrijf de olie erin. 3. Draai de moer die de papieren filter vasthouden, los en verwijder ze. Haal de papieren filter eruit en maak het luchtfilthuis zorgvuldig schoon om vuil worden van de carburateur te voorkomen. 4. Maak de papieren filter als volgt schoon. Klop deze licht tegen een glad oppervlak. Als de filter erg vuil is, dient deze te worden vervangen. 5. Monteer in omgekeerde volgorde. Bij het schoonmaken van de papieren filter mogen geen petroleum oplosmiddelen worden gebruikt. Deze oplosmiddelen vernielen de filter. Gebruik geen perslucht bij het schoonmaken van de papieren filter. De papieren filter mag niet wor- den ingeölied. KOELLUCHTINLAAT De motor is luchtgekoeld. Als het koelsysteemverstopt is gaat de motor kapot. tenminste één maal per jaar of iedere 100 draaiuren moet de motor schoongemaakt worden. Demonteer de ventilatorkap. Maak de koelflenzen van de cylinder, de ventilator en het draaiend roos- ter schoon (afb 18). Vaker schoonmaken als U droog gras maait. BOUGIE Een veroliede en verroete bougie met verbrandde electroden maakt het starten van de motor moei- lijk. De bougie met een metaalborsteltje (niet zandstra- len) schoonmaken en de afstand van de electroden weer op 0.75 mm afstellen. Vervang de bougie als de elektroden te erg ver- brand zijn. Gebruik bougiebus AC en draaipen AD uit de accessoireszak om de bougie te vervangen. De motorfabrikant beveelt het volgende aan: Champion J19LM. CARBURATOR De carburator is bij levering juist ingesteld en moet normaal niet bijgeregeld worden. Als de carburator toch bijgeregeld moet worden, neem dan contact op met een servicepunt. AFSTELLEN VAN DE KRACHTAAN- SLUITING Als de V-riem naar de dubbele riemschijf slipt wanneer de krachtaansluiting ingeschakeld is, kan de V-riem gespannen worden door de moer K op de stang van de krachtaansluiting in te schroeven (afb 19). VERWISSELEN VAN AANDRIJF- RIEMEN Altijd originele riemen voor de machine gebrui- ken. Ze passen precies en blijven het langst heel. Als U V-riemen verwisselt, de ene zijde van de machine oplichten (de carburateur altijd naar bo- ven). Zet een kist of iets dergelijks onder het voor- wiel. Niet vergeten het andere voorwiel te blokkeren zodat de machine niet weg kan rollen. De achterwielen in de stand voor een bocht zetten. LET OP! Als de machine meer dan 45° helt moet de accu verwijdert worden.

NEDERLANDSNL AANDRIJFRIEM MOTOR - DUBBELE RIEMSCHIJF 1. De riembeugel L bij de motorriemschijf losma- ken en opzij draaien (afb 20). 2. De riemgeleiding M bij de dubbele riemschijf losschroeven en wegnemen. 3. De riemgeleiding N bij de spanrol van de kracht- aansluiting losschroeven en wegnemen. 4. De V-riem wegnemen. 5. De nieuwe V-riem monteren met de overige de- len in omgekeerde volgorde. 6. De riembeugel L bij de motorriemschijf moet, wanneer de V-riem gespannen is, 3 - 5 mm van de V-riem liggen. AANDRIJFRIEM MOTOR - TRANSMISSIE 1. De riembeugel L bij de motorriemschijf losma- ken en opzij draaien (afb 20). 2. De onderste V-riem aflichten. 3. De spanrol O op de koppelingsarm losschro- even. 4. De V-riem wegnemen. 5. De nieuwe V-riem monteren met de andere de- len in omgekeerde volgorde. Het monteren wordt vereenvoudigd als het pedaal ingedrukt is. 6. De koppelingsstang bijstellen, (zie “Afstellen van de koppeling”). 7. De riembeugel L bij de motorriemschijf moet, wanneer de V-riem gespannen is (de onderste), 3 - 5 mm van de V-riem liggen. AFSTELLEN VAN DE KETTING Classic - 2000 - Senator: Als de ketting te slap is kan hij gespannen worden door de moer P verder op de spanschroef te schroe- ven. Span de ketting niet te hard (afb 21A). President: Als de ketting slap hangt, kan hij worden gespan- nen door schroef P los te maken.Druk het ketting- wiel naar beneden om de ketting te spannen. Haal vervolgens de schroef goed aan. Span de ketting niet te hard op (afb 21B). AFSTELLEN VAN DE KOPPELING Het koppelingsstangetje moet zo afgesteld worden dat de speling in het pedaal 5 - 10 mm bedraagt.De speling van de koppeling wordt afgesteld met de moeren Q. Schroef de moeren op de koppe- lingsstang dan neemt de speling toe (afb 22). AFSTELLEN VAN DE STUURKABEL Na einige uren draaien moet de stuurkabel afge- steld worden Span de stuurkabel door de moer R in te schro- even (afb 23). BELANGRIJK! Het “schroefeinde” moet vastgehouden worden tijdens het afstellen. Zet een stelsleutel of iets dergelijks op de sleutel- afplatting op het “schroefeinde”. De stuurkabel moet zo afgesteld worden dat alle speling weg is. VERWISSELEN VAN DE STUUR- KABEL De stuurkabel is onderhevig aan slijtage en moet indien nodig vervangen worden. 1. Demonteer de kapotte stuurkabel. 2. Bevestig het “moereinde” van de stuurkabel met de schroef S. De schroef niet geheel aantrekken (afb 23). 3. Leg de stuurkabel in de groef van de stuurschijf en op de kabelrollen T en U. 4. Wikkel de stuurkabel 1 omwenteling met de klok mee op de inwendige helft van de stuurrol (achter het gat in de stuurrol). 5. Druk de vastgeklonken pen i het gat van de stuurrol. 6. Rol de stuurkabel nog 1 omwenteling op de stuurrol (vóór het gat in de stuurrol). 7. Leg de stuurkabel op de kabelrollen V en X. 8. Leg de stuurkabel in de groef van de stuurschijf en steek het “schroefeinde” van de kabel door het gat in de opgelaste hoek op de stuurschijf. 9. Monteer de veer op het uiteinde van de schroef en bevestig hem met plaatje en moer R. 10. Zet de kabelhouders volgens de afbeelding en trek de schroeven aan. 11. Trek de schroef S aan. 12. Span de stuurkabel door de moer R in te schroeven. BELANGRIJK! Het “schroefeinde” moet vastgehouden worden tijdens het afstellen. Zet een stelsleutel of iets dergelijks op de sleutel- afplatting op het “schroefeinde”. Bevestig de

NEDERLANDSNL struurkabel zodanig dat alle speling eruit is en vet de kabel in. 13. Na einige uren rijden moet de kabel opnieuw afgesteld worden. 14. Span de stuurkabel niet te hard. Dat veroor- zaakt onnodige slijtage van de stuurkabel, rollen etc. AFSTELLEN VAN DE NEUTRALE STAND (President) Als de machine beweegt (kruipt) wanneer de aandrijfhendel in de gemarkeerde neutrale stand staat, moet hij worden afgesteld. 1. Start de motor en laat hem stationair draaien. 2. Het koppelingspedaal mag niet zijn ingetrapt. (Daarvoor is vereist dat er een persoon op de zit- ting zit, anders stopt de motor). 3. Maak de schroeven Y iets los (afb 24). 4. Verplaats, met de aandrijfhendel in de neutrale stand, gelijktijdig het sperplaatjeende aandrijf- hendel voorzichtig voorwaarts of achterwaarts tot- dat de machine helemaal stil staat. 5. Haal de schroeven Y weer aan. Bij de achterste schroef zit een excentrisch af- standsstuk. Door deze te draaien kunt u afstellen hoe ver de aandrijfhendel achterwaarts kan worden bewogen, d.w.z. wat de maximumsnelheid bij het achteruitrijden mag zijn. De snelheid bij het achteruitrijden kan worden af- gesteld tussen 6 - 10 km/u. Stel de snelheid voor achteruitrijden niet onnodig hoog af. De machine is dan moeilijk onder controle te houden. AFSTELLEN VAN DE AANDRIJF- HENDEL (President) De inertie van de aandrijfhendel kan worden afge- steld door de borgmoer Z in of uit te draaien (afb 25). Als de functie snelheid vasthoudengewenst wordt, dient de moer te worden ingeschroefd. De aandrijfhendel blijft dan in de ingestelde stand staan. Om de aandrijfhendel te verplaatsen is dan meer kracht nodig. Als de moer wordt uitgeschroefd is de hendel ge- makkelijker te verplaatsen. Het kan echter tot ge- volg hebben dat de hendel voortdurend moetworden vastgehouden. Stel de inertie af naar uw persoonlijke wens en naar het soort gazon dat u heeft. AFSTELLEN VAN DE REM (Classic - 2000 - Senator) De machine heeft een schijfrem op de versnel- lingsbak. Als de remwerking niet voldoende is als de pedaal ingetrapt wordt, doet men als volgt: De stelmoer A inschroeven (afb 26). BELANGRIJK! De rem niet aanliggen als de rem- pedaal losgelaten is. Controleer na het instellen dat de koppeling altijd geactiveerd wordt voor de rem. STIGA behoudt zich het recht voor om de produkten te wijzi- gen zonder voorafgaande waarschuwing.