Home > GGP Italy SPA > Lawn Mower > GGP Italy SPA Riding Mower 71503766 3 Operators Manual Dutch Version

GGP Italy SPA Riding Mower 71503766 3 Operators Manual Dutch Version

    Download as PDF Print this page Share this page

    Have a look at the manual GGP Italy SPA Riding Mower 71503766 3 Operators Manual Dutch Version online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 893 GGP Italy SPA manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

    							De machine is uitgerust met een connector (1) voor het opladen, vlakbij de accu, die
    moet worden aangesloten op de connector van de bijgeleverde speciale onderhouds-
    acculader “CB02”.
    Deze connector wordt uitsluitend
    gebruikt voor de aansluiting op de onderhoudsacculader
    “CB02”.
    Voor het gebruik:
    – volg de relatieve gebruiksaanwijzingen;
    – volg de instructies vermeld in de handleiding van de
    accu.
    6.3 CONTROLES EN AFSTELLINGEN
    6.3.1 D
    EMONTAGE, SLIJPEN EN BALANCEREN VAN HET MES
    Controleer of het mes goed geslepen is en stevig vastzit aan de steun.
    – een bot mes rukt het gras uit een veroorzaakt de vergeling van het gazon;
    – een mes dat niet goed vastzit gaat op abnormale wijze trillen en is een potentiële geva-
    renbron.
    Alle handelingen aan het maaidek (demontage, slijpen, in
    balans brengen, hermontage en/of vervanging) vergen een welbepaalde vaardig-
    heid en het gebruik van speciaal gereedschap; uit veiligheidsoverwegingen, die-
    nen deze handelingen bijgevolg uitgevoerd te
    worden in een gespecialiseerd servicecentrum.
    Om het mes te demonteren, draagt u werkhand-
    schoenen. Schroef beide moeren (1) los.
    Om het mes te demonteren, draagt u werkhand-
    schoenen. Schroef beide moeren (1) los.
    Slijp het mes met behulp van een slijpschijf met een
    middelgrote korrel en controleer de balans van het
    mes, door een ronde staaf met een diameter van 18
    mm door het centrale gat te steken.
    Een versleten of vervormd
    mes wordt altijd vervangen, en nooit hersteld!
    GEBRUIK ALTIJD ORIGINELE MESSEN VAN
    HET MERK!   !
    !OPGELET!
    !OPGELET!
    BELANGRIJK
    NL 30ONDERHOUD
    1
    Ø 18 mm
    1 
    						
    							NL 31 ONDERHOUD
    Draai bij de montage de twee bevestigingsmoeren (1) vast met
    een 60-65 Nm dynamometrische sleutel. Indien nodig, vervangt u de schroefbou-
    ten door uitsluitend ORIGINELE RESERVEONDERDELEN.
    6.3.2 A
    FSTELLING VAN HET MAAIDEK
    Een correcte afstelling van het maaidek is belangrijk voor een mooi maairesultaat. 
    Om een mooi maairesultaat te bekomen, wordt de voorkant altijd 5-
    6 mm lager afgesteld dan de achterkant.
    1. Zet de machine op een vlakke ondergrond en
    controleer de bandenspanning;
    2. plaats steunblokken (1) van 26 mm onder de
    voorkant van de plaat, steunblokken van 32 mm
    (2) onder de achterkant van het maaidek, en zet
    de hendel in de stand «1»;
    3. zet de moeren (3-5), de tegenmoeren (4 - 6) aan
    de linker- en rechterzijde, en de moeren (7-8)
    aan, zodat het maaidek goed op de steunblok-
    ken rust, met alle bevestigingen stevig aangezet;
    4. blokkeer de moer (3) en de tegenmoer (4);
    5. draai aan de moer (7) tot het voorste deel van
    het maaidek begint te stijgen;
    6. draai aan de moer (5) tot het achterste deel van
    het maaidek begint te stijgen en blokkeer de
    tegenmoer (6);
    7. controleer het voorste deel en draai, indien
    nodig, aan de moer (7);
    8. blokkeer de moer (8) aan de spil (9).
    Indien u er niet in slaagt het maaidek af te stellen,
    wendt u zich tot een erkend servicecentrum.
    6.3.3 A
    FSTELLING MESKOPPELING- EN REM
    Bij het bedienen van de hendel voor het onkoppelen van het mes, wordt tegelijk een rem
    ingeschakeld die het draaien van het mes in enkele seconden stopt.
    Bij een onregelmatige werking, wendt u zich tot een erkend servicecentrum.
    OPMERKING
    !OPGELET!
    2
    1
    4
    3
    78
    5
    9
    6 
    						
    							6.3.4 BIJSTELLEN VAN DE REM
    De verlenging van de remafstanden maakt de
    bijstelling van de rem noodzakelijk.. 
    Het bijstellen gebeurt met OPGETROKKEN
    handrem. 
    1. Verwijder het uitwerpkanaal (1), dat beves-
    tigd is met een spil (2) met pen (3):
    2. ingrijpen op de regelmoer (4) (die bereikt
    kan worden door het deksel van de motor
    weg te nemen) tot men de hoogte van 86-
    88 mm heeft bereikt tussen de klamp (5) en
    het bovenste gedeelte van de hendel (6);
    3. het uitwerpkanaal (1) hermonteren en de
    pin (2) en de pen (3) terugplaatsen.
    Als de rem na het bijstellen onregelmatig blijft functioneren,
    dient u onmiddellijk contact op te nemen met een erkend servicecentrum. VOER
    GEEN ANDERE DAN DE HIERBOVEN BESCHREVEN HANDELINGEN UIT.
    6.3.5 A
    FSTELLEN VAN DE SPANNING VAN DE DRIJFSNAAR
    Als de machine niet voldoende rijkracht vertoont,
    dient de spanning van de spanningsveer te worden
    afgesteld. Hiervoor wordt de handrem ONTKOP-
    PELD (let erop dat de machine niet gaat rijden) en
    het maaidek in de stand «3» gezet.
    1. Verwijder het uitwerpkanaal (1), dat bevestigd is
    met een spil (2) en pen (3);
    2. controleer of de dop (4) van de kabel van het kop-
    pelingsmechanisme goed in zijn zitting zit;
    3. draai aan de moeren (5) tot u een totale veerleng-
    te (6) van 174 - 176 mm bekomt, gemeten aan de
    buitenkant van de sluitringen;
    !OPGELET!
    NL 32ONDERHOUD
    6
    1
    5
    4
    3
    2
    86 - 88 mm
    1
    3
    2
    46
    5
    174 - 176
    mm 
    						
    							NL 33 ONDERHOUD
    4. controleer de veer (7) van de aansluitkabel, die
    noch te strak, nocht te los, maar voldoende vrij
    moet zijn. Is dit niet het geval, draai dan aan de
    regelaar (8) tot u de gewenste conditie verkrijgt;
    5. controleer de veer (6) opnieuw;
    6. hermonteer het uitwerpkanaal (1) en herplaats
    steeds de spil (2) met pen (3).
    6.4 DEMONTAGE EN VERVANGINGEN
    6.4.1 V
    ERVANGING VAN DE BANDEN
    1. Zet de machine op een vlakke ondergrond en
    plaats steunblokken onder een dragend ele-
    ment van het chassis, aan de zijde van het te
    vervangen wiel.
    2. Verwijder de elastische ring (1) en het ringetje
    (2) met behulp van een schroevendraaier.
    3. Neem het wiel weg.
    Breng smeervet aan op de
    as en herplaats – na hermontage van het wiel –
    het ringetje (2) en de elastische ring (1).
    Bij de vervanging van banden of wielen, dienen de rechter- en lin-
    kerwielen dezelfde diameter te hebben. Controleer tevens de afstelling van het maaidek,
    om een ongelijkmatig maairesultaat te vermijden.
    6.4.2 R
    EPARATIE OF VERVANGING VAN DE BANDEN
    Het herstellen of vervangen van een band ten gevolge van een lek, dient te worden uitge-
    voerd door een vakman, volgens de voor dit type banden geldende voorschriften.
    OPMERKING
    BELANGRIJK
    1
    2
    87 
    						
    							6.4.3 ELEKTRISCHE INSTALLATIE EN BEVEILIGING
    Voor modellen met elektrische start:
    De elektrische installatie en de elektronische
    kaart zijn beschermd door een zekering, waar-
    van de ingreep de stilstand van de machine tot
    gevolg heeft:
    1. Verwijder het motorlid (1) met behulp van
    een schroevendraaier;
    2. vervang de zekering (2) door een zekering
    met een analoog vermogen;
    3. herplaats het motorlid (1) 
    Het vermogen van de zekering is aangegeven
    op de zekering zelf.
    Een doorgebrande zeke-
    ring dient altijd te worden vervangen door een
    gelijkaardige zekering met hetzelfde vermogen
    Als de oorzaak van het in werking treden van de zekering niet wordt achterhaald,
    wendt u zich tot een erkend servicecentrum.
    Voor modellen met manuele start:
    De elektrische installatie en de kaart zijn niet beveiligd door een zekering; ingeval van
    een storing van de beveiligingssystemen of problemen aan de motor toe te schrijven
    aan de elektrische installatie, dient men zich tot een erkend Service-centrum te wen-
    den.
    6.4.4 V
    ERVANGING VAN DE DRIJFSNAAR
    De vervanging van de drijfsnaar wordt uitgevoerd in een erkend servicecentrum.
    Vervang de drijfsnaren van zodra zij duidelijke slijtage vertonen!
    GEBRUIK ALTIJD ORIGINELE DRIJFSNAREN!
    OPMERKING
    ➤
    BELANGRIJK
    ➤
    NL 34ONDERHOUD
    1
    2 
    						
    							NL 35 OPMERKING
    7. OPMERKING
    PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING
    1.De sleutel
    staat in de stand
    «DRAAIEN», maar
    de startmotor
    reageert niet.
    2.De sleutel staat
    in de stand
    «DRAAIEN», de
    startmotor
    draait, maar de
    motor start niet.
    3. De motor slaat
    afBlokkering van de elektronische kaart, te
    wijten aan:
    – een lege of gesulfateerde accu
    – een doorgebrande zekering
    – een onjuiste massa op de motor of het
    chassis
    – de aarding van de microachakelaars is
    niet goed aangesloten
    – onzekere massa van de startmotor
    – geen toestemming tot starten  
    – afwezigheid van brandstoftoevoer
    – probleem bij het starten
    Blokkering van de elektronische kaart,
    omwille van:
    – een onderbroken aardaansluiting van
    de microschakelaars
    – een lege accu
    – een verkeerd aangesloten accu (onjuis-
    te contacten)
    – een onjuiste motormassaDraai de sleutel in de stand «STOP» en
    zoek de oorzaak:
    – laad de accu op  (☛6.2.5)
    – vervang de zekering (10 A) (☛6.4.3)
    – controleer de aansluiting van de zwar-
    te aardingsdraden
    – controleer de aansluitingen
    – controleer de aansluitingen van de
    aardgeleiders
    – controleer of aan de nodige voorwaar-
    den werd voldaan om de motor te
    starten  (☛5.2.a)
    – controleer het brandstofpeil in de tank
    (☛5.3.3)
    – controleer de aansluitingen van de
    brandstoftoevoer
    – controleer de benzinefilter
    – controleer of de bougiekap goed
    bevestigd is
    – controleer de schone staat van de
    elektroden en hun correcte onderlinge
    afstand
    Draai de sleutel in de stand «STOP» En
    zoek de oorzaak van het probleem:
    – controleer de aansluitingen
    – laad de accu op (☛6.2.5)
    – controleer de aansluitingen (☛3.5)
    – controleer de aardaansluiting van de
    motor
    Voor modellen met elektrische start
    ➤ 
    						
    							PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING
    NL 36OPMERKING
    4. De motor start
    niet
    5. De motor slaat
    af
    6.
    Een moeilijke start
    of een onregelmatige
    werking van de motor
    7.Krachtverlies van
    de motor tijdens het
    maaien
    8.Bij het inschakelen
    van het mes, slaat de
    motor af
    – een onderbroken aardaansluiting van de
    microschakelaars
    – geen toestemming tot starten  
    – geen toevoer van benzine
    – storing bij start
    – een onderbroken aardaansluiting van de
    microschakelaars
    – brandstofprobleem
    – rijsnelheid te hoog ten opzichte van de
    maaihoogte
    – geen toestemming tot inschakelen
    – controleer de aansluitingen
    – controleer of aan de nodige voorwaar-
    den werd voldaan om de motor te star-
    ten  (☛5.2.a)
    – controleer het niveau in de brandstof-
    tank  (☛5.3.3)
    – controleer de bekabeling voor de ope-
    ning van de brandstofklep
    – controleer de benzinefilter
    – controleer of de dop van de bougie
    bevestigd is
    – controleer de netheid en de correcte
    afstand tussen de elektroden
    – controleer de aansluitingen
    – reinig of vervang de luchtfilter
    – maak het bakje van de carburateur
    schoon
    – maak het bakje van de carburateur
    schoon
    – controleer en vervang eventueel de
    benzinefilter
    – vertraag en/of zet het maaidek in een
    hogere stand  (☛5.4.5)
    – controleer of de veiligheidsvoorschrif-
    ten werden nageleefd (☛5.2.b)
    Voor modellen met manuele start
    ➤ 
    						
    							NL 37 OPMERKING
    PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING
    – controleer de bandenspanning
    (☛5.3.2)
    – regel het maaidek ten opzichte van
    het grasveld  (☛6.3.2)
    – controleer of het mes correct is
    gemonteerd (☛6.3.1)
    – slijp of vervang het mes  (☛6.3.1)
    – vertraag en/of zet het maaidek in een
    hogere stand (☛5.4.5)
    – wacht tot het gras droog is
    – verwijder de opvangzak en maak het
    kanaal leeg (☛5.4.7)
    – maak het maaidek schoon  (☛5.4.10)
    – balanceer of vervang het eventueel
    versleten mes  (☛6.3.1)
    – controleer of het mes goed bevestigd
    is  (☛6.3.1)
    – controleer de borgschroeven van de
    motor en het chassis, en zet ze aan. – het maaidek dat niet parallel loopt met
    het grasveld
    – een slecht functionerend mes
    – een te hoge rijsnelheid ten opzichte
    van de maaihoogte van het grasveld 
    – een verstopt kanaal
    – het maaidek zit vol gras
    – een ongebalanceerd mes
    – een niet goed bevestigd mes
    – loszittende bevestigingen9.Een onregelmatig
    maaibeeld en onvol-
    doende opvang van
    gras
    10.Abnormale trillin-
    gen tijdens het werk
    Mochten de problemen aanhouden na het uitvoeren van de hierboven beschreven han-
    delingen, wendt u zich tot een erkend servicecentrum.
    Probeer nooit zelf ingewikkelde reparaties uit te voeren als u
    niet beschikt over de juiste instrumenten en technische kennis. Iedere slecht
    uitgevoerde reparatie doet automatisch de garantie, en de aansprakelijkheid
    van de fabrikant vervallen.
    !OPGELET!  
    						
    							NL 38OP AANVRAAG LEVERBARE ACCESSOIRES
    8. OP AANVRAAG LEVERBARE ACCESSOIRES
    1. KIT VOOR “MULCHING”
    Versnippert het pas gemaaide gras en laat het achter op
    het terrein. Kan ook worden opgevangen in de grasop-
    vangzak.
    1 
    						
    							NL 39 TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
    9. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
    Elektrische installatie (  Alleen voor modellen met elektrische start) 12 V
    Accu (  Alleen voor modellen met elektrische start).............................................. 7,2 Ah
    Voorbanden  ........................................................................................................ 11 x 4.00-4
    Achterbanden  ..................................................................................................... 13 x 5.00-6
    Bandenspanning vooraan .......................................................................................... 1,8 bar
    Bandenspanning achteraan ....................................................................................... 1,3 bar
    Totaal gewicht  .................................................................................................. 106 ÷ 115 kg
    Snelheid in versnelling (indicatief)  bij 3000 min 
    –1:
    in 1ª  ..................................................................................................................... 2,5 km/h
    in 2ª  .................................................................................................................... 4,0 km/h
    in 3ª  ..................................................................................................................... 8,0 km/h
    Achteruit   ............................................................................................................ 3,5 km/h
    Binnendiameter draaicirkel (minimumdiameter ongemaaid grasoppervlak)  ............... 1,5 m
    Maaihoogte .......................................................................................................... 3 ÷ 7,5 cm
    Maaibreedte ................................................................................................................ 62 cm
    Inhoud opvangzak  ................................................................................................... 140 liter
    ➤
    ➤
    670 960720 1310703 1805
    1028 ÷ 1054 
    						
    All GGP Italy SPA manuals Comments (0)

    Related Manuals for GGP Italy SPA Riding Mower 71503766 3 Operators Manual Dutch Version