Home > Stiga > Lawn Mower > Stiga Lawn Mower ROYAL, COMFORT, DE LUXE Swedish Version Manual

Stiga Lawn Mower ROYAL, COMFORT, DE LUXE Swedish Version Manual

    Download as PDF Print this page Share this page

    Have a look at the manual Stiga Lawn Mower ROYAL, COMFORT, DE LUXE Swedish Version Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

    							71
    FRANÇAISFR
    7 ENVIRONNEMENTAL
    7.1 LABEL ENVIRONNEMENTAL 
    NORDIQUE
    Villa Royal est conforme aux normes 
    de l’écolabel nordique version 2 ap-
    plicable aux tondeuses à gazon.
     
    [*] C
    2:Machines conçues pour un usage profes-
    sionnel. Cylindrée supérieure à 225 cm
    3.
    Lorsque vous souhaitez changer de machine ou 
    lorsque vous la mettez au rebut après de longues 
    années de service, merci de la confier à votre re-
    vendeur pour qu’il la recycle.
    Ne pas jeter les batteries au plomb avec les déchets 
    habituels. Déposez-les dans un centre de recycla-
    ge.
    Lors des vidanges, collectez l’huile usagée sans en 
    renverser. Déposez l’huile usagée et les filtres à 
    huile dans un centre de recyclage.
    Pour éviter de renverser l’huile, nous recomman-
    dons d’utiliser le jerrycan Stiga. Vous pouvez vous 
    le procurer chez tous les revendeurs Stiga agréés, 
    sous la référence 9500-9995-00.
    7.2 Déclaration de matériauxLe produit contient les matériaux suivants :
    Matériau Pourcentage en poids
    Acier 76%
    Aluminium 10,5%
    ABS 3,5%
    Caoutchouc 5,5%
    PP 1,5%
    POM < 1%
    PE < 1%
    Revêtement de la machine : peinture par poudrage 
    à base polyester. Bloc moteur en fonte d’alumi-
    nium.
    GGP se réserve le droit de modifier le produit sans 
    avis préalable. 
    Villa Royal
    Niveau de pression 
    sonore de chaque pla-
    teau, tel que perçu par le 
    conducteur [dB(A)]92 M: 81
    107 M: 82
    Groupe de produits [*] C
    2
    Consommation spécifique 
    de carburant [g/kWh]300-400
    Consommation relative 
    de carburantfaible
    340 008 
    						
    							72
    NEDERLANDSNL
    1 ALGEMEEN
    Dit symbool geeft een WAARSCHU-
    WING weer. Als de instructies niet 
    nauwkeurig worden opgevolgd, kan dit 
    leiden tot ernstige persoonlijke verwon-
    dingen en/of schade.
    Voordat u deze machine in gebruik 
    neemt, moet u de gebruiksaanwijzing 
    en de meegeleverde VEILIGHEIDS-
    VOORSCHRIFTEN zorgvuldig door-
    nemen.
    1.1 SymbolenOp de machine ziet u de volgende symbolen  om u 
    eraan te herinneren dat voorzichtigheid en oplet-
    tendheid bij gebruik en tijdens onderhoud geboden 
    is.
    Betekenis van de symbolen:
    Waarschuwing!
    Lees vóór gebruik van de machine de ge-
    bruikershandleiding en de veiligheids-
    voorschriften.
    Waarschuwing!
    Kijk uit voor weggegooide voorwerpen. 
    Houd omstanders op afstand.
    Waarschuwing!
    Draag altijd gehoorbescherming.
    Waarschuwing!
    Deze machine is niet bedoeld voor rijden 
    op de openbare weg.
    Waarschuwing!
    U mag met de machine niet rijden op een 
    helling met een grotere hellingshoek dan 
    10º.
    Waarschuwing!
    Kans op brandwonden. Raak de geluid-
    demper/katalysator niet aan. 
    1.2 Verwijzingen
    1.2.1 Afbeeldingen
    De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding 
    zijn genummerd met 1, 2, 3 etc.
    Onderdelen in afbeeldingen worden aangegeven 
    met A, B, C etc.
    Een verwijzing naar onderdeel C in afbeelding 2 
    wordt als volgt weergegeven:.
    “Zie afb. 2:C.” of gewoon “(2:C)”
    1.2.2 Titels
    De titels in deze gebruikershandleiding zijn op de 
    volgende manier genummerd:“1.3.1 Algemene veiligheidscontrole” is een subti-
    tel van “1.3 Veiligheidscontrole” en wordt onder 
    deze titel vermeld.
    Wanneer naar een titel wordt verwezen, wordt al-
    leen het nummer van deze titel aangegeven. Bij-
    voorbeeld “Zie 1.3.3”.
    2 BESCHRIJVING
    2.1 AandrijvingDe machine heeft voorwielaandrijvingGereed-
    schap dat aan de voorzijde is gemonteerd wordt 
    aangestuurd door aandrijfriemen.
    2.2 BesturingDe machine heeft achterwielbesturing. Daarom 
    kan de machine gemakkelijk om bomen of andere 
    obstakels heen rijden. Het sturen wordt geregeld 
    via een kabel (Comfort en de Luxe) of een kabel-
    ketting (Royal).
    2.3 BeveiligingssysteemDe machine is uitgerust met een elektrisch beveili-
    gingssysteem. Dit systeem onderbreekt bepaalde 
    activiteiten die door onjuiste handelingen gevaar-
    lijke situaties kunnen veroorzaken. De motor kan 
    bijvoorbeeld niet gestart worden als de koppeling 
    van de parkeerrem is ingetrapt.
    Controleer voor elk gebruik of het be-
    veiligingssysteem werkt.
    2.4 Bediening
    2.4.1 Gereedschapslift, mechanisch (2:C)
    U kunt als volgt schakelen tussen de werkpositie 
    en de transportpositie:
    1. Trap het pedaal volledig in. 
    2. Laat het pedaal langzaam los.
    2.4.2 Koppeling - parkeerrem (2:B)
    Druk nooit op het pedaal tijdens het rij-
    den. De krachtoverbrenging kan dan 
    oververhit raken.
    Het pedaal (2:B) heeft de vol-
    gende drie standen:
    •Omhoog. De koppeling is niet geactiveerd. De 
    parkeerrem is niet geactiveerd.
    •Voor de helft ingetrapt. Voorwaarts rijden uit-
    geschakeld. De parkeerrem is niet geactiveerd.
    •Ingetrapt. Voorwaarts rijden uitgeschakeld. De 
    parkeerrem is geactiveerd maar niet vergren-
    deld. 
    						
    							73
    NEDERLANDSNL
    2.4.3 Vergrendeling, parkeerrem (2:A)
    De vergrendeling vergrendelt het koppe-
    lings-/rempedaal in de ingetrapte stand. 
    Deze functie wordt gebruikt om de machi-
    ne te vergrendelen op hellingen, tijdens 
    transport enz., als de motor niet draait.
    De parkeerrem moet tijdens het werk 
    altijd uitgeschakeld zijn.
    Vergrendelen:
    1. Trap het pedaal (2:B) volledig in. 
    2. Verplaats de vergrendeling (2:A) naar rechts.
    3. Laat het pedaal los.
    4. Laat de vergrendeling (2:A) los.
    Ontgrendelen:
    Trap het pedaal volledig in en laat het weer los.
    2.4.4 Rijden - bedrijfsrem (2:D)
    Het pedaal (2:D) regelt de versnelling tussen de 
    motor en de wielen (= de snelheid). Wanneer het 
    pedaal omhoog staat, wordt de bedrijfsrem geacti-
    veerd.
    1. Pedaal voorwaarts 
    – de machine gaat vooruit.
    2. Pedaal onbelast 
    – de machine staat stil.
    3. Pedaal achterwaarts 
    – de machine rijdt achteruit.
    4. Minder druk op het pedaal 
    – de machine remt.
    2.4.5 Stuur (5)
    De hoogte van het stuurwiel kan in vijf standen 
    worden aangepast. Druk de vergrendeling op de 
    stuurstang in en zet het stuur in de gewenste hogere 
    of lagere stand.
    Verstel het stuur nooit tijdens het rij-
    den.
    Draai nooit aan het stuur als de machi-
    ne stilstaat en het gereedschap ín de 
    werkstand staat. De kans bestaat dat 
    het stuurmechanisme wordt overbelast.
    2.4.6 Gas- en chokehendel (3:G) 
    (Comfort, de Luxe)
    Hendel om de snelheid te regelen en om te choken 
    bij een koude start. 
    1. Choke - voor het starten van een koude 
    motor. De choke staat in de bovenste stand 
    in de groef. 
    Gebruik deze functie niet als de motor 
    warm is.
    2. Vol gas - bij gebruik van de machine al-
    tijd vol gas geven. Om de gashendel op vol gas te zetten, zet u de hen-
    del ongeveer 2 cm achter de chokestand.
    3. Stationairloop.
    2.4.7 Gashendel (4:K) (Royal)
    Voor het instellen van de toerentallen.
    1. Vol gas - bij gebruik van de machine al-
    tijd vol gas geven. 
    2. Stationairloop.
    2.4.8 Chokehendel (4:I) (Royal)
    Trekhendel om te choken bij koude start.
    1. Hendel volledig uitgetrokken - choke-
    klep in de carburateur gesloten. Voor kou-
    de start.
    2. Hendel ingedrukt. Chokeklep open. 
    Voor starten met warme motor en tijdens 
    het rijden. 
    Rijd nooit met uitgetrokken choke als de motor 
    warm is.
    2.4.9 Contactslot/koplamp (3, 4:E))
    Het contactslot wordt gebruikt om de motor te star-
    ten en uit te schakelen. 
    Laat de sleutel niet in stand 2 of 3 op de 
    machine zitten. Er is dan brandgevaar 
    omdat brandstof in de motor kan lopen 
    via de carburateur en de accu kan ont-
    laden en worden beschadigd.
    Vier standen:
    1. Stopstand - de motor is kortgesloten. De 
    sleutel kan verwijderd worden.
    2. Rijstand.
    3. Rijstand.
    4. Startstand - de elektrische startmotor 
    wordt geactiveerd op het moment dat de 
    sleutel in de veerbelaste startstand wordt 
    gedraaid. Laat de sleutel teruggaan naar 
    rijstand 3 wanneer de motor gestart is.
    2.4.10 Krachtafnemer (3:H) (Comfort)
    Hendel voor in- en uitschakelen van de krachtafne-
    mer voor aandrijving van het maaidek en aan de 
    voorzijde gemonteerde accessoires. Twee standen:
    1.Voorste stand - krachtafnemer uitge-
    schakeld. 
    						
    							74
    NEDERLANDSNL
    2. Achterste stand - krachtafnemer inge-
    schakeld.
    2.4.11 Krachtafnemer (3, 4:F) 
    (Royal, de Luxe)
    Schakelaar voor in- en uitschakelen van de elektro-
    magnetische krachtafnemer voor gebruik van aan 
    de voorzijde gemonteerde accessoires. Twee stan-
    den:
    1. Druk op het voorste deel van de schake-
    laar - de krachtafnemer wordt ingescha-
    keld. Het symbool brandt.
    2. Druk op het achterste deel van de scha-
    kelaar - de krachtafnemer wordt uitge-
    schakeld. 
    2.4.12 Instelling maaihoogte (5, 6:J)
    (Pro16, Pro20, Pro25)
    De machine is uitgerust met een mechanisme voor 
    het gebruik van een maaidek met elektrische maai-
    hoogte-instelling.
    De schakelaar wordt gebruikt om de maai-
    hoogte traploos in te stellen. 
    Het maaidek is aangesloten op het contact (6:Z).
    2.4.13 Koppelingshendel (7:L)
    Hendel om de traploze transmissie uit te schake-
    len. Hiermee kunt u de machine handmatig ver-
    plaatsen zonder de motor te gebruiken. Twee 
    standen:
    1. Hendel naar buiten - transmis-
    sie ingeschakeld voor normaal 
    gebruik. U hoort een klik als de 
    hendel in deze stand wordt ver-
    grendeld.
    2. Hendel naar binnen – transmissie is uitgescha-
    keld. De machine kan handmatig worden ver-
    plaatst.
    De machine mag niet over lange afstanden of met 
    hoge snelheid worden gesleept. Hierdoor kan de 
    versnellingsbak worden beschadigd. 
    2.4.14 Zitting (8:M)
    De zitting kan worden opgeklapt en naar 
    voor of achter worden geschoven.  De 
    stand van de zitting kan met de knoppen 
    (8:N) worden vergrendeld.
    De zitting is voorzien van een beveiligingsschake-
    laar die is aangesloten op het beveiligingssysteem 
    van de machine. Doordat bepaalde functies niet 
    werken als er niemand op de zitting zit wordt voor-
    komen dat er gevaarlijke situaties kunnen ont-
    staan. Zie ook 4.3.2.2.4.15 Motorkap (9:O, 10:O)
    Om de motor en de accu te kunnen inspecteren en 
    onderhouden, verwijdert u de kap. 
    De motor mag niet draaien als u de kap verwij-
    dert. 
    Kap verwijderen:
    1. Klap aan de achterzijde de beide vergrendelin-
    gen van de kap naar buiten (9:P).
    2. Trek de motorkap eerst iets terug. Til de kap 
    daarna omhoog.
    Kap terugplaatsen:
    1. Kantel de zitting naar voren.
    2. Zorg dat de pennen boven aan de voorzijde van 
    de kap zich tegenover de gaten in de rand van 
    het chassis bevinden (10). Laat een tussenruim-
    te van ongeveer 2 cm over.
    3. Geleid de conische pennen in de openingen in de 
    rand van het chassis. Druk de hele kap nu naar 
    voren.
    5. Klap de beide vergrendelingen weer naar bene-
    den (9:P).
    De machine alleen gebruiken met geslo-
    ten en vergrendelde kap. Anders be-
    staat er een kans op brandwonden en 
    kunt u bekneld raken.
    3 TOEPASSINGEN
    De machine mag uitsluitend gebruikt worden bij 
    de volgende werkzaamheden met de aangegeven 
    originele STIGA-accessoires:
    Het trekmechanisme mag worden belast met een 
    verticale kracht van maximaal 100 N.
    De duwkracht van getrokken accessoires op het 
    trekmechanisme mag niet groter zijn dan 500 N.
    Werkzaamheden Accessoires, origineel van 
    STIGA
    Gras maaien Maaidekken gebruiken:
    85 M, 92 M, 107 M (Royal), 107 
    M El (Royal)
    Vegen Veegmachine of veegmachine 
    met opvangbak gebruiken. Voor 
    de eerste optie wordt het gebruik 
    van een stofbeschermer aanbe-
    volen.
    Sneeuwruimen Sneeuwschuif of sneeuwfrees 
    gebruiken. Sneeuwkettingen en 
    framegewichten zijn aanbevo-
    len.
    Gras en bladeren 
    vegenGetrokken opvangbak 30 of 42 
    gebruiken.
    Gras- en bladtrans-
    portTransportkar Combi gebruiken. 
    						
    							75
    NEDERLANDSNL
    LET OP! Neem vóór het gebruik van een aanhan-
    ger altijd contact op met uw verzekeringsmaat-
    schappij.
    LET OP! Deze machine is niet bedoeld voor rijden 
    op de openbare weg.
    4 STARTEN EN RIJDEN
    De machine alleen gebruiken met geslo-
    ten en vergrendelde kap. Anders be-
    staat er een kans op brandwonden en 
    kunt u bekneld raken.
    4.1 Bijvullen met benzineGebruik altijd loodvrije benzine. Gebruik nooit 
    brandstof voor tweetaktmotoren.
    De tank heeft een inhoud van 14 liter. Door de 
    transparante tank is het brandstofniveau makkelijk 
    af te lezen.
    LET OP! Gewone loodvrije benzine is beperkt 
    houdbaar en mag niet langer dan 30 dagen worden 
    bewaard.
    U kunt ook milieuvriendelijke benzine gebruiken, 
    d.w.z. gealkyleerde benzine. Dit type benzine heeft 
    een samenstelling die minder schadelijk is voor 
    mens en milieu.
    Benzine is uiterst brandbaar. Bewaar 
    brandstof altijd in een speciaal daar-
    voor bestemde tank. 
    Vul alleen buitenshuis benzine bij en 
    rook niet tijdens het bijvullen. Vul de 
    tank voordat u de motor start. Verwij-
    der nooit de vuldop en vul de machine 
    nooit met benzine wanneer de motor 
    loopt of nog warm is.
    Vul de benzinetank nooit helemaal tot de rand. 
    Laat een zekere ruimte (ten minste de gehele vul-
    buis plus 1-2 cm bovenin de tank) leeg, zodat de 
    benzine, wanneer deze warm wordt, kan uitzetten 
    zonder over te stromen. Zie afb. 13.
    4.2 Controleer het oliepeilBij aflevering is het carter gevuld met olie van het 
    type SAE 30 (Comfort en de Luxe) of SAE 10W-
    40 (Royal).
    Controleer voor elk gebruik of het oliepeil cor-
    rect is. De machine moet op een vlakke onder-
    grond staan.
    Zorg dat de omgeving rond de oliepeilstok 
    schoon is. Draai de oliepeilstok los en trek 
    hem omhoog. Veeg de oliepeilstok af. 
    Comfort en de Luxe:
    Breng de oliepeilstok weer aan en draai hem vast.Royal:
    Breng de oliepeilstok weer aan zonder hem vast te 
    draaien.
    Trek de oliepeilstok weer omhoog. Lees het olie-
    peil af. Vul olie bij tot de FULL-streep als het 
    oliepeil onder deze markering staat (11).
    Het oliepeil mag nooit boven de “FULL”-streep 
    komen. Een te hoog oliepeil kan de motor overver-
    hitten. Als het oliepeil boven de “FULL”-streep 
    komt, moet de olie worden afgetapt tot het juiste 
    niveau is bereikt.
    4.3 VeiligheidscontroleControleer of de machine voldoet aan de onder-
    staande veiligheidscontrole. 
    De veiligheidscontrole moet voor ieder 
    gebruik worden uitgevoerd.
    Als een van de onderdelen niet door de 
    test komt, moet u de machine niet ge-
    bruiken! Breng de machine voor repa-
    ratie naar een servicewerkplaats!
    4.3.1 Algemene veiligheidscontrole
    Onderdeel Resultaat
    Brandstofslangen 
    en aansluitingen.Geen lekkages.
    Elektrische kabels. Isolatie is intact.
    Geen mechanische schade.
    Uitlaatsysteem. Geen lekkages bij aansluitin-
    gen.
    Alle schroeven zijn vastge-
    draaid.
    Olieleidingen Geen lekkages. Geen schade.
    Rijd de machine 
    voor- en achteruit 
    en laat het pedaal 
    van de bedrijfsrem 
    omhoog komen.De machine stopt dan.
    Testrit Geen abnormale trillingen.
    Geen abnormale geluiden. 
    						
    							76
    NEDERLANDSNL
    4.3.2 Elektrische veiligheidscontrole
    Controleer voor elk gebruik of het be-
    veiligingssysteem werkt.
    4.4 StartenOpen de benzinekraan die zich in de kap aan de 
    linkerachterzijde bevindt (12)
    2.  Controleer of the bougiekabel(s) op de bou-
    gie(s) is/zijn geplaatst.
    3.  Controleer of de krachtafnemer uitgeschakeld 
    is. 
    4.  Houd uw voet niet op het aandrijfpedaal. 
    5. Comfort, de Luxe:
    Starten van een koude motor – zet de gashendel 
    helemaal in de chokestand. 
    Starten van een warme motor – zet de gashendel 
    op vol gas (ongeveer 2 cm achter de 
    chokestand).
    Royal:
    Zet de gashendel op vol gas. 
    Starten van een koude motor - trek de choke-
    hendel volledig uit. 
    Starten van een warme motor – druk de choke-
    hendel volledig in.
    6.  Trap het koppelings-/rempedaal volledig in.
    7.  Draai de contactsleutel om en start de motor.
    8 Comfort, de Luxe:
    Wanneer de motor is gestart, duwt u de gashen-
    del geleidelijk naar vol gas (ongeveer 2 cm ach-
    ter de chokestand) als u de choke gebruikt hebt. 
    Royal:
    Wanneer de motor is gestart, duwt u de choke-
    hendel geleidelijk in als u deze gebruikt hebt. 
    9. Laat de machine na een koude start niet onmid-
    dellijk belast werken, maar laat de motor eerst 
    een paar minuten warmdraaien. Op die manier 
    kan de olie eerst opwarmen. 
    Bij gebruik van de machine altijd vol gas geven.
    4.5 BedieningstipsControleer altijd of de juiste hoeveelheid olie in de 
    motor zit. Dit is met name belangrijk bij het wer-
    ken op hellingen. Zie 4.2. 
    Wees voorzichtig bij het rijden op hel-
    lingen. Start of stop niet plotseling wan-
    neer u een helling op- of afrijdt. Rijd 
    nooit dwars over een helling. Rijd van 
    boven naar beneden en van beneden 
    naar boven. 
    Deze machine mag op een helling van 
    maximaal 10° rijden.
    Verminder de snelheid op hellingen en 
    bij scherpe bochten om controle over de 
    machine te houden en het risico op kan-
    telen te beperken.
    Draai bij rijden in de hoogste versnel-
    ling en bij vol gas het stuur niet volledig 
    naar één kant. De machine kan dan 
    kantelen.
    Blijf met uw handen uit de buurt van de 
    middensturing en de zittinghouder. An-
    ders kunt u bekneld raken! Rijd nooit 
    met de machine als de motorkap open 
    is.
    Rijd nooit als het maaidek in de trans-
    portpositie staat. Dit veroorzaakt scha-
    de aan de aandrijfsnaar van het 
    maaidek.
    4.6 StoppenSchakel de krachtafnemer uit. Trek de parkeerrem 
    aan. 
    Laat de motor 1-2 minuten stationair draaien. Zet 
    de motor af door de contactsleutel om te draaien.
    Sluit de benzinekraan. Dit is vooral belangrijk als 
    de machine op bijv. een aanhanger vervoerd moet 
    worden.
    Als u de machine zonder toezicht ach-
    terlaat, moet u de bougiekabel(s) losma-
    ken van de bougie(s). Trek ook de 
    sleutel uit het contactslot. 
    Direct na gebruik kan de motor bijzon-
    der heet zijn. Raak de demper, de cilin-
    der of de koelribben niet aan. Dit kan 
    ernstige brandwonden veroorzaken.
    4.7 Reiniging
    Om het gevaar op brand te verkleinen 
    de motor, de demper, de accu en de 
    brandstoftank vrijhouden van gras, 
    bladeren en olie.
    Om het gevaar op brand te verkleinen 
    regelmatig controleren of er sprake is 
    van olie- en/of brandstoflekkage.  Status Handeling Resultaat
    Het koppelings-/rem-
    pedaal is niet inge-
    trapt.
    De krachtafnemer is 
    niet ingeschakeld.Probeer te star-
    ten.De motor 
    start niet.
    Het koppelings-/rem-
    pedaal is ingetrapt.
    De krachtafnemer is 
    ingeschakeld.De bestuurder 
    gaat staan.De motor 
    start niet.
    Lopende motor. De 
    krachtafnemer is 
    ingeschakeld.De bestuurder 
    gaat staan.De krachtaf-
    nemer wordt 
    uitgescha-
    keld.
    Lopende motor. Verwijder zeke-
    ring 10 A.
    Zie afb. 14.De motor 
    stopt dan. 
    						
    							77
    NEDERLANDSNL
    Reinig de machine na gebruik. Voor het reinigen 
    gelden de volgende richtlijnen.
    • Als u de machine met een hogedrukreiniger rei-
    nigt, richt de straal dan niet rechtstreeks op de 
    asborging, elektrische onderdelen of hydrauli-
    sche kleppen.
    • Sproei nooit rechtstreeks water op de motor. 
    • Reinig de motor met een borstel en/of perslucht.
    • Reinig de luchtinlaat van de motor. 
    5 ONDERHOUD
    5.1 OnderhoudsprogrammaOm de machine voortdurend in goede staat te hou-
    den en zo de betrouwbaarheid te bevorderen, ook 
    in verband met het milieu, moet het onder-
    houdsprogramma van STIGA worden gevolgd.
    De inhoud van dit programma vindt u in het bijge-
    voegde serviceboekje.
    Basic service
     moet altijd door een erkende service-
    werkplaats worden uitgevoerd.
    Eerste onderhoud en Intermediate Service
     zou 
    door een erkende servicewerkplaats moeten wor-
    den uitgevoerd, maar kan ook door de gebruiker 
    worden gedaan. De inhoud van deze programmas 
    staat in het serviceboekje en de handelingen zijn 
    beschreven onder“4” en hieronder.
    Onderhoud dat door een erkende servicewerk-
    plaats wordt uitgevoerd geeft u de garantie dat uw 
    machine professioneel wordt onderhouden met 
    originele reserveonderdelen.
    Na elke onderhoudsbeurt die is uitgevoerd bij een 
    erkende servicewerkplaats krijgt u een stempel in 
    het onderhoudsboekje.  Een serviceboekje waarin 
    ieder onderhoud wordt geregistreerd, is een waar-
    devol document dat de tweedehandswaarde van de 
    machine verhoogt.
    5.2 VoorbereidingAlle service en onderhoud moet worden uitge-
    voerd op een stilstaande machine waarvan de mo-
    tor is uitgeschakeld.
    Zorg dat de machine niet kan wegrol-
    len. Gebruik daarom altijd de parkeer-
    rem.
    Voorkom dat de motor onbedoeld start 
    door de bougiekabel(s) los te maken van 
    de bougie(s) en de contactsleutel te ver-
    wijderen. 
    5.3 BandenspanningPas de bandenspanning op de volgende manier 
    aan:
    Voorzijde: 0,4 bar (6 psi).. 
    Achter: 1,2 bar (17 psi). 
    5.4 Motorolie vervangen, filter 
    5.4.1 Motorolie
    Ververs de motorolie zoals hieronder wordt be-
    schreven. Wanneer er zowel bedrijfsuren als maan-
    den worden vermeld, geldt de eerste situatie die 
    zich voordoet.
    Ververs de olie regelmatiger als de machine onder 
    extreme condities of bij hoge omgevingstempera-
    turen wordt gebruikt.
    Gebruik synthetische olie met serviceklasse SF of 
    hoger, zoals aangegeven in de onderstaande tabel.
    Gebruik olie zonder toevoegingen.
    Vul niet te veel olie bij. Dit kan tot oververhitting 
    van de motor leiden. 
    Ververs de olie wanneer de motor warm is.
    Direct na het stoppen van de machine 
    kan de motorolie erg heet zijn. Laat de 
    motor daarom een paar minuten afkoe-
    len voordat u de olie aftapt.
    1. Comfort en de Luxe:
    Olieaftapplug.
    Schroef de olieaftapplug los (14).
    Royal:
    Metalen olieaftapleiding.
    Schroef de olieaftapplug aan het uiteinde van de 
    leiding los (15). 
    Vang de olie op in een vat. Breng die olie vervol-
    gens naar een milieustraat. Mors geen olie op de 
    aandrijfriemen.
    2.  Schroef de olieaftapplug vast. Let op dat de ve-
    zelpakking en de ring (15:Q) in de plug onbe-
    schadigd zijn en op hun plaats zitten.
    3. Kijk eerst hieronder als het oliefilter moet wor-
    den vervangen, zie 5.4.2.
    4.  Verwijder de oliepeilstok en vul de machine 
    met nieuwe olie.
    MachineOlie verversen
    1e keer Interval
    Comfort, 
    de Luxe5 bedrijfsuren 50 bedrijfsuren
    Royal 20 bedrijfsuren 
    of 1 maand100 bedrijfsuren 
    of 6 maanden
    Gebruik Olie
    Alle temperaturen SAE 10W-30
    Onder -18°C SAE 5W-30
    Boven 0°C SAE30 
    						
    							78
    NEDERLANDSNL
    Hoeveelheid olie, zie onderstaande tabel.
    5. Na het bijvullen van olie start u de motor en laat 
    u deze 30 seconden stationair draaien. 
    6. Controleer of er een olielek is.
    7. Zet de motor af. Wacht 30 seconden en contro-
    leer dan of het oliepeil overeenkomt met 4.2.
    5.4.2 Oliefilter (16)
    Het oliefilter moet worden vervangen na 100 wer-
    kuren. Tap eerst de motorolie af en installeer de 
    olieaftapplug zoals hierboven beschreven. Ver-
    vang vervolgens het oliefilter (16:R) op de volgen-
    de wijze:
    1. Maak rond het filter schoon en demonteer het 
    filter.
    2. Bevochtig de pakking van het nieuwe filter met 
    olie.
    3. Installeer het filter. Schroef het filter eerst zo 
    ver vast dat de pakking de motor raakt. 
    4. Comfort, de Luxe
    : draai het filter nog 1/2 tot 3/
    4 slag verder.
    Royal
    : draai het filter aan tot 1,2 Nm.
    5. Ga verder met punt 4 onder 5.4.1 hierboven.
    5.5 Benzinefilter (17:S)Vervang het benzinefilter elk seizoen. 
    Controleer of er geen benzinelekkages zijn nadat 
    het nieuwe filter is geïnstalleerd.
    5.6 RiemtransmissiesControleer na 5 werkuren of alle riemen intact en 
    onbeschadigd zijn.
    5.7 BesturingDe besturing moet na 5 werkuren worden gecon-
    troleerd/afgesteld en vervolgens na elke 25 werku-
    ren.
    5.7.1 Controles
    Draai het stuur kort heen en weer. Er mag geen 
    speling in de stuurkettingen zitten.5.7.2 Afstelling (18:T)
    Stel indien nodig de stuurkabels als volgt af:
    1. Zet de machine in de recht vooruit-stand.
    2.. Stel de stuurkabels af met twee moeren. Deze 
    bevinden zich voor de achterwielen (18:T).
    OPMERKING! Zet het schroefdraadgedeel-
    te van de kabel met een pijpsleutel zo vast 
    dat de kabel niet kan draaien.
    3. Draai beide moeren evenveel tot er geen speling 
    meer is.
    4. Rijd de machine recht vooruit en controleer of 
    het stuur recht staat.
    5. Als het stuur verdraaid staat, maakt u de ene 
    moer losser en de andere vaster.
    Zet de stuurkabels niet te strak vast. Hierdoor 
    wordt het sturen zwaar en zal de slijtage toenemen.
    5.8 AccuOverlaad de accu nooit. Overladen kan 
    de accu beschadigen.
    Zorg dat de accupolen geen kortsluiting 
    maken,want dan kunnen er vonken en 
    brand ontstaan. Zorg dat metalen siera-
    den niet in contact kunnen komen met 
    de accupolen.
    Als er schade is ontstaan aan de behui-
    zing, het deksel of de contactpunten van 
    de accu of als er interferentie optreedt 
    bij de strip die over de kleppen ligt, 
    moet de accu vervangen worden.
    De accu wordt gereguleerd door kleppen en geeft 
    een uitgangsspanning van 12 V. De accuvloeistof 
    kan en mag niet worden gecontroleerd of aange-
    vuld. U hoeft de accu alleen maar op te laden, bij-
    voorbeeld als u deze lang niet hebt gebruikt.
    De accu moet volledig zijn opgeladen 
    voordat u deze voor de eerste keer gaat 
    gebruiken. De accu moet altijd volledig 
    opgeladen worden bewaard, anders 
    kan deze beschadigd raken. 
    5.8.1 Accu opladen met motor
    De accu kan als volgt worden opgeladen met de 
    dynamo van de motor.
    1. Plaats de accu in de machine zoals hieronder af-
    gebeeld.
    2. Zet de machine buiten of zorg dat de uitlaatgas-
    sen kunnen worden afgevoerd.
    3. Start de motor volgens de instructies in de hand-
    leiding.
    4. Laat de motor 45 minuten lopen.
    5. Zet de motor af. De accu is nu volledig opgela-
    den. MachineHoeveelheid olie
    Zonder vervan-
    ging filterMet vervanging 
    filter
    Comfort, 
    de Luxe1,4 l 1,7 l
    Royal 0,9 l 1,05 l 
    						
    							79
    NEDERLANDSNL
    5.8.2 Accu opladen met oplader
    Als de accu wordt opgeladen met een oplader, 
    dient deze een constante spanning te hebben.
    Neem contact op met uw leverancier voor een der-
    gelijke oplader.
    De accu kan beschadigd raken als er een stan-
    daard oplader wordt gebruikt. 
    5.8.3 Verwijderen/Plaatsen
    De accu zit onder de motorkap. Zie afbeelding 19
    Bij het verwijderen of plaatsen van de accu dient u 
    rekening te houden met het volgende:
    • Bij het verwijderen. Maak eerst de zwarte kabel 
    los van de negatieve accuklem (-). Maak daarna 
    de rode kabel los van de positieve accuklem (+).
    • Bij het plaatsen. Sluit eerst de rode kabel aan op 
    de positieve accuklem (+). Sluit dan de zwarte 
    kabel aan op de negatieve accuklem (-).
    Als u de kabels niet in de goede volgor-
    de aansluit of losmaakt, kan er kortslui-
    ting ontstaan en kan de accu 
    beschadigd raken.
    Als u de kabels verwisselt, raken de dy-
    namo en de accu beschadigd.
    De accu moet altijd aangesloten zijn als 
    u de motor wilt laten lopen. Anders 
    kunnen de dynamo en het elektrische 
    systeem beschadigd raken.
    5.8.4 Reiniging
    Indien de accupolen geoxideerd zijn, moeten deze 
    schoongemaakt worden. Reinig de accupolen met 
    een staalborstel en smeer ze in met vet.
    5.9 Luchtfilter (Comfort, de Luxe)Het voorfilter (schuimplastic filter) moet na 25 
    werkuren worden gereinigd/vervangen.
    Het luchtfilter (papierfilter) moet na 100 werkuren 
    worden gereinigd/vervangen.
    LET OP! Reinig/vervang beide filters vaker indien 
    de machine in stoffige omstandigheden moet wer-
    ken.
    Verwijder/installeer de luchtfilters als volgt:
    1.  Maak voorzichtig schoon rond de luchtfilter-
    kap.
    2. Demonteer de luchtfilterkap (20:U) door de 
    twee klemmen te verwijderen. 
    3.  Demonteer het filter (20:V). Het voorfilter 
    wordt over het luchtfilter geplaatst. Zorg ervoor 
    dat de carburateur niet vuil wordt. Maak de be-
    huizing van het luchtfilter schoon.
    4. Maak het papierfilter schoon door er zachtjes 
    mee tegen een plat oppervlak te tikken. Indien 
    het filter erg vuil is, moet het worden vervan-
    gen.5. Reinig het voorfilter. Indien het filter erg vuil is, 
    moet het worden vervangen.
    6. Monteer alles weer in omgekeerde volgorde.
    Bij het schoonmaken van de behuizing van het pa-
    pierfilter mogen geen perslucht of oplosmiddelen 
    op basis van petroleum worden gebruikt. Hierdoor 
    raakt het filter beschadigd.
    Gebruik geen perslucht bij het schoonmaken van 
    de behuizing van het papierfilter. Het papierfilter-
    huis mag niet met olie worden ingesmeerd. 
    5.10 Luchtfilter (Royal)Reinig het voorfilter en papierfilter om de 3 maan-
    den of om de 50 werkuren, afhankelijk van wat het 
    eerst van toepassing is. Vervang het papierfilter 
    jaarlijks of om de 200 werkuren, afhankelijk van 
    wat het eerst van toepassing is.
    LET OP! Reinig of vervang beide filters vaker in-
    dien de machine in stoffige omstandigheden moet 
    werken.
    1.  Maak de schroeven (21:A) los waarmee de kap 
    van het luchtfilter vastzit en verwijder de kap 
    (21:B). 
    2.  Demonteer het voorfilter (= het schuimplastic 
    filter) (21:C) en het papierfilter (21:D). Zorg er-
    voor dat de carburateur niet vuil wordt. Maak 
    het luchtfilterhuis schoon.
    3.  Reinig het voorfilter in vloeibaar schoonmaak-
    middel en water. Wring het filter uit tot het 
    droog is. Giet een beetje olie op het filter en 
    knijp de olie erin.
    4. Maak het papierfilter als volgt schoon: klop het 
    lichtjes tegen een vlak oppervlak. Indien het fil-
    ter erg vuil is, moet het worden vervangen.
    5. Monteer alles weer in omgekeerde volgorde.
    Bij het schoonmaken van het papierfilterhuis mo-
    gen geen oplosmiddelen op basis van petroleum 
    worden gebruikt. Deze reinigers kunnen het filter 
    vernielen.
    Gebruik geen perslucht bij het schoonmaken van 
    de behuizing van het papierfilter. Het papierfilter-
    huis mag niet met olie worden ingesmeerd. 
    5.11 BougieDe bougie(s) moet(en) na elke 200 werkuren wor-
    den vervangen (=bij elke tweede basic service).
    Gebruik de meegeleverde bougie. 
    Maak schoon rond de bevestiging van de bougie 
    voordat u deze losmaakt.
    Bougie
    :
    Comfort, de Luxe: Champion RC12YC of gelijk-
    waardig.
    Royal: NGK BPR5ES, DENSO W16EPR-U of ge-
    lijkwaardig.
    Afstand elektroden
    : 0,75 mm. 
    						
    							80
    NEDERLANDSNL
    5.12 LuchtinlaatDe motor is luchtgekoeld. Door een verstopt koel-
    systeem kan de motor beschadigd raken. Reinig de 
    luchtinlaat van de motor na elke 50 werkuren. Het 
    koelsysteem wordt bij elke basic service nauwkeu-
    rig gereinigd.
    5.13 SmerenAlle smeerpunten in onderstaande tabel moeten na 
    elke 25 werkuren en na elke wasbeurt worden ge-
    smeerd.
    5.14 ZekeringenAls een van de onderstaande problemen optreedt, 
    moet u de betreffende zekering vervangen. De ze-
    kering(en) en de accu bevinden zich onder de mo-
    torkap.
    6 OCTROOI - ONTWERPREGIS-TRATIE
    Deze machine of onderdelen van deze machine 
    valt/vallen onder de volgende octrooi- en ontwer-
    pregistratie:
    9900627-2 (SE), SE00/00250 (PCT), 9901091-0 
    (SE), SE00/00577 (PCT), 9901730-3 (SE), SE00/
    00895 (PCT), 9401745-6 (SE), SE95/00525 
    (PCT), 595 7497 (US), 95920332.4 (EPC).
    99 1095 (SE), 499 11 740.9 (DE), M1990 000734 
    (IT), 577 251-253 (FR), 115325 (US).
    7 ECO
    7.1 NORDIC ECOLABELLING
    Villa Royal voldoet aan de vereisten 
    van Nordic Ecolabelling versie 2 
    voor grasmaaiers.
     
    [*] C
    2: Machines bestemd voor professioneel ge-
    bruik. Tweetaktvolume groter dan 225 cm
    3.
    Als de machine na jaren lang dienst te hebben ge-
    daan aan vervanging toe is of als u hem niet meer 
    nodig hebt, raden we u aan deze naar uw leveran-
    cier te brengen ter recycling.
    Gooi oude loodaccu’s nooit bij het gewone afval. 
    Lever ze in bij een recyclingstation.
    Vang alle olie op tijdens het olie verversen. Zorg 
    dat u geen olie morst. Lever de olie en eventuele 
    vervangen oliefilters in bij een milieustraat.
    We raden u aan de oliekan van Stiga te gebruiken 
    om morsen te voorkomen bij het bijvullen van de 
    olie. Deze is verkrijgbaar bij erkende Stiga-leve-
    ranciers en heeft onderdeelnummer 9500-9995-00. Onderdeel Actie Afb.
    Wiellager 3 smeernippels.(26:Z)
    Gebruik een smeerpistool met 
    universeel vet. 26
    Stuurkettin-
    genReinig de kettingen met een 
    staalborstel.
    Smeer de kettingen met univer-
    sele kettingspray.-
    Spannings-
    armenSmeer de lagerpunten met een 
    oliehouder terwijl alle regelaars 
    zijn geactiveerd. 
    Dit werkt het beste met twee per-
    sonen.22
    Bedienings-
    kabelsSmeer de uiteinden van de kabels 
    met een oliehouder terwijl alle 
    regelaars zijn geactiveerd. 
    Dit moet worden gedaan door 
    twee personen.23
    Probleem Zekering Figur
    De motor start niet of slaat 
    meteen weer af. De accu is 
    opgeladen.10 A 25:Y
    Geen enkele elektrische functie 
    werkt. De accu is opgeladen.20 A 24:X
    25:X
    Villa Royal
    Geluidsniveau voor elk 
    maaidek op oorhoogt van 
    de bestuurder [dB(A)]92 M: 81
    107 M: 82
    Productgroep [*] C
    2
    Specifiek brandstofver-
    bruik [g/kWh]300-400
    Relatief brandstofverbruik laag
    340 008 
    						
    All Stiga manuals Comments (0)

    Related Manuals for Stiga Lawn Mower ROYAL, COMFORT, DE LUXE Swedish Version Manual