GGP Italy SPA Chainsaw 71501072_0 Operators Manual
Have a look at the manual GGP Italy SPA Chainsaw 71501072_0 Operators Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 893 GGP Italy SPA manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.
2. Breng de motor op het maximaal toerental. Neem de kettingzaag beet aan de voorste handgreep en duw de handbescherming vooruit met de duim, in de richting van het blad. Wanneer de rem inschakelt, de gashendel loslaten. Zodra de rem inschakelt moet de ketting stilvallen. Indien de rem niet correct werkt, contacteer dan de verkoper voor de controle en de reparatie. Indien de motor op een hoog toerental blijft draaien met de rem ingeschakeld, zal de koppeling oververhit- ten. Dit kan de koppeling zelf en de remband bescha- digen. Indien de rem ingeschakeld wordt tijdens het werk, de gashendel onmiddellijk loslaten. •ANTIBEVRIEZINGSMECHANISME VAN DE CAR- BURATEUR Bij het gebruik van motorzagen bij temperaturen van 0 – 5 °C en een hoge luchtvochtigheid kan er in de car- burateur ijsvorming optreden, waardoor het vermogen van de motor afneemt of de motor gaat stotteren. Daarom heeft deze motorzaag aan de rechterkant van het cilinderdeksel een ventilatieklepje waardoor er warme lucht naar de motor geblazen wordt, zodat er geen ijsvorming kan optreden. Onder normale omstandigheden moet de motorzaag in de normale bedrijfsstand worden gebruikt, d.w.z. in de stand waarin de motorzaag standaard is ingesteld.Als echter de kans bestaat dat er ijsvorming kan optreden, moet de motorzaag voor gebruik op de anti- bevriezingsstand worden ingesteld. Indien de motorzaag in de anti- bevriezingsstand gebruikt blijft worden wanneer de temperaturen weer zijn gestegen, dan is het mogelijk dat de motor moeilijk te starten is of bij normale snel- heid niet goed loopt. Daarom is het van groot belang dat de motorzaag weer op de normale bedrijfsstand wordt ingesteld zodra het gevaar voor ijsvorming geweken is. OVERSCHAKELEN TUSSEN BEDRIJFSSTANDEN 1. Schakel de motor uit met behulp van de schakelaar. 2. Verwijder het luchtfilterdeksel, het luchtfilter en neem vervolgens de chokeknop van het cilinder- deksel. 3. Draai de schroeven los waarmee het cilinderdeksel op zijn plaats wordt gehouden (d.w.z. de drie schroeven aan de binnenkant, plus één schroef aan de buitenkant van het cilinderdeksel) en verwijder het cilinderdeksel. 4. Druk met de vinger op de antibevriezingsdop aan de rechterkant van het cilinderdeksel en verwijder de dop. 5. Houd de antibevriezingsdop zodanig, dat de “sneeuw” aanduiding aan de bovenkant zit en plaats de dop terug in het cilinderdeksel. 6. Monteer het cilinderdeksel en de overige onderde- len weer op de motorzaag. •STOPPEN VAN DE MOTOR 1. Laat de gashendel los en laat de motor enkele minuten stationair lopen. 2. Zet de schakelaar op “O” (STOP). OPMERKING 5. Bedienen van de motorzaag10MM10NL (1) Schakelaar (1) Cilinderdeksel (2) “Zon” aanduiding (3) “Sneeuw” aanduiding (a) Normale bedrijfsstand (b) Antibevriezingsstand (1) Cilinderdeksel (2) Chokeknop (3) Antibevriez- ingsdop
•Lees het hoofdstuk “Voor veilig gebruik” voordat u begint. Het verdient aanbe- veling om te oefenen door wat hout door te zagen. Hierdoor kunt u met uw motorzaag vertrouwd raken. •Neem altijd alle voorschrif- ten voor de veiligheid in acht. De motorzaag mag alleen worden gebruikt voor het zagen van hout. Het zagen van ander mate- riaal is niet toegestaan. De mate van trillingen en terugslag is afhankelijk van het materiaal en de veilig- heidsvoorschriften zouden niet gerespecteerd worden. Gebruik de motorzaag niet als hefboom voor het hef- fen, verplaatsen en schei- den van voorwerpen. Zet de motorzaag niet vast op een statief. Het gebruik van de motorzaag voor andere doeleinden is verboden.. • Het is niet nodig om op de motorzaag te duwen. Oefen slechts lichte druk uit en laat de motor tijdens het zagen op maximaal vermogen lopen. •Wanneer de zaagketting in de zaagsnede vast komt te zitten, probeer de zaag dan niet met geweld los te trekken, maar gebruik een wig of hefboom om de zaagsnede te vergroten. •DENK AAN DE TERUGSLAG !LET OP!•Deze motorzaag is voorzien van een remketting die de ketting tot stilstand brengt wanneer er bij normaal gebruik een terugslag op- treedt. Controleer voor elk gebruik of de kettingrem functioneert door de motor gedurende 1 - 2 seconden op maximaal vermogen te laten lopen en vervolgens de remhendel naar voren te drukken. De ketting moet onmiddellijk tot stilstand komen terwijl de motor op volle snelheid loopt. Wanneer de ketting langzaam of geheel niet tot stilstand komt, dan moeten de rem- band en de koppelingstrom- mel direct vervangen wor- den. •Het is zeer belangrijk om voor elk gebruik te controle- ren of de rem goed functio- neert en of de zaagketting scherp is, zodat de terugslag van de motorzaag beheers- baar blijft. Verwijdering van de veiligheidsvoorzieningen, onvoldoende onderhoud of onjuiste vervanging van het zaagblad of de zaagketting kan het gevaar voor letsel als gevolg van een terugslag aanzienlijk vergroten. •KAPPEN VAN EEN BOOM 1. Bepaal de gewenste valrichting van de boom en houd daarbij rekening met de wind, de groeirich- ting van de boom, de plaats van de zwaarste tak- ken, bereikbaarheid voor het nawerk en eventuele andere factoren. 2. Maak het terrein rondom de boom vrij en zorg voor een goede standplaats en goede uitwijkmogelijk- heden. 6. Zagen11NL 6. Zagen (1) Valrichting (2) Schuine zaagsnede (3) Laatste zaagsnede
3. Maak aan de kant van de boom waar de boom naar toe moet vallen een schuine zaagsnede tot ongeveer eenderde van de stamdiameter. 4. Maak de laatste zaagsnede vanaf de andere kant van de boom, iets boven de onderkant van de schuine zaagsnede. Waarschuw omstanders voor het gevaar voordat u met kappen begint. Takken afzagen en doorzagen •Zorg altijd voor een goede standplaats. Ga niet op het houtblok staan. •Denk eraan dat een doorgezaagd houtblok kan gaan rollen. Ga vooral bij het werken op een heuvelachtig terrein altijd aan de heuvelkant van het houtblok staan. •Volg de aanwijzingen van “Voor veilig gebruik” om terugslag van de motorzaag te voorkomen. Controleer voordat u met het werk begint aan welke kant de buigkracht van het hout zich bevindt. Eindig altijd aan de tegenovergestelde kant van de buigrich- ting om te voorkomen dat het zaagblad in de zaag- snede bekneld raakt. Een op de grond liggend blok hout Zaag het hout half door, rol het blok om en zaag het vanaf de andere kant door. Een boven de grond hangend blok hout Zaag het hout in het gedeelte “A” vanaf de onderkant voor eenderde door en eindig vanaf de bovenkant. Zaag het hout in het gedeelte “B” vanaf de bovenkant voor eenderde door en eindig vanaf de onderkant. !LET OP! !LET OP! Afzagen van takken van een gevelde boom Controleer eerst naar welke kant de tak buigt. Maak vervolgens de eerste snede vanaf de gebogen zijde naar binnen en eindig vanaf de andere kant. Denk aan het mogelijk terug- springen van afgezaagde takken. Snoeien van bomen Begin vanaf de onderkant, eindig vanaf de bovenkant. •Voorkom dat u niet stevig kunt staan en gebruik geen ladder. •Voorkom dat u te ver moet reiken. •Zaag niet boven schouderhoogte. •Houd de motorzaag altijd met beide handen vast. !LET OP! !LET OP!6. Zagen 12MM12NL
13NL7. Onderhoud Zorg ervoor dat de motor is uitgeschakeld en voldoende is afgekoeld voordat u met onderhoud, inspectie of reparatie van de motorzaag begint. Maak de bougiedop los, zodat de motor niet per ongeluk gestart kan worden. •ONDERHOUD NA ELK GEBRUIK 1. Luchtfilter Verwijder de knop en het deksel van de luchtreiniger Verwijder het filterelement en borstel het schoon. Een vervuild filter kan gereinigd worden benzine (filter in twee delen uit elkaar te nemen en schoonschud- den). Bij gebruik van perslucht vanaf de binnenkant naar buiten blazen. Bij het sluiten van de filterdelen bij de rand aandruk- ken totdat een klik hoorbaar is. 2. Smeerkanaal Verwijder het zaagblad en controleer het smeerkanaal op verstopping. OPMERKING !LET OP!3. Zaagblad Nu het zaagblad is verwijderd, verwijdert u zaagsel uit de zaagbladloper en het smeerkanaal. Smeer het neuskettingwiel via het smeerkanaal aan het uiteinde van het zaagblad. 4. Overige Controleer op brandstoflekken, loszittende onderde- len en beschadiging van belangrijke delen, zoals de verbindingen van de handgrepen en de bevestiging van het zaagblad. Laat eventuele mankementen repa- reren voordat u de motorzaag weer gebruikt. •PERIODIEKE ONDERHOUDSPUNTEN 1. Koelribben van de cilinder Opeenhoping van zaagsel en stof tussen de koelrib- ben van de cilinder kan oververhitting van de motor veroorzaken. Controleer en reinig de koelribben op periodieke basis. Hiervoor moeten luchtfilter en cilinderdeksel van de motorzaag worden genomen. Let er bij het terugplaatsen van het cilinderdeksel op, dat de bedrading van de schakelaar en de pakkingen op de juiste plaats zitten. Dek voor de zekerheid de luchtinlaatopening af. OPMERKING 7. Onderhoud (1) Smeerkanaal (2) Smeerpoort (3) Kettingwiel (1) Smeerkanaal
7. Onderhoud14MM14NL 2. Brandstoffilter 1. Neem het filter uit de vulopening met behulp van een haakje van ijzerdraad. 2. Demonteer het filter en reinig het met benzine. Zo nodig door een nieuwe vervangen. •Houd het uiteinde van de aanzuigbuis met een tan- getje vast nadat u het filter heeft verwijderd. •Let er bij het monteren van het filter op, dat er geen filtermateriaal of stof in de aanzuigbuis terecht komen. 3. Bougie Reinig de elektrodes met een staalborstel en stel de elektrodenafstand zo nodig in op 0,65 mm. 4. Kettingwiel Controleer het kettingwiel op beschadigingen en op overmatige slijtage die de kettingaandrijving kan beïn- vloeden. Bij aanzienlijke slijtage, vervangen door een nieuwe. Leg nooit een nieuwe ketting om een versle- ten kettingwiel, of een versleten ketting om een nieuw kettingwiel. OPMERKING 5. Voor- en achterdempers Vervangen bij losgeraakt aangelijmd deel of wanneer het rubber deel gebarsten is. Vervangen wanneer de binnenkant van het metaal van de achterdemper inge- slagen is door de stopbout en de speling van het metaal is toegenomen. (1) Brandstoffilter
15NL8. Onderhoud van zaagketting en zaagblad 1. Zaagketting Voor een soepele en veilige werking is het van groot belang om de ketting scherp te houden. De ketting moet worden geslepen wanneer: •Het zaagsel er poederachtig uitziet. •U bij het zagen extra kracht moet zetten. •De zaagsnede niet recht is. •Het trillen toeneemt. •Het brandstofverbruik toeneemt. Voorzorgsmaatregelen bij het slijpen Draag goede werkhand- schoenen. Voor het vijlen: •Zorg ervoor dat de zaagketting goed vastzit. •Zorg ervoor dat de motor is uitgeschakeld. •Gebruik een ronde vijl met de juiste diameter (zie “Tabel onderhoud ketting”). Zet de vijl op de ketting en druk de vijl recht vooruit. Houd de vijl zoals afgebeeld vast. Nadat elke schakel is gevijld, controleert u de diepte- beperking en vijlt u deze zoals afgebeeld af. Rond de voorste hoek af om de kans op terugslag of afbreken van de ketting- geleiders te verkleinen.!LET OP! !LET OP! !LET OP! Zorg ervoor dat elke schakel de afgebeelde lengte en randen heeft. 2. Zaagblad •Draai om gelijkvormige slijtage mogelijk te maken het zaagblad af en toe om. •De zaagbladloper moet altijd recht zijn. Controleer de loper op slijtage. Zet een duimstok op het zaagblad en de buitenkant van een kettingschakel. De zaagbladloper is normaal als er een ruimte is. Anders is de zaagbladloper versleten. In dat geval moet het zaagblad worden gerepareerd of vervangen. (1) Goede diepte- meter (2) Rond afvijlen (3) Standaard diep- tebeperking: (zie “Tabel onderhoud ketting”). (A) Schakellengte (30°) Vijlhoek (85°) Zijschakelhoek (60°) Bovenste scha- kelhoek (1) Duimstok (2) Ruimte (3) Geen ruimte (4) Ketting staat scheef 8. Onderhoud van zaagketting en zaagblad
16MM16NL8. Onderhoud van zaagketting en zaagblad / 9. Oplossen van problemen 9. Oplossen van problemen PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING 1) Motor start niet WAARSCHUWING Controleer het anti- bevriezingssysteem is uitgeschakeld. 2) Laag vermogen/Slechte acceleratie/Onregelm atig stationair 3)Er komt geen olie uit–Controleer de brandstof op water of ver- keerde mengverhouding. –Controleer of de motor verzopen is. –Controleer of de bougie vonkt. –Controleer de brandstof op water of ver- keerde mengverhouding. –Controleer luchtfilter en brandstoffilter op verstoppingen. –Controleer de afstelling van de carbura- teur. –Controleer de kwaliteit van de olie. –Controleer de smeerkanalen en -poorten op verstoppingen. –Vervangen door de juiste brandstof. –Neem de bougie uit de motor en droog de bougie. –Trek zonder te choken nogmaals aan het startkoord. –Vervang de bougie door een nieuwe. –Vervangen door de juiste brandstof. –Reinigen. –Stel de stelschroeven opnieuw af. –Verversen. –Reinigen. Neem contact op met uw dealer wanneer de motorzaag ander onderhoud of repara- tie behoeft. 3. Tabel onderhoud ketting De kenmerkende gegevens van de ketting en de staaf gehomologeerd voor deze machine zijn weergegeven in de “EG-Konformiteitsverklaring” die met de machine wordt geleverd. Om veiligheidsredenen, geen andere types van ketting of staaf gebruiken. De tabel geeft de slijpgegevens voor de verschillende types van kettingen weer, zonder de mogelijkheid om andere kettingen dan de gehomologeerde types te gebruiken. !LET OP! Steek ketting Niveau begrenzertand (a) Diameter vijl (d) Duim mm Duim mm Duim mm 3/8 Mini9,32 0,018 0,45 5/32 4,0 0,3258,25 0,026 0,65 3/16 4,8 3/89,32 0,026 0,65 13/64 5,2 0,40410,26 0,031 0,80 7/32 5,6 ad
1PT1. Para operação em segurança Prezado Cliente, Agradecemos por ter escolhido os nossos produtos e desejamos que a utilização desta máquina lhe dê muita satisfação e atenda plenamente às suas expectativas. Este manual foi redigido para lhes permitir conhecer bem a sua máquina e utilizá-la de forma segura e eficiente. Não se esqueça de que este manual faz parte integrante da máquina; mantenha-o à mão para poder consultá-lo a qualquer momento e entregue-o juntamente com a máquina em caso de transferência a outro proprietário ou se a emprestar. Esta sua nova máquina foi projectada e fabricada segundo as normativas vigentes. È segura e fiável se for utili- zada no pleno respeito das instruções que constam deste manual (uso previsto); toda outra utilização ou a inob- servância das normas de segurança de uso, manutenção e reparação indicadas é considerada como “uso impró- prio” e causa a invalidação da garantia e a extinção da responsabilidade do Fabricante, recaindo sobre o utiliza- dor os encargos derivantes de danos ou lesões a si próprio ou a terceiros. Se houver qualquer pequena diferença entre o quanto descrito neste manual e a máquina em seu poder, tenha em conta que, vista a contínua melhoria do produto, as informações contidas neste manual são sujeitas a modi- ficações sem aviso prévio ou obrigação de actualização, ficando inalteradas, porém, as características essenciais para fins de segurança e de funcionamento. Em caso de dúvida, contacte o seu revendedor. Bom trabalho! EXPLICAÇÃO DOS SÍMBOLOS E AVISOS DE SEGURANÇA Leia o livro de instruções do opera- dor antes de operar esta máquina. Use a motoserra com as duas mãos. Leia, compreenda e siga todos os avisos. Use protecções para a cabeça, olhos e ouvidos. Aviso! Perigo de ressalto.ATENÇÃO!!! RISCO DE DANOS AUDITIVOS EM CONDIÇÕES NORMAIS DE USO, ESTA MÁQUINA PODERÁ ENVOLVER UM NÍVEL DIÁRIO DE EXPOSIÇÃO PESSOAL AO RUÍDO PARA O OPERADOR IGUAL OU SUPERIOR A 85 dB(A) 1.Para operação em segurança ................................................................. 12.Explicação dos símbolos na máquina .................................................... 43.Instalação da guia e da corrente da serra .............................................. 54.Combustível e óleo da corrente .............................................................. 65.Funcionamento do motor ....................................................................... 86.Serrar ...................................................................................................... 117.Manutenção ........................................................................................... 138.Manutenção da corrente da serra e da guia ........................................ 159.Guia de resolução de problemas .......................................................... 16 Indice 1. Para operação em segurança
2MM2PT1. Para operação em segurança 1.Nunca opere uma motosserra quando estiver cansado, doente ou perturbado, ou sob a influência de medicamentos que possam produzir sonolência, ou se estiver sob o efeito de álcool ou drogas. 2.Use calçado de segurança, vestuá- rio justo e dispositivos de protecção para os olhos, ouvidos e cabeça. Use luvas à prova de vibração. 3.Mantenha a corrente da serra bem afiada e a serra, inclusive o sistema AV, em boas condições. Uma corren- te sem corte aumenta o tempo de tra- balho, e pressionar uma corrente sem corte na madeira aumenta a vibração transmitida para as mãos. Uma serra com componentes soltos ou amortecedores AV danificados ou desgastados tende a ter níveis mais altos de vibração. 4.Todas as precauções mencionadas acima não podem garantir que você não vá sofrer da síndrome dos dedos brancos ou da síndrome do túnel de carpo. Portanto, usuários regulares e contínuos devem monitorar com atenção as condições de suas mãos e dedos. Se qualquer dos sintomas listados acima aparecer, procure aconselhamento médico imediata- mente. 5.Tenha cuidado sempre que manu- sear combustível. Limpe todos os derrames e depois afaste a motosser- ra pelo menos 3 m do ponto de enchi- mento de combustível, antes de fazer arrancar o motor. 6.Elimine todas as fontes de faíscas ou chamas (i.e. cigarros, chamas ou trabalhos que possam provocar faí- scas) nas áreas onde o combustível é misturado, abastecido ou armazena- do 7.Não fume enquanto manuseia combustível ou enquanto opera a motoserra. 8.Não permita que outras pessoas estejam perto da motoserra quando a fizer arrancar ou ao cortar. Mantenha os observadores e animais afastados da área de trabalho. Crianças, ani- mais e observadores deverão estar a uma distância mínima de 10 m quan- do fizer arrancar ou operar a motoser- ra. 9.Nunca comece a cortar antes de ter desimpedido a área de trabalho. Deve ter os pés bem apoiados e prever um abrigo seguro para quando a árvore cair. 10.Segure sempre a motosserra fir- memente com as duas mãos quando o motor estiver a trabalhar. Segure fir- memente com os dedos e os polega- res envolvendo os punhos da motos- serra. 11.Mantenha todas as partes do seu corpo afastadas da corrente da serra quando o motor estiver a funcionar. 12.Antes de fazer arrancar o motor, assegure-se que a corrente da serra não está em contacto com nada. 13.Transporte sempre a motosserra com o motor parado, a guia e a cor- rente da serra para trás e a panela de escape afastada do seu corpo. 14.Inspeccione sempre a motosserra antes de cada utilização verificando peças gastas, soltas ou danificadas. Nunca opere uma motosserra que esteja danificada, incorrectamente afinada ou que não esteja montada completamente e de forma segura. Assegure-se de que a corrente da serra pára de se deslocar quando o gatilho acelerador é solto. 15.Todos os serviços à motosserra, excepto os que estão listados no Manual do Proprietário, deverão ser executados por pessoal qualificado para assistência às motosserras. (P.ex., se forem usadas ferramentas impróprias para remover o volante do motor, ou se for usada uma ferramen- 1. Para operação em segurança
3PT1. Para operação em segurança ta imprópria para remover a embraia- gem, poderão ocorrer danos estrutu- rais no volante do motor que poderão subsequentemente provocar a desin- tegração do volante do motor.) 16.Desligue sempre o motor antes de o afinar. 17.Use extremas precauções quando cortar arbustos e árvores pequenas dado que o material delgado poderá prender-se à corrente da serra e ser lançado contra si ou desequilibrá-lo. 18.Ao cortar uma pernada sob ten- são, tome cuidado com o ressalto de forma a não ser atingido quando a tensão sobre as fibras de madeira for libertada. 19.Nunca corte com vento forte, mau tempo, quando a visibilidade for fraca ou em temperaturas muito elevadas ou muito baixas. Verifique sempre se a árvore tem ramos mortos que pode- rão cair durante a operação de derru- be. 20.Mantenha os punhos secos, lim- pos e isentos de óleo ou de mistura de combustível. 21.Opere a motosserra apenas em áreas bem ventiladas. Nunca faça arrancar nem opere o motor dentro de um compartimento ou edifício fecha- do. Os fumos de escape contém monóxido de carbono que é perigoso. 22.Não opere a motosserra numa árvore a não ser que tenha sido espe- cialmente treinado para tal. 23.Proteja-se do ressalto. Ressalto é a deslocação para cima da guia que ocorre quando a corrente da serra na ponta da guia entra em contacto com um objecto. O recuo pode dar origem à perigosa perda de controlo da motosserra. 24.Ao transportar a sua motosserra, assegure-se que a bainha da guia apropriada está no seu lugar. PRECAUÇÕES DE SEGURANÇA EM RELAÇÃO AO RESSALTO PARA OPERADORES DA MOTOSSERRA Poderá ocorrer ressalto quan- do a ponta ou nariz da guia toca num objecto, ou quando a madeira fecha e entala a corrente da serra no corte. O contacto da extremidade em alguns casos poderá provocar uma reacção inver- sa extremamente rápida, atirando a guia para cima e para trás em direcção ao operador. Se a corren- te da serra ficar entalada na ponta da guia poderá empurrar a guia rapida- mente para trás em direcção ao operador. Qualquer destas reacções poderá provocar a perda de controlo da serra, o que poderá resultar em lesões pessoais sérias. • Não confie exclusivamente nos dispositivos de segurança incluídos na sua serra. Como operador da motosserra deverá tomar várias medidas para efectuar os trabalhos de corte sem riscos de aci- dentes ou lesões pessoais. 1. Com uma compreensão básica do ressalto poderá reduzir ou eliminar o elemento de surpresa. Surpresas súbitas contribuem para os acidentes. 2. Segure bem a serra com as duas mãos, a mão direita no punho traseiro e a mão esquerda no punho da frente, quando o motor estiver a funcionar. Segure firmemente com os dedos e os polegares envolvendo os punhos da motosserra. Uma boa fixação aju- dará a reduzir o ressalto e a manter o controlo da serra. 3. Assegure-se de que mantém a área onde está a executar o corte livre de obstáculos. Não deixe a ponta da guia entrar em contacto com um tron- co, ramo ou qualquer outro obstáculo que possa ser atingido ao operar a serra. 4. Corte a alta velocidade do motor. 5. Não se estique nem corte acima da altura do ombro. 6. Siga as instruções do fabricante em relação à afiação e à manutenção da corrente da serra. 7. Use apenas guias e correntes sobressalentes especificadas pelo fabricante ou equivalentes. !ATENÇÃO!