Home > GGP Italy SPA > Chainsaw > GGP Italy SPA Chainsaw 71501072_0 Operators Manual

GGP Italy SPA Chainsaw 71501072_0 Operators Manual

    Download as PDF Print this page Share this page

    Have a look at the manual GGP Italy SPA Chainsaw 71501072_0 Operators Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 893 GGP Italy SPA manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

    							2. Breng de motor op het maximaal toerental. Neem
    de kettingzaag beet aan de voorste handgreep en
    duw de handbescherming vooruit met de duim, in
    de richting van het blad. 
    Wanneer de rem inschakelt, de gashendel loslaten.
    Zodra de rem inschakelt moet de ketting stilvallen.
    Indien de rem niet correct werkt, contacteer dan de
    verkoper voor de controle en de reparatie.
    Indien de motor op een hoog toerental blijft draaien
    met de rem ingeschakeld, zal de koppeling oververhit-
    ten. Dit kan de koppeling zelf en de remband bescha-
    digen.
    Indien de rem ingeschakeld wordt tijdens het werk, de
    gashendel onmiddellijk loslaten.
    •ANTIBEVRIEZINGSMECHANISME VAN DE CAR-
    BURATEUR
    Bij het gebruik van motorzagen bij temperaturen van 0
    – 5 °C en een hoge luchtvochtigheid kan er in de car-
    burateur ijsvorming optreden, waardoor het vermogen
    van de motor afneemt of de motor gaat stotteren.
    Daarom heeft deze motorzaag aan de rechterkant van
    het cilinderdeksel een ventilatieklepje waardoor er
    warme lucht naar de motor geblazen wordt, zodat er
    geen ijsvorming kan optreden.
    Onder normale omstandigheden moet de motorzaag
    in de normale bedrijfsstand worden gebruikt, d.w.z. in
    de stand waarin de motorzaag standaard is ingesteld.Als echter de kans bestaat dat er ijsvorming kan
    optreden, moet de motorzaag voor gebruik op de anti-
    bevriezingsstand worden ingesteld.
    Indien de motorzaag in de anti-
    bevriezingsstand gebruikt blijft worden wanneer de
    temperaturen weer zijn gestegen, dan is het mogelijk
    dat de motor moeilijk te starten is of bij normale snel-
    heid niet goed loopt. Daarom is het van groot belang
    dat de motorzaag weer op de normale bedrijfsstand
    wordt ingesteld zodra het gevaar voor ijsvorming
    geweken is.
    OVERSCHAKELEN TUSSEN BEDRIJFSSTANDEN
    1. Schakel de motor uit met behulp van de schakelaar.
    2. Verwijder het luchtfilterdeksel, het luchtfilter en
    neem vervolgens de chokeknop van het cilinder-
    deksel.
    3. Draai de schroeven los waarmee het cilinderdeksel
    op zijn plaats wordt gehouden (d.w.z. de drie
    schroeven aan de binnenkant, plus één schroef aan
    de buitenkant van het cilinderdeksel) en verwijder
    het cilinderdeksel.
    4. Druk met de vinger op de antibevriezingsdop aan
    de rechterkant van het cilinderdeksel en verwijder
    de dop.
    5. Houd de antibevriezingsdop zodanig, dat de
    “sneeuw” aanduiding aan de bovenkant zit en
    plaats de dop terug in het cilinderdeksel.
    6. Monteer het cilinderdeksel en de overige onderde-
    len weer op de motorzaag.
    •STOPPEN VAN DE MOTOR
    1. Laat de gashendel los en laat de motor enkele
    minuten stationair lopen.
    2. Zet de schakelaar op “O” (STOP).
    OPMERKING
    5. Bedienen van de motorzaag10MM10NL
    (1) Schakelaar
    (1) Cilinderdeksel
    (2) “Zon” aanduiding
    (3) “Sneeuw” aanduiding
    (a) Normale bedrijfsstand
    (b) Antibevriezingsstand
    (1) Cilinderdeksel
    (2) Chokeknop
    (3) Antibevriez-
    ingsdop    
    						
    							•Lees het hoofdstuk “Voor
    veilig gebruik” voordat u
    begint. Het verdient aanbe-
    veling om te oefenen door
    wat hout door te zagen.
    Hierdoor kunt u met uw
    motorzaag vertrouwd
    raken.
    •Neem altijd alle voorschrif-
    ten voor de veiligheid in
    acht. De motorzaag mag
    alleen worden gebruikt
    voor het zagen van hout.
    Het zagen van ander mate-
    riaal is niet toegestaan. De
    mate van trillingen en
    terugslag is afhankelijk van
    het materiaal en de veilig-
    heidsvoorschriften zouden
    niet gerespecteerd worden.
    Gebruik de motorzaag niet
    als hefboom voor het hef-
    fen, verplaatsen en schei-
    den van voorwerpen. Zet
    de motorzaag niet vast op
    een statief. Het gebruik van
    de motorzaag voor andere
    doeleinden is verboden..
    •
    Het is niet nodig om op de motorzaag te duwen.
    Oefen slechts lichte druk uit en laat de motor tijdens
    het zagen op maximaal vermogen lopen.
    •Wanneer de zaagketting in de zaagsnede vast komt
    te zitten, probeer de zaag dan niet met geweld los
    te trekken, maar gebruik een wig of hefboom om de
    zaagsnede te vergroten.
    •DENK AAN DE TERUGSLAG
    !LET OP!•Deze motorzaag is voorzien
    van een remketting die de
    ketting tot stilstand brengt
    wanneer er bij normaal
    gebruik een terugslag op-
    treedt. Controleer voor elk
    gebruik of de kettingrem
    functioneert door de motor
    gedurende 1 - 2 seconden
    op maximaal vermogen te
    laten lopen en vervolgens de
    remhendel naar voren te
    drukken. De ketting moet
    onmiddellijk tot stilstand
    komen terwijl de motor op
    volle snelheid loopt. Wanneer
    de ketting langzaam of
    geheel niet tot stilstand
    komt, dan moeten de rem-
    band en de koppelingstrom-
    mel direct vervangen wor-
    den.
    •Het is zeer belangrijk om
    voor elk gebruik te controle-
    ren of de rem goed functio-
    neert en of de zaagketting
    scherp is, zodat de terugslag
    van de motorzaag beheers-
    baar blijft. Verwijdering van
    de veiligheidsvoorzieningen,
    onvoldoende onderhoud of
    onjuiste vervanging van het
    zaagblad of de zaagketting
    kan het gevaar voor letsel als
    gevolg van een terugslag
    aanzienlijk vergroten.
    •KAPPEN VAN EEN BOOM
    1. Bepaal de gewenste valrichting van de boom en
    houd daarbij rekening met de wind, de groeirich-
    ting van de boom, de plaats van de zwaarste tak-
    ken, bereikbaarheid voor het nawerk en eventuele
    andere factoren.
    2. Maak het terrein rondom de boom vrij en zorg voor
    een goede standplaats en goede uitwijkmogelijk-
    heden.
    6. Zagen11NL
    6. Zagen
    (1) Valrichting
    (2) Schuine zaagsnede
    (3) Laatste zaagsnede   
    						
    							3. Maak aan de kant van de boom waar de boom
    naar toe moet vallen een schuine zaagsnede tot
    ongeveer eenderde van de stamdiameter.
    4. Maak de laatste zaagsnede vanaf de andere kant
    van de boom, iets boven de onderkant van de
    schuine zaagsnede.
    Waarschuw omstanders voor
    het gevaar voordat u met kappen begint.
    Takken afzagen en doorzagen
    •Zorg altijd voor een goede standplaats. Ga niet
    op het houtblok staan.
    •Denk eraan dat een doorgezaagd houtblok kan
    gaan rollen. Ga vooral bij het werken op een
    heuvelachtig terrein altijd aan de heuvelkant van
    het houtblok staan.
    •Volg de aanwijzingen van “Voor veilig gebruik”
    om terugslag van de motorzaag te voorkomen.
    Controleer voordat u met het werk begint aan welke
    kant de buigkracht van het hout zich bevindt. Eindig
    altijd aan de tegenovergestelde kant van de buigrich-
    ting om te voorkomen dat het zaagblad in de zaag-
    snede bekneld raakt.
    Een op de grond liggend blok hout
    Zaag het hout half door, rol het blok om en zaag het
    vanaf de andere kant door.
    Een boven de grond hangend blok hout
    Zaag het hout in het gedeelte “A” vanaf de onderkant
    voor eenderde door en eindig vanaf de bovenkant.
    Zaag het hout in het gedeelte “B” vanaf de bovenkant
    voor eenderde door en eindig vanaf de onderkant.
    !LET OP!
    !LET OP!
    Afzagen van takken van een gevelde boom
    Controleer eerst naar welke kant de tak buigt. Maak
    vervolgens de eerste snede vanaf de gebogen zijde
    naar binnen en eindig vanaf de andere kant.
    Denk aan het mogelijk terug-
    springen van afgezaagde takken.
    Snoeien van bomen
    Begin vanaf de onderkant, eindig vanaf de bovenkant.
    •Voorkom dat u niet stevig kunt staan en gebruik
    geen ladder.
    •Voorkom dat u te ver moet reiken.
    •Zaag niet boven schouderhoogte.
    •Houd de motorzaag altijd met beide handen
    vast.
    !LET OP!
    !LET OP!6. Zagen
    12MM12NL     
    						
    							13NL7. Onderhoud
    Zorg ervoor dat de motor is
    uitgeschakeld en voldoende is afgekoeld voordat u
    met onderhoud, inspectie of reparatie van de
    motorzaag begint. Maak de bougiedop los, zodat
    de motor niet per ongeluk gestart kan worden.
    •ONDERHOUD NA ELK GEBRUIK
    1. Luchtfilter
    Verwijder de knop en het deksel van de luchtreiniger
    Verwijder het filterelement en borstel het schoon. 
    Een vervuild filter kan gereinigd worden benzine (filter
    in twee delen uit elkaar te nemen en schoonschud-
    den).
    Bij gebruik van perslucht vanaf de binnenkant naar
    buiten blazen.
    Bij het sluiten van de filterdelen bij de rand aandruk-
    ken totdat een klik hoorbaar is.
    2. Smeerkanaal
    Verwijder het zaagblad en controleer het smeerkanaal
    op verstopping.
    OPMERKING
    !LET OP!3. Zaagblad
    Nu het zaagblad is verwijderd, verwijdert u zaagsel uit
    de zaagbladloper en het smeerkanaal.
    Smeer het neuskettingwiel via het smeerkanaal aan
    het uiteinde van het zaagblad.
    4. Overige
    Controleer op brandstoflekken, loszittende onderde-
    len en beschadiging van belangrijke delen, zoals de
    verbindingen van de handgrepen en de bevestiging
    van het zaagblad. Laat eventuele mankementen repa-
    reren voordat u de motorzaag weer gebruikt.
    •PERIODIEKE ONDERHOUDSPUNTEN
    1. Koelribben van de cilinder
    Opeenhoping van zaagsel en stof tussen de koelrib-
    ben van de cilinder kan oververhitting van de motor
    veroorzaken.
    Controleer en reinig de koelribben op periodieke
    basis. Hiervoor moeten luchtfilter en cilinderdeksel
    van de motorzaag worden genomen. 
    Let er bij het terugplaatsen van het cilinderdeksel op,
    dat de bedrading van de schakelaar en de pakkingen
    op de juiste plaats zitten.
    Dek voor de zekerheid de luchtinlaatopening af.
    OPMERKING
    7. Onderhoud
    (1) Smeerkanaal
    (2) Smeerpoort
    (3) Kettingwiel
    (1) Smeerkanaal     
    						
    							7. Onderhoud14MM14NL
    2. Brandstoffilter
    1. Neem het filter uit de vulopening met behulp van
    een haakje van ijzerdraad.
    2. Demonteer het filter en reinig het met benzine. Zo
    nodig door een nieuwe vervangen.
    •Houd het uiteinde van de aanzuigbuis met een tan-
    getje vast nadat u het filter heeft verwijderd.
    •Let er bij het monteren van het filter op, dat er geen
    filtermateriaal of stof in de aanzuigbuis terecht
    komen.
    3. Bougie
    Reinig de elektrodes met een staalborstel en stel de
    elektrodenafstand zo nodig in op 0,65 mm.
    4. Kettingwiel
    Controleer het kettingwiel op beschadigingen en op
    overmatige slijtage die de kettingaandrijving kan beïn-
    vloeden. Bij aanzienlijke slijtage, vervangen door een
    nieuwe. Leg nooit een nieuwe ketting om een versle-
    ten kettingwiel, of een versleten ketting om een nieuw
    kettingwiel.
    OPMERKING
    5. Voor- en achterdempers
    Vervangen bij losgeraakt aangelijmd deel of wanneer
    het rubber deel gebarsten is. Vervangen wanneer de
    binnenkant van het metaal van de achterdemper inge-
    slagen is door de stopbout en de speling van het
    metaal is toegenomen.
    (1) Brandstoffilter    
    						
    							15NL8. Onderhoud van zaagketting en zaagblad
    1. Zaagketting
    Voor een soepele en veilige
    werking is het van groot belang om de ketting
    scherp te houden.
    De ketting moet worden geslepen wanneer:
    •Het zaagsel er poederachtig uitziet.
    •U bij het zagen extra kracht moet zetten.
    •De zaagsnede niet recht is.
    •Het trillen toeneemt.
    •Het brandstofverbruik toeneemt.
    Voorzorgsmaatregelen bij het slijpen
    Draag goede werkhand-
    schoenen.
    Voor het vijlen:
    •Zorg ervoor dat de zaagketting goed vastzit.
    •Zorg ervoor dat de motor is uitgeschakeld.
    •Gebruik een ronde vijl met de juiste diameter  (zie
    “Tabel onderhoud ketting”).
    Zet de vijl op de ketting en druk de vijl recht vooruit.
    Houd de vijl zoals afgebeeld vast.
    Nadat elke schakel is gevijld, controleert u de diepte-
    beperking en vijlt u deze zoals afgebeeld af.
    Rond de voorste hoek af om
    de kans op terugslag of afbreken van de ketting-
    geleiders te verkleinen.!LET OP!
    !LET OP!
    !LET OP!
    Zorg ervoor dat elke schakel de afgebeelde lengte en
    randen heeft.
    2. Zaagblad
    •Draai om gelijkvormige slijtage mogelijk te maken
    het zaagblad af en toe om.
    •De zaagbladloper moet altijd recht zijn. 
    Controleer de loper op slijtage. Zet een duimstok op
    het zaagblad en de buitenkant van een kettingschakel.
    De zaagbladloper is normaal als er een ruimte is.
    Anders is de zaagbladloper versleten.
    In dat geval moet het zaagblad worden gerepareerd of
    vervangen.
    (1) Goede diepte-
    meter 
    (2) Rond afvijlen
    (3) Standaard diep-
    tebeperking: 
    (zie
    “Tabel onderhoud
    ketting”).
    (A) Schakellengte
    (30°) Vijlhoek
    (85°) Zijschakelhoek
    (60°) Bovenste scha-
    kelhoek
    (1) Duimstok
    (2) Ruimte
    (3) Geen ruimte
    (4) Ketting staat
    scheef
    8. Onderhoud van zaagketting en zaagblad     
    						
    							16MM16NL8. Onderhoud van zaagketting en zaagblad / 9. Oplossen van problemen
    9. Oplossen van problemen
    PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING
    1)
    Motor start niet
    WAARSCHUWING
    Controleer het anti-
    bevriezingssysteem
    is uitgeschakeld. 
    2)
    Laag
    vermogen/Slechte
    acceleratie/Onregelm
    atig stationair
    3)Er komt geen olie
    uit–Controleer de brandstof op water of ver-
    keerde mengverhouding.  
    –Controleer of de motor verzopen is.
    –Controleer of de bougie vonkt. 
    –Controleer de brandstof op water of ver-
    keerde mengverhouding.  
    –Controleer luchtfilter en brandstoffilter op
    verstoppingen.  
    –Controleer de afstelling van de carbura-
    teur. 
    –Controleer de kwaliteit van de olie.  
    –Controleer de smeerkanalen en -poorten
    op verstoppingen.  –Vervangen door de juiste brandstof. 
    –Neem de bougie uit de motor en droog
    de bougie.
    –Trek zonder te choken nogmaals aan
    het startkoord.  
    –Vervang de bougie door een nieuwe. 
    –Vervangen door de juiste brandstof. 
    –Reinigen.
    –Stel de stelschroeven opnieuw af.  
    –Verversen.  
    –Reinigen.
    Neem contact op met uw dealer wanneer
    de motorzaag ander onderhoud of repara-
    tie behoeft.
    3. Tabel onderhoud ketting
    De kenmerkende gegevens van de ketting en de staaf gehomologeerd voor
    deze machine zijn weergegeven in de “EG-Konformiteitsverklaring” die met de machine wordt
    geleverd. Om veiligheidsredenen, geen andere types van ketting of staaf gebruiken.
    De tabel geeft de slijpgegevens voor de verschillende types van kettingen weer, zonder de
    mogelijkheid om andere kettingen dan de gehomologeerde types te gebruiken.
    !LET OP!
    Steek ketting Niveau begrenzertand  (a) Diameter vijl (d)
    Duim mm Duim mm Duim mm
    3/8 Mini9,32 0,018 0,45 5/32 4,0
    0,3258,25 0,026 0,65 3/16 4,8
    3/89,32 0,026 0,65 13/64 5,2
    0,40410,26 0,031 0,80 7/32 5,6
    ad 
    						
    							1PT1. Para operação em segurança 
    Prezado Cliente,
    Agradecemos por ter escolhido os nossos produtos e desejamos que a utilização desta máquina lhe dê muita
    satisfação e atenda plenamente às suas expectativas.
    Este manual foi redigido para lhes permitir conhecer bem a sua máquina e utilizá-la de forma segura e eficiente.
    Não se esqueça de que este manual faz parte integrante da máquina; mantenha-o à mão para poder consultá-lo
    a qualquer momento e entregue-o juntamente com a máquina em caso de transferência a outro proprietário ou
    se a emprestar.
    Esta sua nova máquina foi projectada e fabricada segundo as normativas vigentes. È segura e fiável se for utili-
    zada no pleno respeito das instruções que constam deste manual (uso previsto); toda outra utilização ou a inob-
    servância das normas de segurança de uso, manutenção e reparação indicadas é considerada como “uso impró-
    prio” e causa a invalidação da garantia e a extinção da responsabilidade do Fabricante, recaindo sobre o utiliza-
    dor os encargos derivantes de danos ou lesões a si próprio ou a terceiros.
    Se houver qualquer pequena diferença entre o quanto descrito neste manual e a máquina em seu poder, tenha
    em conta que, vista a contínua melhoria do produto, as informações contidas neste manual são sujeitas a modi-
    ficações sem aviso prévio ou obrigação de actualização, ficando inalteradas, porém, as características essenciais
    para fins de segurança e de funcionamento. Em caso de dúvida, contacte o seu revendedor. Bom trabalho!
    EXPLICAÇÃO DOS SÍMBOLOS E AVISOS DE
    SEGURANÇA
    Leia o livro de instruções do opera-
    dor antes de operar esta máquina.
    Use a motoserra com as duas
    mãos.
    Leia, compreenda e siga todos os
    avisos.
    Use protecções para a cabeça,
    olhos e ouvidos.
    Aviso! Perigo de ressalto.ATENÇÃO!!! 
    RISCO DE DANOS AUDITIVOS
    EM CONDIÇÕES NORMAIS DE USO, ESTA
    MÁQUINA PODERÁ ENVOLVER UM NÍVEL
    DIÁRIO DE EXPOSIÇÃO PESSOAL AO
    RUÍDO PARA O OPERADOR IGUAL OU
    SUPERIOR A 
    85 dB(A)
    1.Para operação em segurança  ................................................................. 12.Explicação dos símbolos na máquina  .................................................... 43.Instalação da guia e da corrente da serra  .............................................. 54.Combustível e óleo da corrente  .............................................................. 65.Funcionamento do motor  ....................................................................... 86.Serrar ...................................................................................................... 117.Manutenção ........................................................................................... 138.Manutenção da corrente da serra e da guia  ........................................ 159.Guia de resolução de problemas  .......................................................... 16
    Indice
    1. Para operação em segurança    
    						
    							2MM2PT1. Para operação em segurança 
    1.Nunca opere uma motosserra
    quando estiver cansado, doente ou
    perturbado, ou sob a influência de
    medicamentos que possam produzir
    sonolência, ou se estiver sob o efeito
    de álcool ou drogas.
    2.Use calçado de segurança, vestuá-
    rio justo e dispositivos de protecção
    para os olhos, ouvidos e cabeça.  Use
    luvas à prova de vibração.
    3.Mantenha a corrente da serra bem
    afiada e a serra, inclusive o sistema
    AV, em boas condições. Uma corren-
    te sem corte aumenta o tempo de tra-
    balho, e pressionar uma corrente sem
    corte na madeira aumenta a vibração
    transmitida para as mãos.
    Uma serra com componentes soltos
    ou amortecedores AV danificados ou
    desgastados tende a ter níveis mais
    altos de vibração.
    4.Todas as precauções mencionadas
    acima não podem garantir que você
    não vá sofrer da síndrome dos dedos
    brancos ou da síndrome do túnel de
    carpo. Portanto, usuários regulares e
    contínuos devem monitorar com
    atenção as condições de suas mãos e
    dedos. Se qualquer dos sintomas
    listados acima aparecer, procure
    aconselhamento médico imediata-
    mente.
    5.Tenha cuidado sempre que manu-
    sear combustível. Limpe todos os
    derrames e depois afaste a motosser-
    ra pelo menos 3 m do ponto de enchi-
    mento de combustível, antes de fazer
    arrancar o motor.
    6.Elimine todas as fontes de faíscas
    ou chamas (i.e. cigarros, chamas ou
    trabalhos que possam provocar faí-
    scas) nas áreas onde o combustível é
    misturado, abastecido ou armazena-
    do
    7.Não fume enquanto manuseia
    combustível ou enquanto opera a
    motoserra.
    8.Não permita que outras pessoas
    estejam perto da motoserra quando a
    fizer arrancar ou ao cortar. Mantenha
    os observadores e animais afastados
    da área de trabalho. Crianças, ani-
    mais e observadores deverão estar a
    uma distância mínima de 10 m quan-
    do fizer arrancar ou operar a motoser-
    ra.
    9.Nunca comece a cortar antes de ter
    desimpedido a área de trabalho. Deve
    ter os pés bem apoiados e prever um
    abrigo seguro para quando a árvore
    cair.
    10.Segure sempre a motosserra fir-
    memente com as duas mãos quando
    o motor estiver a trabalhar. Segure fir-
    memente com os dedos e os polega-
    res envolvendo os punhos da motos-
    serra.
    11.Mantenha todas as partes do seu
    corpo afastadas da corrente da serra
    quando o motor estiver a funcionar.
    12.Antes de fazer arrancar o motor,
    assegure-se que a corrente da serra
    não está em contacto com nada.
    13.Transporte sempre a motosserra
    com o motor parado, a guia e a cor-
    rente da serra para trás e a panela de
    escape afastada do seu corpo.
    14.Inspeccione sempre a motosserra
    antes de cada utilização verificando
    peças gastas, soltas ou danificadas.
    Nunca opere uma motosserra que
    esteja danificada, incorrectamente
    afinada ou que não esteja montada
    completamente e de forma segura.
    Assegure-se de que a corrente da
    serra pára de se deslocar quando o
    gatilho acelerador é solto.
    15.Todos os serviços à motosserra,
    excepto os que estão listados no
    Manual do Proprietário, deverão ser
    executados por pessoal qualificado
    para assistência às motosserras.
    (P.ex., se forem usadas ferramentas
    impróprias para remover o volante do
    motor, ou se for usada uma ferramen-
    1. Para operação em segurança  
    						
    							3PT1. Para operação em segurança 
    ta imprópria para remover a embraia-
    gem, poderão ocorrer danos estrutu-
    rais no volante do motor que poderão
    subsequentemente provocar a desin-
    tegração do volante do motor.)
    16.Desligue sempre o motor antes de
    o afinar.
    17.Use extremas precauções quando
    cortar arbustos e árvores pequenas
    dado que o material delgado poderá
    prender-se à corrente da serra e ser
    lançado contra si ou desequilibrá-lo.
    18.Ao cortar uma pernada sob ten-
    são, tome cuidado com o ressalto de
    forma a não ser atingido quando a
    tensão sobre as fibras de madeira for
    libertada.
    19.Nunca corte com vento forte, mau
    tempo, quando a visibilidade for fraca
    ou em temperaturas muito elevadas
    ou muito baixas. Verifique sempre se
    a árvore tem ramos mortos que pode-
    rão cair durante a operação de derru-
    be.
    20.Mantenha os punhos secos, lim-
    pos e isentos de óleo ou de mistura
    de combustível.
    21.Opere a motosserra apenas em
    áreas bem ventiladas. Nunca faça
    arrancar nem opere o motor dentro de
    um compartimento ou edifício fecha-
    do. Os fumos de escape contém
    monóxido de carbono que é perigoso.
    22.Não opere a motosserra numa
    árvore a não ser que tenha sido espe-
    cialmente treinado para tal.
    23.Proteja-se do ressalto. Ressalto é
    a deslocação para cima da guia que
    ocorre quando a corrente da serra na
    ponta da guia entra em contacto com
    um objecto. O recuo pode dar origem
    à perigosa perda de controlo da
    motosserra.
    24.Ao transportar a sua motosserra,
    assegure-se que a bainha da guia
    apropriada está no seu lugar.
    PRECAUÇÕES DE SEGURANÇA EM RELAÇÃO AO
    RESSALTO PARA OPERADORES DA MOTOSSERRA
    Poderá ocorrer ressalto quan-
    do a ponta ou nariz da guia toca num objecto, ou
    quando a madeira fecha e entala a corrente da
    serra no corte. O contacto da extremidade em
    alguns casos poderá provocar uma reacção inver-
    sa extremamente rápida,
    atirando a guia para cima
    e para trás em direcção
    ao operador. Se a corren-
    te da serra ficar entalada
    na ponta da guia poderá
    empurrar a guia rapida-
    mente para trás em
    direcção ao operador. Qualquer destas reacções
    poderá provocar a perda de controlo da serra, o
    que poderá resultar em lesões pessoais sérias.
    • Não confie exclusivamente nos dispositivos de
    segurança incluídos na sua serra. Como operador
    da motosserra deverá tomar várias medidas para
    efectuar os trabalhos de corte sem riscos de aci-
    dentes ou lesões pessoais.
    1. Com uma compreensão básica do ressalto poderá
    reduzir ou eliminar o elemento de surpresa. 
    Surpresas súbitas contribuem para os acidentes.
    2. Segure bem a serra com as duas
    mãos, a mão direita no punho traseiro
    e a mão esquerda no punho da frente,
    quando o motor estiver a funcionar.
    Segure firmemente com os dedos e
    os polegares envolvendo os punhos
    da motosserra. Uma boa fixação aju-
    dará a reduzir o ressalto e a manter o
    controlo da serra.
    3. Assegure-se de que mantém a área
    onde está a executar o corte livre de
    obstáculos. Não deixe a ponta da
    guia entrar em contacto com um tron-
    co, ramo ou qualquer outro obstáculo
    que possa ser atingido ao operar a
    serra.
    4. Corte a alta velocidade do motor.
    5. Não se estique nem corte acima da
    altura do ombro.
    6. Siga as instruções do fabricante em
    relação à afiação e à manutenção da
    corrente da serra.
    7. Use apenas guias e correntes
    sobressalentes especificadas pelo
    fabricante ou equivalentes.
    !ATENÇÃO!  
    						
    All GGP Italy SPA manuals Comments (0)

    Related Manuals for GGP Italy SPA Chainsaw 71501072_0 Operators Manual