Home > Stiga > Lawn Mower > Stiga Lawn Tractor 8211 0292 01 Rider 600 Operators Manual

Stiga Lawn Tractor 8211 0292 01 Rider 600 Operators Manual

    Download as PDF Print this page Share this page

    Have a look at the manual Stiga Lawn Tractor 8211 0292 01 Rider 600 Operators Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

    							FRANÇAISF
    GARANTIEBEDINGUNGEN
    Die Firma STIGA NV gewährt für all ihre Produkte eine Garantie, die sich sowohl auf Fabrika-
    tions- als auch auf Materialfehler erstreckt.
    Der Benutzer hat die in dieser Gebrauchsanweisung vorgeschreiben Anweisungen genau zu be-
    achten.
    GARANTIEPERIODE: 2 JAHR
    Die Garantiperiode gilt für 2 Jahr und nimmt am Kaufdatum einen Anfang.
    Die Garantie gilt nur, wenn die nachfolgenden Bedingungen erfüllt sind.
    1.  Der Garantieschein befindet sich auf der Rückseite dieses Hefts und ist vom Verkäufer am 
    Kaufdatum vollständig auszufüllen.
    2.  Das Gerät darf nur unter normalen Bedingungen und nicht für Berufszwecke verwendet wer-
    den. Die Garantie erstreckt sich auf Produktions- oder Materialfehler und gilt für alla Teile 
    des Geräts. Gegen Vorlage des Garantiescheins werden alle garantierten mangelhaften Teile 
    von einer anerkannten Servicestelle (Ersatzteile und Instandsetzung) durch einwandfreie Tei-
    le ersetzt.
    Die Garantie erstreckt sich nicht auf Verschleiß solcher Teile wie z.B. der Messer, Kabel, Rie-
    men, V-Riemenscheiben, Räder und Reifen.
    Die Garantie gilt nicht bei falscher Montage, bei nicht angemessener Verwendung, bei der Ver-
    wendung “nicht” originaler Ersatzteile, usw. Stiga NV haftet nicht für die eventuellen Unan-
    nehmlichkeiten, die durch die Benutzung des Geräts hervorgerufen werden.
    Für die Inbetriebnahme, Einstellung oder Wartung wird selbstverständlich keine Garantie gelei-
    stet. Die Kosten für den Transport und/oder die Verpackung der Maschine oder der Teile trägt 
    der Benutzer.
    GARANTIE FÜR DEN MOTOR
    Die Garantie für alle Benzinmotoren wird vom Briggs & Stratton oder Tecumseh geleistet, ge-
    mäß den in den Gebrauchsanweisungen für den Motor aufgenommenen Bedingungen.
    Gerichtsstand für alle Streitigkeiten sind die Gerichtshöfe von Brügge, Belgien. 
    						
    							32
    NEDERLANDSNL
    VEILIGHEIDSMAATREGELEN 
    ALGEMEEN
     Lees de instructies nauwkeurig. Zorg ervoor dat u 
    weet hoe de bedieningsorganen werken en hoe u 
    de machine juist moet gebruiken.
     Voor de machine in gebruik wordt genomen, moe-
    ten alle chauffeurs een praktische opleiding krij-
    gen en volgen in het gebruik van de machine. 
    Benadruk vooral het feit dat:
    a. Het gebruik van de zitmaaier oplettendheid en 
    concentratie vereist.
    b. Men, op hellingen, een slippende zitmaaier niet 
    onder controle krijgt door te remmen. De belang-
    rijkste redenen dat men de controle verliest zijn: 
    onvoldoende grip van de wielen, te hoge snelheid, 
    onvoldoende remmen, machine niet geschikt voor 
    de taak, onoplettendheid bij het maaien op hellin-
    gen of de zitmaaier als trekker gebruiken.
     Laat nooit toe dat kinderen of personen die niet op 
    de hoogte zijn van deze voorschriften, de machine 
    gebruiken. Raadpleeg de plaatselijke wetten voor 
    de leeftijd van de chauffeur.
     Maai nooit wanneer er andere personen, vooral 
    kinderen of dieren, in de buurt zijn.
     Vergeet niet dat de chauffeur verantwoordelijk is 
    voor ongelukken waarbij andere personenen of 
    hun eigendom betrokken is.
     Laat nooit toe dat kinderen of anderen meerijden 
    als passagiers. Ze kunnen eraf vallen en zich ern-
    stig verwonden of ze kunnen de veilige werking 
    van de machine in gevaar brengen.
     Maai nooit wanneer u alcohol gedronken heeft, 
    medicijnen ingenomen heeft of onder de invloed 
    van drugs bent. Maai ook niet wanneer u moe of 
    ziek bent.
    VOORBEREIDING
     Draag altijd stevige schoenen en een lange broek 
    wanneer u met de machine werkt. Bedien de ma-
    chine nooit barrevoets of op sandalen.
     Draag steeds geschikte kleding wanneer u de ma-
    chine bedient. Draag nooit loszittende kleren, sie-
    raden, sjaals, dassen e.d. die vast kunnen raken in 
    de roterende delen. Bind uw haar op zodat het niet 
    lager hangt dan schouderhoogte. Inspecteer het gazon dat u wilt maaien en verwij-
    der alle stenen, takken, staaldraad en andere voor-
    werpen die door de machine weggeslingerd 
    kunnen worden.
     Waarschuwing - benzine is erg ontvlambaar.
    a. Bewaar de brandstof in een speciaal daarvoor 
    bedoelde tank o.d.
    b. Vul altijd benzine bij in open lucht en rook nooit 
    tijdens het bijvullen.
    c. Vul brandstof bij voor u de motor start. Verwij-
    der nooit de vuldop of vul nooit benzine bij wan-
    neer de motor draait.
    d. Als u benzine gemorst heeft, mag u de motor 
    niet starten, maar moet u de machine verplaatsten 
    en mag u geen lucifer aansteken en moet uit de 
    buurt van vonken e.d. blijven tot de benzinedam-
    pen verdampt zijn.
    e. Vergeet niet om de doppen terug op de benzine-
    tank en het reservoir te schroeven nadat u klaar 
    bent met vullen.
     Vervang een defecte geluiddemper altijd meteen.
     Controleer voor gebruik altijd of de messen en be-
    vestigingen niet versleten of beschadigd zijn. Ver-
    vang beschadigde of versleten delen altijd in hun 
    geheel zodat de balans niet verstoord wordt.
     In de accu (van machines met elektrische start) 
    ontstaan explosieve gassen. Blijf uit de buurt van 
    vonken, vlammen en sigaretten. Zorg ervoor dat er 
    tijdens het laden voldoende ventilatie is.
     De accu bevat giftig materiaal. Beschadig de ac-
    cudoos niet. Als dit toch het geval is, zorg er dan 
    voor dat u niet in contact komt met de inhoud van 
    de accu.
     Gooi oude, defecte accus niet zomaar weg. De 
    milieuverantwoordelijke in uw gemeente kan u 
    vertellen waar u ze kwijt kunt.
     Veroorzaak geen kortsluiting in de accu. Er kun-
    nen vonken ontstaan die brand kunnen veroorza-
    ken.
    MAAIEN
     Start de motor volgens de instructies in de ge-
    bruiksaanwijzing. Hou uw voeten uit de buurt van 
    de messen.
     Laat de motor niet draaien in een afgesloten 
    ruimte waaruit de gevaarlijke kooloxydegassen 
    niet weg kunnen. 
    						
    							33
    NEDERLANDSNL
     Maai alleen bij daglicht of bij goede verlichting.
     Draag altijd gehoorbeschermers.
     Wees voorzichtig wanneer u in de buurt komt 
    van een hindernis die het gezicht belemmert.
     Hou kinderen altijd uit de buurt van de werk-
    plek van de machine. Laat een andere volwas-
    sene toezicht houden op de kinderen.
     Wees voorzichtig bij het achteruit rijden. Kijk 
    voor en tijdens het achteruitrijden over uw 
    schouder naar achter zodat u eventuele hinder-
    nissen kunt zien. Kijk uit voor kleine kinderen.
     Ontkoppel het/de mes(sen) en de koppeling 
    voor u de motor start.
     Hou handen en voeten uit buurt van de roteren-
    de delen. Let op voor de messen. Sta nooit vlak 
    voor de uitwerpopening.
     Maai niet wanneer het gazon nat is.
     Wees voorzichtig op hellingen. Stop of start niet 
    plotseling wanneer u een helling op- of afrijdt.
     Laat het koppelingspedaal zachtjes omhoog ko-
    men. Rij altijd met een ingeschakelde versnel-
    ling en schakel nooit in neutraal wanneer u een 
    helling op- of afrijdt.
     Maai nooit dwars over een helling. Rijd van bo-
    ven naar beneden en beneden naar boven.
     Geef weinig gas wanneer u de aandrijving in-
    schakelt, vooral in hoog gras. Rijd langzamer 
    op hellingen en bij het nemen van een bocht om 
    te voorkomen dat de machine kantelt of dat u 
    controle over de machine verliest.
     Let op voor kuilen en andere verborgen geva-
    ren.
     Rij niet te dicht bij grachten of ophogingen. De 
    machine kan omslaan wanneer een wiel in de 
    gracht komt of een ophoging het begeeft.
     Wees voorzichtig wanneer u sleept of zware uit-
    rusting gebruikt.
    a. Gebruik alleen een goedgekeurde trekkabel.
    b. Zorg ervoor dat de lading niet te zwaar is zo-
    dat u de controle niet verliest.
    c. Neem geen scherpe bochten. Wees voorzich-
    tig bij het achteruit rijden.
    d. Gebruik wielverzwaarders of een frontge-
    wicht wanneer de gebruiksaanwijzing dit voor-
    schrijft. Wees voorzichtig bij het oversteken van een 
    weg of wanneer u in de buurt van een weg 
    maait.
     Schakel het/de mes(sen) uit wanneer u tijdens 
    het maaien over een andere ondergrond dan 
    gras rijdt.
     Als u toebehoren gebruikt, zorg er dan voor dat 
    de uitwerpopening nooit gericht is naar iemand 
    die in de buurt staat, en laat niemand te dichtbij 
    komen wanneer de motor draait.
     Gebruik de machine nooit met onvoldoende be-
    scherming of wanneer de veiligheidsvoorzie-
    ningen niet gemonteerd zijn.
     De bestaande veiligheidsvoorzieningen mogen 
    niet gedemonteerd worden of uitgeschakeld 
    worden. Controleer telkens voor u de machine 
    gebruikt of de veiligheidsvoorzieningen wer-
    ken.
     Wijzig nooit de instelling van het toerental van 
    de motor en “overhaast” de motor niet. Men 
    loopt een hoger risico op persoonlijke verwon-
    dingen wanneer de motor op een te hoog toeren-
    tal draait.
     Raak motoronderdelen die warm worden tijden 
    het gebruik niet aan. Anders kunt u brandwon-
    den oplopen.
     Verlaat nooit de chauffeursstoel zonder
    a. Krachtafnemers uit te schakelen en toebeho-
    ren te laten dalen.
    b. Zet de versnelling in neutraal en schakel de 
    parkeerrem in.
    c. De motor uit te schakelen en de sleutel eruit 
    te nemen.
     Gebruik uitsluitend door de producent goedge-
    keurde accessoires.
     De machine mag niet gebruikt worden als er 
    geen accessoire/gereedschap gemonteerd is in 
    de gereedschapsbevestiging van de machine. 
    Anders kan de stabiliteit van de machine nega-
    tief beïnvloed worden.
     Wees voorzichtig wanneer u grasvangbakken 
    en andere accessoires gebruikt. Ze kunnen de 
    stabiliteit van de machine beïnvloeden, vooral 
    op hellingen.
     Schakel de aandrijving naar het toebehoren uit, 
    schakel de motor uit en maak de bougiekabel 
    los of neem de sleutel uit het contactslot: 
    						
    							34
    NEDERLANDSNL
    a. Vóór u takken en vuil verwijdert of wanneer 
    de uitwerpopening verstopt is.
    b. Om de machine te controleren, schoon te ma-
    ken of om service uit te voeren.
    c. Om te controleren of er een beschadiging ont-
    staan is en eventuele reparaties uit te voeren 
    voor de machine opnieuw gestart en gebruikt 
    wordt nadat men op een voorwerp is gereden.
    d. Wanneer men de machine controleert omdat 
    ze meer dan normaal vibreert (onmiddellijk 
    controleren).
     Schakel de aandrijving naar het toebehoren uit 
    tijdens transport of wanneer de machine niet ge-
    bruikt wordt.
     Schakel de motor en de aandrijving naar het 
    toebehoren uit:
    a. Voor u benzine bijvult.
    b. Voor u de grasvergaarbak verwijdert.
    c. Voor u de hoogte afstelt, indien dit niet moge-
    lijk is vanuit de chauffeursstoel.
     Geef minder gas wanneer u de motor wilt uit-
    schakelen en als de motor is uitgerust met een 
    brandstofkraan, moet die uitgeschakeld worden 
    wanneer u klaar bent met maaien.
     Wees voorzichtig met het mesaggregaat omdat 
    één roterend mes de andere messen kan doen 
    roteren.
     Gebruik de machine niet op erg steile hellingen. 
    Raadpleeg de tabel voor de maximum toegela-
    ten hellingshoek.
     Het/de originele mes(sen) van het maaiaggre-
    gaat mogen niet vervangen worden door niet-
    originele onderdelen die b.v. bedoeld zijn voor 
    het verwijderen van mos. Anders geldt de ga-
    rantie niet. Bovendien bestaat het risico op ern-
    stige verwondingen en beschadigingen.
     Wees voorzichtig wanneer u de machine in en 
    uit een aanhanger of vrachtwagen laadt.
    ONDERHOUD EN OPSLAAN
     Draai alle moeren en schroeven vast zodat de 
    machine in veilige gebruikstoestand is.
     Controleer regelmatig of de messenbout(en) 
    goed aangehaald is/zijn.
     Controleer regelmatig de werking van de rem-
    men. Het is belangrijk dat de remmen onder-houden en gerepareerd worden indien nodig.
     Als er benzine in de tank is, mag u de machine 
    nooit opslaan op een plaats waar de dampen in 
    contact kunnen komen met open vuur of von-
    ken.
     Laat de motor afkoelen voor u de machine in 
    een garage o.d. zet.
     Zorg dat er geen gras, bladeren of teveel olie in 
    de motor, de geluiddemper, de accu of de benzi-
    netank komen, zodat het risico op brand zo laag 
    mogelijk is.
     Controleer de grasvergaarbak regelmatig op 
    slijtage of beschadigingen.
     Om veiligheidsredenen moeten versleten of be-
    schadigde delen meteen vervangen worden.
     Gebruik altijd originele reserveonderdelen. 
    Niet-originele reserveonderdelen kunnen het ri-
    sico op beschadigingen verhogen, ook al passen 
    ze op de machine.
     Vervang beschadigde waarschuwings- en in-
    structiestickers.
     Als de transportpositie niet mechanisch kan 
    vergrendeld worden, moet het maaiaggregaat in 
    de laagste positie staan tijdens het parkeren, op-
    slaan of wanneer u de machine onbeheerd ach-
    terlaat.
     Als u de benzinetank moet legen, moet u dit 
    buitenshuis doen.
     Berg de machine zo op dat kinderen er niet bij 
    kunnen.
    OPSLAAN
    Maak de benzinetank leeg. Start de motor en laat 
    hem draaien tot hij stopt.
    Ververs de olie terwijl de olie warm is. 
    N.B.! Als de machine op haar achterkant gelegd 
    wordt, mag er geen motorolie bijgevuld worden 
    voor de machine weer in gebruik wordt genomen.
    Schroef de bougie los en giet een soeplepel olie in 
    de cilinder. Draai de motor een paar toeren rond 
    zodat de olie verspreid wordt in de cilinder. Mon-
    teer de bougie. 
    Maak de hele machine schoon. Het is belangrijk 
    dat u ook onder de kap van het maaiaggregaat kijkt 
    en ze goed schoonmaakt. Werk lakbeschadigingen  
    						
    							35
    NEDERLANDSNL
    bij zodat u corrosie voorkomt.
    De machine binnenshuis en op een droge plaats be-
    waren.
    Bij electrisch starten:
    Verwijder de accu. Bewaar ze goed opgeladen op 
    een koele plaats (+15°C - 0°C).
    Bij de juiste bewaartemperatuur moet de accu om 
    de 4 maanden opgeladen worden om ze te onder-
    houden.
    Het accuzuur is bijtend en kan brand-
    wonden veroorzaken en uw kleding be-
    schadigen. Draag rubber hand-
    schoenen en bescherm uw ogen met een 
    bril. Adem de dampen nooit in.
    Zet de accu nooit zo schuin dat het ac-
    cuzuur op uw handen of kleren kan lo-
    pen. Spoel overvloedig met water indien 
    dit laatste toch gebeurt.
    SERVICE
    Reparaties en garantieservice wordt uitgevoerd in 
    erkende servicepunten. Ze maken gebruik van ori-
    ginele onderdelen.
    Originele STIGA reserveonderdelen en acces-
    soires zijn speciaal gemaakt voor STIGA ma-
    chines. Denk erom dat niet originele 
    reserveonderdelen en accessoires niet door STI-
    GA gecontroleerd en goedgekeurd zijn.
    Het gebruik van de dergelijke onderde-
    len en accessoires kan invloed hebben 
    op functioneren en veiligheid van de 
    machine. STIGA aanvaardt geen aan-
    sprakelijkheid voor schade door derge-
    lijke produkten veroorzaakt.
    Originele reserveonderdelen zijn verkrijgbaar bij 
    de erkende servicepunten en bij vele handelaars.
    We raden u aan de machine één keer per jaar naar 
    een erkende servicewerkplaats te brengen voor 
    service, onderhoud en controle van de veiligheids-
    voorzieningen.
    PRODUKTIDENTITEIT 
    De identiteit van het produkt wordt bepaald door 
    twee delen: 
    1. Het onderdeel- en serienummer van de ma-chine: 
    Vindt u op dit plaatje bevestigd op de machine:
    2. Model-, type- en serienummer van de motor: 
    Zit op het ventilatorhuis van de motor zoals aange-
    geven op de schets:
    Gebruik deze twee identiteitsaanduidingen bij al 
    uw contacten met de servicewerkplaatsen en wan-
    neer u reserveonderdelen koopt.
    Na het uitpakken van de machine moet u deze 
    nummers zo snel mogelijk op de laatste bladzijde 
    van dit boekje schrijven.
    HET MILIEU
    Omwille van het milieu willen wij de volgende 
    punten graag speciaal onder uw aandacht brengen:
     Gebruik altijd acrylaatbenzine (zgn. milieuben-
    zine). 
     Gebruik altijd een trechter en/of een benzine-
    jerrycan met een beveiliging tegen overlopen 
    teneinde morsen bij het vullen van de benzine-
    tank te vermijden. 
     Vul de benzinetank niet helemaal tot aan de 
    rand. 
     Vul niet teveel motor- en/of transmissieolie bij 
    (zie de gebruiksaanwijzing voor de juiste hoe-
    veelheden). 
     Vang bij verversen alle gebruikte olie op. Niet 
    morsen. Lever de olie in bij een recyclingssta-
    tion.  
    						
    							36
    NEDERLANDSNL
     Gooi gebruikte oliefilters niet een afvalbak. Le-
    ver deze in bij een recyclingsstation. 
     Gooi gebruikte loodaccus niet een afvalbak. 
    Lever deze in bij een accuverzameldepot voor 
    recycling. 
     Vervang de geluiddemper als deze kapot is. Ge-
    bruik bij reparatie altijd originele reserveonder-
    delen. 
     Als de machine oorspronkelijk is uitgerust met 
    een katalysator en deze is kapot, monteer dan 
    bij het vervangen een nieuwe katalysator. 
     Laat de carburateur indien nodig altijd door een 
    vakman afstellen. 
     Reinig het luchtfilter overeenkomstig de gege-
    ven instructies (zie de gebruiksaanwijzing).ALGEMEEN
    Dit symbool betekent WAARSCHU-
    WING. Als u de instructies niet nauwkeu-
    rig volgt, kunt u verwondingen oplopen 
    of kan dit tot materiële schade leiden.
    SYMBOLEN
    De volgende symbolen staan op de machine om u er-
    aan te herinnern dat voorzichtigheid en oplettendheid 
    bij gebruik vereist zijn.
    De symbolen betekenen:
    Waarschuwing!
    Lees vóór gebruik van de machine eerst het 
    instructieboek en de veiligheidsvoorschrif-
    ten.
    Waarschuwing!
    Steek uw hand of voet niet onder de kap als 
    de machine loopt.
    Waarschuwing!
    Pas op voor het uitwerpen van voorwerpen. 
    Houd omstanders op afstand.
    Waarschuwing!
    Vóór het verrichten van reparaties eerst de 
    bougiekabel losmaken van de bougie.
    Waarschuwing!
    Draag altijd gehoorbeschermers.
    Waarschuwing!
    Deze machine is niet bedoeld voor rijden op 
    de openbare weg.
    MONTAGE
    Om persoonlijke verwondingen en be-
    schadigingen van eigendom te voorko-
    men, mag u niet proberen de motor te 
    starten voor u alle maatregelen onder AS-
    SEMBLAGE heeft uitgevoerd.
    ACCESSOIRESZAK
    Bij de machine wordt een plastic zak geleverd die het  
    						
    							37
    NEDERLANDSNL
    volgende bevat:
    Pos. Aan Benaming Dimensie
    AC  1 Bougiebus (geldt niet Scoop)
    AD 1  Draaipen (geldt niet Scoop)
    AL 1 Pasring  16 x 38 x 0.5
    AM 1 Pasring 16 x 38 x 1.0
    STUURWIEL
    Monteer het stuur met behulp van de meegeleverde 
    splitpen op de stuurkolom en trek de stuurkolombus 
    erover.
    De ringen (AL en AM) die in de zak met toebehoren 
    liggen, moeten tussen de onderste en de bovenste 
    stuurbuis gemonteerd worden om eventuele axiale 
    speling te compenseren. Er kunnen 0, 1 of 2 ringen 
    nodig zijn (afb 4).
    ACCU 
    De accu is gesloten, zodat het bijvullen van accu-
    zuur niet nodig is.
    De accu is al in de fabriek op de machine gemon-
    teerd. Voor u deze de eerste keer start moet u nog 
    wel de zwarte kabel op de minpool van de accu 
    aansluiten (afb 5).
    Veroorzaak geen kortsluiting tussen de 
    polen van de accu. Er kunnen vonken 
    ontstaan die brand kunnen veroorza-
    ken. Draag geen metalen sieraden die in 
    contact kunnen komen met de accupo-
    len.
    Laat de motor nooit draaien wanneer de accu niet 
    aangesloten is. 
    BANDENDRUK
    Controleer de luchtdruk in de banden. De juiste 
    luchtdruk: 
    Vooraan: 1,7 bar (24 psi)
    Achteraan: 0,6 bar (9 psi)
    MAAI - AGGREGAAT 
    Zet het aggregaat recht ten opzichte van de onder-
    grond met behulp van de moeren D bij de achterste 
    ophangingen van het aggregaat (afb 8).
    Zijuitworp:
    Het aggregaat is bij aflevering op de machine ge-monteerd, maar moet gecompleteerd worden met 
    een uitwerpscherm of een grasbuis. 
    1. Demonteer de accukabels.
    2. Demonteer de mesbeveiliging E (afb 9A).
    3. Monteer het uitwerpscherm F of de grasbuis G 
    (afb 9A). Gebruik dezelfde schroeven en moe-
    ren die gebruikt werden voor de mesbeveili-
    ging.
    4. Monteer de accukabels.
    De gazonmaaier mag nooit gestart wor-
    den zonder dat de mesbeveiliging is ver-
    vangen door het uitwerpscherm of de 
    grasbuis. 
    GRASVANGBAK (Accessoire)
    Monteer de grasvangbak volgens de afzonderlijke 
    montage-instructies die bij de grasvangbak gele-
    verd worden.
    De grasbuis G mag uitsluitend samen met een 
    complete grasvangbak worden gebruikt. 
    Als men de grasvangbak gebruikt, moeten altijd 
    alle onderdelen die deel uitmaken van de gras-
    vangbak op de machine gemonteerd zijn (afb 10). 
    Gebruik de machine nooit als de gras-
    vangzak H en de lange uitwerpbuis I ge-
    monteerd niet gemonteerd zijn. Anders 
    bestaat het risico dat stenen en andere 
    voorwerpen weggeslingerd worden en 
    mensen en dieren verwonden en eigen-
    dom beschadigen. 
    Opgelet voor het roterend mes. Stop 
    nooit handen of voeten in de uitwerpo-
    pening.
    HENDELS
    Zie afb. 1 - 3.
    1. HOOGTE - INSTELLINGSHENDEL
    Hendel om de hoogte van het maai-aggregaat bo-
    ven de grond in te stellen.
    Ontkoppel de spaak door hem naar binnen 
    te duwen. Duw hem daarna omhoog of 
    omlaag in de gewenste stand.
    De hendel heeft vijf posities wat overeenkomt met  
    						
    							38
    NEDERLANDSNL
    een maaihoogte van 35 tot 75 mm.
    2. MESINSCHAKELHENDEL
    Hendel om de aandrijving van het maai-aggregaat 
    in te schakelen. Twee posities:
    1. Hendel in de voorste stand - het mes ro-
    teert.
    2. Hendel in de achterste stand - het mes 
    roteert niet. Mesrem geactiveerd.
    3. BEDRIJFSREM/KOPPELING
    Pedaal dat de bedrijfsrem en de koppeling combi-
    neert. Drie posities:
    1. Pedaal omhoog - voor-
    aandrijving ingeschakeld. De 
    machine beweegt wanneer er 
    een versnelling ingeschakeld 
    is. De bedrijfsrem is niet geac-
    tiveerd.
    2. Pedaal voor de helft inge-
    drukt - vooraandrijving ont-
    koppeld, er kan geschakeld 
    worden. De bedrijfsrem is niet 
    geactiveerd.
    3. Pedaal volledig ingedrukt - 
    vooraandrijving ontkoppeld. 
    Bedrijfsrem volledig geacti-
    veerd. 
    4. PARKEERREM
    Vergrendeling die het rempedaal in de ingedrukte 
    positie kan vergrendelen.
    Druk het pedaal volledig in. Duw de rem-
    vergrendeling opzij en laat daarna het 
    rempedaal omhoog komen.
    De parkeerrem wordt uitgeschakeld door een lich-
    te druk op het rempedaal. De vergrendeling met 
    veerbelasting glijdt dan opzij.
    Zorg ervoor dat de parkeerrem uitgeschakeld is tij-
    dens het rijden.
    5. GAS-/CHOKEHENDEL
    Hendel om het toerental van de motor in te stellen 
    en om de motor te choken bij koude-start. 
    1. Stoppositie - motor kortgesloten (uit-sluitend Scoop).
    2. Stationair draaien.
    3. Volgas - als men de machine gebruikt, 
    moet men altijd vol gas geven. De volgas-
    positie bevindt zich 1 - 1.5 cm van de on-
    derkant van de groef.
    4. Choke - voor het starten van een koude 
    motor. De chokepositie bevindt zich on-
    deraan in de groef. 
    6. VERSNELLINGSPOOK 
    Pook om één van de drie versnellingen vooruit (1 - 
    2 - 3), neutraal (N) of achteruit (R) te kiezen.
    Het koppelingspedaal moet ingedrukt zijn tijdens 
    het schakelen.
    N.B.! Zorg ervoor dat de machine volledig stilstaat 
    voor u van de achteruit in zijn vooruit schakelt of 
    omgekeerd. Als u niet meteen in een bepaalde ver-
    snelling kunt schakelen, laat het koppelingspedaal 
    dan omhoog komen en druk het opnieuw in. Pro-
    beer opnieuw in de gewenste versnelling te scha-
    kelen. Forceer nooit bij het schakelen! 
    7. STARTSLEUTEL
    Contactslot dat gebruikt wordt om de motor te star-
    ten en uit te schakelen. Drie posities:
    1. Stoppositie - de motor is kortgesloten. 
    De sleutel kan verwijderd worden.
    2. Rijpositie (zonder symbool)
    3. Startpositie - de elektrische startmotor 
    wordt geactiveerd wanneer de sleutel in de 
    startpositie met veerbelasting wordt ge-
    draaid. Laat de sleutel terug naar de rij-
    stand gaan wanneer de motor gestart is.
    MACHINE GEBRUIKEN
    TOEPASSINGSGEBIEDEN
    De machine mag uitsluitend worden gebruikt bij 
    de volgende werkzaamheden met de aangegeven 
    originele STIGA-accessoires:
    1. Grasmaaien
    Met een origineel maaiaggregaat gemonteerd.
    De duwkracht van getrokken accessoires mag, in 
    het trekmechanisme, niet groter zijn dan 500 N.
    STOP
    STOP
    START 
    						
    							39
    NEDERLANDSNL
    N.B.! Deze machine is niet bedoeld voor rijd-en op 
    de openbare weg.
    N.B.! Voor u een aanhanger gebruikt, moet u eerst 
    contact opnemen met uw verzekeringsmaatschap-
    pij. 
    VOOR HET STARTEN
    Voor u de machine in gebruik neemt, 
    moet u deze gebruiksaanwijzing en de 
    meegeleverde VEILIGHEIDSVOOR-
    SCHRIFTEN grondig doornemen. 
    VEILIGHEIDSSYSTEEM
    Deze machine is uitgerust met een veiligheidssys-
    teem dat bestaat uit: 
    - een stroomonderbreker op de drijfwerkkast.
    - een stroomonderbreker in de stoelbevestiging.
    - een stroomonderbreker bij de mesinschak-
    elhendel.
    - een vervangbare, elektronische veiligheids-
    module die het systeem stuurt.
    Om de machine te starten moet: 
    - de versnellingspook in de vrijloop staan. 
    - de bestuurder op de stoel zitten (geldt niet
    voor de Scoop met handmatige start).
    - de mesinschakelhendel zich in de achterste
    stand bevinden (= het mes is uitgeschakeld).
    Voor ieder gebruik moet de werking 
    van het veiligheidssysteem worden ge-
    controleerd!
    Controleer dit op de volgende wijze:
    - start de motor, ga op de stoel zitten, zet de
    versnellingspook in de eerste versnelling, til
    uw lichaam even op van de stoel - de motor
    moet stoppen.
    - start de motor opnieuw, ga op de stoel zitten,
    schakel het mes in, til uw lichaam even op 
    van de stoel - de motor moet stoppen.
    Als het veiligheidssysteem niet werkt, 
    mag de machine niet worden gebruikt! 
    Breng de machine voor controle naar 
    een servicewerkplaats. 
    BENZINETANK VULLEN
    Gebruik altijd zuivere loodvrije benzine 
    (LOODVRIJ 95). Met olie gemengde 2-
    takt benzine mag niet gebruikt worden.
    N.B.! Vergeet niet dat benzine slecht kan worden, 
    koop nooit meer benzine dan u binnen de 30 dagen 
    gebruikt.Benzine is erg ontvlambaar. Bewaar de 
    brandstof in een daarvoor speciaal be-
    doelde jerrycan. 
    Vul de benzine altijd buitenshuis bij en 
    rook niet tijdens het bijvullen. Vul ben-
    zine bij voor u de motor start. Verwij-
    der nooit de tankdop of vul nooit 
    benzine bij wanneer de motor draait of 
    wanneer de motor nog warm is.
    OLIEPEIL VAN DE MOTOR CONTRO-
    LEREN
    Het carter van de motor is af fabriek gevuld met 
    olie SAE 30.
    Controleer altijd het oliepeil voor u de machine 
    gebruikt. De machine moet dan steeds op een 
    vlakke ondergrond staan.
    Maak de oliepeilstok B los en droog hem 
    af. Steek hem er weer in en schroef hem 
    vast.
    Schroef hem weer los en haal hem eruit. Lees het 
    oliepeil af. Vul olie bij tot de “FULL” - indicatie, 
    indien het oliepeil lager is dan dat (afb 11 - 12).
    MOTOR STARTEN
    1. Controleer dat de bougiekabel op zijn plaats zit. 
    2. Zorg ervoor dat het maai-aggregaat ontkoppeld 
    is. Mesinschakelhendel naar achter.
    3. Zet de versnellingspook in de neutrale stand. 
    4. Koudestart - zet de gashendel in de chokestand. 
    Warme start - zet de gashendel in volgas (1 - 1,5 
    cm boven de chokestand).
    5a. Schakel de parkeerrem in. 
    5b. Duw het rempedaal volledig in.
    6. Draai de startsleutel om en start de motor.
    7. Wanneer de motor gestart is, duw de gashendel 
    dan geleidelijk naar volgas als u de choke ge-
    bruikt heeft.
    8. Belast bij een koude start de machine niet on-
    middellijk na het starten maar laat de motor een 
    paar minuten draaien. Dan wordt de olie opge-
    warmd. 
    STOPPEN
    Duw de hendel voor het inschakelen van de mes-
    sen, naar achteren tot de uitgeschakelde stand. 
    Schakel de parkeerrem in. 
    						
    							40
    NEDERLANDSNL
    Laat de motor 1 - 2 minuten stationnair lopen. 
    De motor afzetten door de startsleutel om te 
    draaien. Haal daarna de sleutel uit het contact. 
    Als de maaier onbeheerd wordt achter-
    gelaten, moet de bougiekabel losgekop-
    peld worden van de bougie.
    Meteen na het stoppen kan de motor 
    erg warm zijn. Raak de uitlaatdemper, 
    de cilinder of de koelflenzen niet aan. 
    Dit kan brandwonden veroorzaken.
    TIPS BIJ HET MAAIEN
    Voor u het gazon maait, moet u losse stenen, speel-
    goed en andere harde voorwerpen verwijderen.
    Zorg dat u weet waar eventuele vaste voorwerpen 
    zich bevinden voor u een voor u onbekend gazon 
    begint te maaien. Losse en/of vaste voorwerpen 
    kunnen het maaiaggregaat ernstig beschadigen.
    Maai het gras niet als het nat is (tijdens of onmid-
    dellijk na een regenbui).
    Hou handen en voeten uit buurt van de 
    roterende messen. Steek nooit een hand 
    of een voet onder de beschermkap van 
    de messen of in de uitwerpopening wan-
    neer de motor draait.
    Als de motor gestopt is omdat het gras te dik is: 
    Ontkoppel het maaiaggregaat en verplaats de ma-
    chine naar een reeds gemaaid stuk voor u het ag-
    gregaat weer inschakelt.
    RIJDEN
    Controleer nauwkeurig of het oliepeil van de mo-
    tor hoog genoeg is voor u op hellingen maait (olie-
    peil op “FULL”).
    Wees voorzichtig op hellingen. Stop of 
    start niet plotseling wanneer u een hel-
    ling op- of afrijdt. Maai nooit dwars 
    over een helling. Rij van boven naar be-
    neden en van beneden naar boven.
    De machine mag, met daarop originele 
    accessoires gemonteerd, op een helling 
    met een hoek van maximaal 10° rijden, 
    ongeacht de richting.
    Minder snelheid op hellingen en in 
    scherpe bochten om te voorkomen dat 
    de machine kantelt of dat u de controle 
    over de machine verliest. 
    ONDERHOUD
    Voer nooit service uit aan de motor op 
    het maaiaggregaat voor: 
    -de motor uitgeschakeld is. 
    -de startsleutel uit het contact werd 
    gehaald. 
    -de bougiekabel werd losgekoppeld van
    de bougie.
    -de parkeerrem ingeschakeld is. 
    -het maaiaggregaat ontkoppeld is.
    ONDERHOUDSTIPS
    De machine is zo geconstrueerd dat ze op haar ach-
    terkant kan worden gelegd voor het uitvoeren van 
    onderhoud (afb 13). 
    Als de machine op een korte kant moet 
    staan, moeten eerst de benzine en de 
    motorolie worden afgetapt. Bij de Gar-
    den moet ook de accu worden verwij-
    derd.
    SCHOONMAKEN
    Spoel met een tuinslang de onderkant van de 
    maaiaggregaatkap af.
    N.B.! Richt de stralen nooit rechtstreeks op de 
    transmissie of op het luchtfilter. 
    MOTOR-OLIE VERVERSEN 
    De eerste keer olie verversen na 5 draaiuren, daar-
    na iedere 50 draaiuren of één keer per seizoen. Olie 
    verversen als de motor warm is.
    Gebruik olie van goede kwaliteit (serviceklas SF, 
    SG of SH).
    Na het maaien is de motorolie erg 
    warm. Laat de motor daarom eerst een 
    paar minuten afkoelen voor u de olie af-
    tapt.
    1. Kantel de machine naar rechts (van achter af ge-
    zien). Verwijder het oliepeilstokje. Steek de 
    meegeleverde pomp in de olievulleiding en zuig 
    de olie op in een vat (afb 14).
    2. De oliepeilstok wegnemen en nieuwe olie vul-
    len. 
    Oliehoeveelheid: 0,65 liter.
    Olietype zomer: SAE-30
    (Ook SAE 10W-30 kan gebruikt worden. In dit 
    laatste geval kan het olieverbruik echter iets hoger  
    						
    All Stiga manuals Comments (0)

    Related Manuals for Stiga Lawn Tractor 8211 0292 01 Rider 600 Operators Manual