Stiga Lawn Tractor 8211 0292 01 Rider 600 Operators Manual
Have a look at the manual Stiga Lawn Tractor 8211 0292 01 Rider 600 Operators Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

FRANÇAISF GARANTIEBEDINGUNGEN Die Firma STIGA NV gewährt für all ihre Produkte eine Garantie, die sich sowohl auf Fabrika- tions- als auch auf Materialfehler erstreckt. Der Benutzer hat die in dieser Gebrauchsanweisung vorgeschreiben Anweisungen genau zu be- achten. GARANTIEPERIODE: 2 JAHR Die Garantiperiode gilt für 2 Jahr und nimmt am Kaufdatum einen Anfang. Die Garantie gilt nur, wenn die nachfolgenden Bedingungen erfüllt sind. 1. Der Garantieschein befindet sich auf der Rückseite dieses Hefts und ist vom Verkäufer am Kaufdatum vollständig auszufüllen. 2. Das Gerät darf nur unter normalen Bedingungen und nicht für Berufszwecke verwendet wer- den. Die Garantie erstreckt sich auf Produktions- oder Materialfehler und gilt für alla Teile des Geräts. Gegen Vorlage des Garantiescheins werden alle garantierten mangelhaften Teile von einer anerkannten Servicestelle (Ersatzteile und Instandsetzung) durch einwandfreie Tei- le ersetzt. Die Garantie erstreckt sich nicht auf Verschleiß solcher Teile wie z.B. der Messer, Kabel, Rie- men, V-Riemenscheiben, Räder und Reifen. Die Garantie gilt nicht bei falscher Montage, bei nicht angemessener Verwendung, bei der Ver- wendung “nicht” originaler Ersatzteile, usw. Stiga NV haftet nicht für die eventuellen Unan- nehmlichkeiten, die durch die Benutzung des Geräts hervorgerufen werden. Für die Inbetriebnahme, Einstellung oder Wartung wird selbstverständlich keine Garantie gelei- stet. Die Kosten für den Transport und/oder die Verpackung der Maschine oder der Teile trägt der Benutzer. GARANTIE FÜR DEN MOTOR Die Garantie für alle Benzinmotoren wird vom Briggs & Stratton oder Tecumseh geleistet, ge- mäß den in den Gebrauchsanweisungen für den Motor aufgenommenen Bedingungen. Gerichtsstand für alle Streitigkeiten sind die Gerichtshöfe von Brügge, Belgien.

32 NEDERLANDSNL VEILIGHEIDSMAATREGELEN ALGEMEEN Lees de instructies nauwkeurig. Zorg ervoor dat u weet hoe de bedieningsorganen werken en hoe u de machine juist moet gebruiken. Voor de machine in gebruik wordt genomen, moe- ten alle chauffeurs een praktische opleiding krij- gen en volgen in het gebruik van de machine. Benadruk vooral het feit dat: a. Het gebruik van de zitmaaier oplettendheid en concentratie vereist. b. Men, op hellingen, een slippende zitmaaier niet onder controle krijgt door te remmen. De belang- rijkste redenen dat men de controle verliest zijn: onvoldoende grip van de wielen, te hoge snelheid, onvoldoende remmen, machine niet geschikt voor de taak, onoplettendheid bij het maaien op hellin- gen of de zitmaaier als trekker gebruiken. Laat nooit toe dat kinderen of personen die niet op de hoogte zijn van deze voorschriften, de machine gebruiken. Raadpleeg de plaatselijke wetten voor de leeftijd van de chauffeur. Maai nooit wanneer er andere personen, vooral kinderen of dieren, in de buurt zijn. Vergeet niet dat de chauffeur verantwoordelijk is voor ongelukken waarbij andere personenen of hun eigendom betrokken is. Laat nooit toe dat kinderen of anderen meerijden als passagiers. Ze kunnen eraf vallen en zich ern- stig verwonden of ze kunnen de veilige werking van de machine in gevaar brengen. Maai nooit wanneer u alcohol gedronken heeft, medicijnen ingenomen heeft of onder de invloed van drugs bent. Maai ook niet wanneer u moe of ziek bent. VOORBEREIDING Draag altijd stevige schoenen en een lange broek wanneer u met de machine werkt. Bedien de ma- chine nooit barrevoets of op sandalen. Draag steeds geschikte kleding wanneer u de ma- chine bedient. Draag nooit loszittende kleren, sie- raden, sjaals, dassen e.d. die vast kunnen raken in de roterende delen. Bind uw haar op zodat het niet lager hangt dan schouderhoogte. Inspecteer het gazon dat u wilt maaien en verwij- der alle stenen, takken, staaldraad en andere voor- werpen die door de machine weggeslingerd kunnen worden. Waarschuwing - benzine is erg ontvlambaar. a. Bewaar de brandstof in een speciaal daarvoor bedoelde tank o.d. b. Vul altijd benzine bij in open lucht en rook nooit tijdens het bijvullen. c. Vul brandstof bij voor u de motor start. Verwij- der nooit de vuldop of vul nooit benzine bij wan- neer de motor draait. d. Als u benzine gemorst heeft, mag u de motor niet starten, maar moet u de machine verplaatsten en mag u geen lucifer aansteken en moet uit de buurt van vonken e.d. blijven tot de benzinedam- pen verdampt zijn. e. Vergeet niet om de doppen terug op de benzine- tank en het reservoir te schroeven nadat u klaar bent met vullen. Vervang een defecte geluiddemper altijd meteen. Controleer voor gebruik altijd of de messen en be- vestigingen niet versleten of beschadigd zijn. Ver- vang beschadigde of versleten delen altijd in hun geheel zodat de balans niet verstoord wordt. In de accu (van machines met elektrische start) ontstaan explosieve gassen. Blijf uit de buurt van vonken, vlammen en sigaretten. Zorg ervoor dat er tijdens het laden voldoende ventilatie is. De accu bevat giftig materiaal. Beschadig de ac- cudoos niet. Als dit toch het geval is, zorg er dan voor dat u niet in contact komt met de inhoud van de accu. Gooi oude, defecte accus niet zomaar weg. De milieuverantwoordelijke in uw gemeente kan u vertellen waar u ze kwijt kunt. Veroorzaak geen kortsluiting in de accu. Er kun- nen vonken ontstaan die brand kunnen veroorza- ken. MAAIEN Start de motor volgens de instructies in de ge- bruiksaanwijzing. Hou uw voeten uit de buurt van de messen. Laat de motor niet draaien in een afgesloten ruimte waaruit de gevaarlijke kooloxydegassen niet weg kunnen.

33 NEDERLANDSNL Maai alleen bij daglicht of bij goede verlichting. Draag altijd gehoorbeschermers. Wees voorzichtig wanneer u in de buurt komt van een hindernis die het gezicht belemmert. Hou kinderen altijd uit de buurt van de werk- plek van de machine. Laat een andere volwas- sene toezicht houden op de kinderen. Wees voorzichtig bij het achteruit rijden. Kijk voor en tijdens het achteruitrijden over uw schouder naar achter zodat u eventuele hinder- nissen kunt zien. Kijk uit voor kleine kinderen. Ontkoppel het/de mes(sen) en de koppeling voor u de motor start. Hou handen en voeten uit buurt van de roteren- de delen. Let op voor de messen. Sta nooit vlak voor de uitwerpopening. Maai niet wanneer het gazon nat is. Wees voorzichtig op hellingen. Stop of start niet plotseling wanneer u een helling op- of afrijdt. Laat het koppelingspedaal zachtjes omhoog ko- men. Rij altijd met een ingeschakelde versnel- ling en schakel nooit in neutraal wanneer u een helling op- of afrijdt. Maai nooit dwars over een helling. Rijd van bo- ven naar beneden en beneden naar boven. Geef weinig gas wanneer u de aandrijving in- schakelt, vooral in hoog gras. Rijd langzamer op hellingen en bij het nemen van een bocht om te voorkomen dat de machine kantelt of dat u controle over de machine verliest. Let op voor kuilen en andere verborgen geva- ren. Rij niet te dicht bij grachten of ophogingen. De machine kan omslaan wanneer een wiel in de gracht komt of een ophoging het begeeft. Wees voorzichtig wanneer u sleept of zware uit- rusting gebruikt. a. Gebruik alleen een goedgekeurde trekkabel. b. Zorg ervoor dat de lading niet te zwaar is zo- dat u de controle niet verliest. c. Neem geen scherpe bochten. Wees voorzich- tig bij het achteruit rijden. d. Gebruik wielverzwaarders of een frontge- wicht wanneer de gebruiksaanwijzing dit voor- schrijft. Wees voorzichtig bij het oversteken van een weg of wanneer u in de buurt van een weg maait. Schakel het/de mes(sen) uit wanneer u tijdens het maaien over een andere ondergrond dan gras rijdt. Als u toebehoren gebruikt, zorg er dan voor dat de uitwerpopening nooit gericht is naar iemand die in de buurt staat, en laat niemand te dichtbij komen wanneer de motor draait. Gebruik de machine nooit met onvoldoende be- scherming of wanneer de veiligheidsvoorzie- ningen niet gemonteerd zijn. De bestaande veiligheidsvoorzieningen mogen niet gedemonteerd worden of uitgeschakeld worden. Controleer telkens voor u de machine gebruikt of de veiligheidsvoorzieningen wer- ken. Wijzig nooit de instelling van het toerental van de motor en “overhaast” de motor niet. Men loopt een hoger risico op persoonlijke verwon- dingen wanneer de motor op een te hoog toeren- tal draait. Raak motoronderdelen die warm worden tijden het gebruik niet aan. Anders kunt u brandwon- den oplopen. Verlaat nooit de chauffeursstoel zonder a. Krachtafnemers uit te schakelen en toebeho- ren te laten dalen. b. Zet de versnelling in neutraal en schakel de parkeerrem in. c. De motor uit te schakelen en de sleutel eruit te nemen. Gebruik uitsluitend door de producent goedge- keurde accessoires. De machine mag niet gebruikt worden als er geen accessoire/gereedschap gemonteerd is in de gereedschapsbevestiging van de machine. Anders kan de stabiliteit van de machine nega- tief beïnvloed worden. Wees voorzichtig wanneer u grasvangbakken en andere accessoires gebruikt. Ze kunnen de stabiliteit van de machine beïnvloeden, vooral op hellingen. Schakel de aandrijving naar het toebehoren uit, schakel de motor uit en maak de bougiekabel los of neem de sleutel uit het contactslot:

34 NEDERLANDSNL a. Vóór u takken en vuil verwijdert of wanneer de uitwerpopening verstopt is. b. Om de machine te controleren, schoon te ma- ken of om service uit te voeren. c. Om te controleren of er een beschadiging ont- staan is en eventuele reparaties uit te voeren voor de machine opnieuw gestart en gebruikt wordt nadat men op een voorwerp is gereden. d. Wanneer men de machine controleert omdat ze meer dan normaal vibreert (onmiddellijk controleren). Schakel de aandrijving naar het toebehoren uit tijdens transport of wanneer de machine niet ge- bruikt wordt. Schakel de motor en de aandrijving naar het toebehoren uit: a. Voor u benzine bijvult. b. Voor u de grasvergaarbak verwijdert. c. Voor u de hoogte afstelt, indien dit niet moge- lijk is vanuit de chauffeursstoel. Geef minder gas wanneer u de motor wilt uit- schakelen en als de motor is uitgerust met een brandstofkraan, moet die uitgeschakeld worden wanneer u klaar bent met maaien. Wees voorzichtig met het mesaggregaat omdat één roterend mes de andere messen kan doen roteren. Gebruik de machine niet op erg steile hellingen. Raadpleeg de tabel voor de maximum toegela- ten hellingshoek. Het/de originele mes(sen) van het maaiaggre- gaat mogen niet vervangen worden door niet- originele onderdelen die b.v. bedoeld zijn voor het verwijderen van mos. Anders geldt de ga- rantie niet. Bovendien bestaat het risico op ern- stige verwondingen en beschadigingen. Wees voorzichtig wanneer u de machine in en uit een aanhanger of vrachtwagen laadt. ONDERHOUD EN OPSLAAN Draai alle moeren en schroeven vast zodat de machine in veilige gebruikstoestand is. Controleer regelmatig of de messenbout(en) goed aangehaald is/zijn. Controleer regelmatig de werking van de rem- men. Het is belangrijk dat de remmen onder-houden en gerepareerd worden indien nodig. Als er benzine in de tank is, mag u de machine nooit opslaan op een plaats waar de dampen in contact kunnen komen met open vuur of von- ken. Laat de motor afkoelen voor u de machine in een garage o.d. zet. Zorg dat er geen gras, bladeren of teveel olie in de motor, de geluiddemper, de accu of de benzi- netank komen, zodat het risico op brand zo laag mogelijk is. Controleer de grasvergaarbak regelmatig op slijtage of beschadigingen. Om veiligheidsredenen moeten versleten of be- schadigde delen meteen vervangen worden. Gebruik altijd originele reserveonderdelen. Niet-originele reserveonderdelen kunnen het ri- sico op beschadigingen verhogen, ook al passen ze op de machine. Vervang beschadigde waarschuwings- en in- structiestickers. Als de transportpositie niet mechanisch kan vergrendeld worden, moet het maaiaggregaat in de laagste positie staan tijdens het parkeren, op- slaan of wanneer u de machine onbeheerd ach- terlaat. Als u de benzinetank moet legen, moet u dit buitenshuis doen. Berg de machine zo op dat kinderen er niet bij kunnen. OPSLAAN Maak de benzinetank leeg. Start de motor en laat hem draaien tot hij stopt. Ververs de olie terwijl de olie warm is. N.B.! Als de machine op haar achterkant gelegd wordt, mag er geen motorolie bijgevuld worden voor de machine weer in gebruik wordt genomen. Schroef de bougie los en giet een soeplepel olie in de cilinder. Draai de motor een paar toeren rond zodat de olie verspreid wordt in de cilinder. Mon- teer de bougie. Maak de hele machine schoon. Het is belangrijk dat u ook onder de kap van het maaiaggregaat kijkt en ze goed schoonmaakt. Werk lakbeschadigingen

35 NEDERLANDSNL bij zodat u corrosie voorkomt. De machine binnenshuis en op een droge plaats be- waren. Bij electrisch starten: Verwijder de accu. Bewaar ze goed opgeladen op een koele plaats (+15°C - 0°C). Bij de juiste bewaartemperatuur moet de accu om de 4 maanden opgeladen worden om ze te onder- houden. Het accuzuur is bijtend en kan brand- wonden veroorzaken en uw kleding be- schadigen. Draag rubber hand- schoenen en bescherm uw ogen met een bril. Adem de dampen nooit in. Zet de accu nooit zo schuin dat het ac- cuzuur op uw handen of kleren kan lo- pen. Spoel overvloedig met water indien dit laatste toch gebeurt. SERVICE Reparaties en garantieservice wordt uitgevoerd in erkende servicepunten. Ze maken gebruik van ori- ginele onderdelen. Originele STIGA reserveonderdelen en acces- soires zijn speciaal gemaakt voor STIGA ma- chines. Denk erom dat niet originele reserveonderdelen en accessoires niet door STI- GA gecontroleerd en goedgekeurd zijn. Het gebruik van de dergelijke onderde- len en accessoires kan invloed hebben op functioneren en veiligheid van de machine. STIGA aanvaardt geen aan- sprakelijkheid voor schade door derge- lijke produkten veroorzaakt. Originele reserveonderdelen zijn verkrijgbaar bij de erkende servicepunten en bij vele handelaars. We raden u aan de machine één keer per jaar naar een erkende servicewerkplaats te brengen voor service, onderhoud en controle van de veiligheids- voorzieningen. PRODUKTIDENTITEIT De identiteit van het produkt wordt bepaald door twee delen: 1. Het onderdeel- en serienummer van de ma-chine: Vindt u op dit plaatje bevestigd op de machine: 2. Model-, type- en serienummer van de motor: Zit op het ventilatorhuis van de motor zoals aange- geven op de schets: Gebruik deze twee identiteitsaanduidingen bij al uw contacten met de servicewerkplaatsen en wan- neer u reserveonderdelen koopt. Na het uitpakken van de machine moet u deze nummers zo snel mogelijk op de laatste bladzijde van dit boekje schrijven. HET MILIEU Omwille van het milieu willen wij de volgende punten graag speciaal onder uw aandacht brengen: Gebruik altijd acrylaatbenzine (zgn. milieuben- zine). Gebruik altijd een trechter en/of een benzine- jerrycan met een beveiliging tegen overlopen teneinde morsen bij het vullen van de benzine- tank te vermijden. Vul de benzinetank niet helemaal tot aan de rand. Vul niet teveel motor- en/of transmissieolie bij (zie de gebruiksaanwijzing voor de juiste hoe- veelheden). Vang bij verversen alle gebruikte olie op. Niet morsen. Lever de olie in bij een recyclingssta- tion.

36 NEDERLANDSNL Gooi gebruikte oliefilters niet een afvalbak. Le- ver deze in bij een recyclingsstation. Gooi gebruikte loodaccus niet een afvalbak. Lever deze in bij een accuverzameldepot voor recycling. Vervang de geluiddemper als deze kapot is. Ge- bruik bij reparatie altijd originele reserveonder- delen. Als de machine oorspronkelijk is uitgerust met een katalysator en deze is kapot, monteer dan bij het vervangen een nieuwe katalysator. Laat de carburateur indien nodig altijd door een vakman afstellen. Reinig het luchtfilter overeenkomstig de gege- ven instructies (zie de gebruiksaanwijzing).ALGEMEEN Dit symbool betekent WAARSCHU- WING. Als u de instructies niet nauwkeu- rig volgt, kunt u verwondingen oplopen of kan dit tot materiële schade leiden. SYMBOLEN De volgende symbolen staan op de machine om u er- aan te herinnern dat voorzichtigheid en oplettendheid bij gebruik vereist zijn. De symbolen betekenen: Waarschuwing! Lees vóór gebruik van de machine eerst het instructieboek en de veiligheidsvoorschrif- ten. Waarschuwing! Steek uw hand of voet niet onder de kap als de machine loopt. Waarschuwing! Pas op voor het uitwerpen van voorwerpen. Houd omstanders op afstand. Waarschuwing! Vóór het verrichten van reparaties eerst de bougiekabel losmaken van de bougie. Waarschuwing! Draag altijd gehoorbeschermers. Waarschuwing! Deze machine is niet bedoeld voor rijden op de openbare weg. MONTAGE Om persoonlijke verwondingen en be- schadigingen van eigendom te voorko- men, mag u niet proberen de motor te starten voor u alle maatregelen onder AS- SEMBLAGE heeft uitgevoerd. ACCESSOIRESZAK Bij de machine wordt een plastic zak geleverd die het

37 NEDERLANDSNL volgende bevat: Pos. Aan Benaming Dimensie AC 1 Bougiebus (geldt niet Scoop) AD 1 Draaipen (geldt niet Scoop) AL 1 Pasring 16 x 38 x 0.5 AM 1 Pasring 16 x 38 x 1.0 STUURWIEL Monteer het stuur met behulp van de meegeleverde splitpen op de stuurkolom en trek de stuurkolombus erover. De ringen (AL en AM) die in de zak met toebehoren liggen, moeten tussen de onderste en de bovenste stuurbuis gemonteerd worden om eventuele axiale speling te compenseren. Er kunnen 0, 1 of 2 ringen nodig zijn (afb 4). ACCU De accu is gesloten, zodat het bijvullen van accu- zuur niet nodig is. De accu is al in de fabriek op de machine gemon- teerd. Voor u deze de eerste keer start moet u nog wel de zwarte kabel op de minpool van de accu aansluiten (afb 5). Veroorzaak geen kortsluiting tussen de polen van de accu. Er kunnen vonken ontstaan die brand kunnen veroorza- ken. Draag geen metalen sieraden die in contact kunnen komen met de accupo- len. Laat de motor nooit draaien wanneer de accu niet aangesloten is. BANDENDRUK Controleer de luchtdruk in de banden. De juiste luchtdruk: Vooraan: 1,7 bar (24 psi) Achteraan: 0,6 bar (9 psi) MAAI - AGGREGAAT Zet het aggregaat recht ten opzichte van de onder- grond met behulp van de moeren D bij de achterste ophangingen van het aggregaat (afb 8). Zijuitworp: Het aggregaat is bij aflevering op de machine ge-monteerd, maar moet gecompleteerd worden met een uitwerpscherm of een grasbuis. 1. Demonteer de accukabels. 2. Demonteer de mesbeveiliging E (afb 9A). 3. Monteer het uitwerpscherm F of de grasbuis G (afb 9A). Gebruik dezelfde schroeven en moe- ren die gebruikt werden voor de mesbeveili- ging. 4. Monteer de accukabels. De gazonmaaier mag nooit gestart wor- den zonder dat de mesbeveiliging is ver- vangen door het uitwerpscherm of de grasbuis. GRASVANGBAK (Accessoire) Monteer de grasvangbak volgens de afzonderlijke montage-instructies die bij de grasvangbak gele- verd worden. De grasbuis G mag uitsluitend samen met een complete grasvangbak worden gebruikt. Als men de grasvangbak gebruikt, moeten altijd alle onderdelen die deel uitmaken van de gras- vangbak op de machine gemonteerd zijn (afb 10). Gebruik de machine nooit als de gras- vangzak H en de lange uitwerpbuis I ge- monteerd niet gemonteerd zijn. Anders bestaat het risico dat stenen en andere voorwerpen weggeslingerd worden en mensen en dieren verwonden en eigen- dom beschadigen. Opgelet voor het roterend mes. Stop nooit handen of voeten in de uitwerpo- pening. HENDELS Zie afb. 1 - 3. 1. HOOGTE - INSTELLINGSHENDEL Hendel om de hoogte van het maai-aggregaat bo- ven de grond in te stellen. Ontkoppel de spaak door hem naar binnen te duwen. Duw hem daarna omhoog of omlaag in de gewenste stand. De hendel heeft vijf posities wat overeenkomt met

38 NEDERLANDSNL een maaihoogte van 35 tot 75 mm. 2. MESINSCHAKELHENDEL Hendel om de aandrijving van het maai-aggregaat in te schakelen. Twee posities: 1. Hendel in de voorste stand - het mes ro- teert. 2. Hendel in de achterste stand - het mes roteert niet. Mesrem geactiveerd. 3. BEDRIJFSREM/KOPPELING Pedaal dat de bedrijfsrem en de koppeling combi- neert. Drie posities: 1. Pedaal omhoog - voor- aandrijving ingeschakeld. De machine beweegt wanneer er een versnelling ingeschakeld is. De bedrijfsrem is niet geac- tiveerd. 2. Pedaal voor de helft inge- drukt - vooraandrijving ont- koppeld, er kan geschakeld worden. De bedrijfsrem is niet geactiveerd. 3. Pedaal volledig ingedrukt - vooraandrijving ontkoppeld. Bedrijfsrem volledig geacti- veerd. 4. PARKEERREM Vergrendeling die het rempedaal in de ingedrukte positie kan vergrendelen. Druk het pedaal volledig in. Duw de rem- vergrendeling opzij en laat daarna het rempedaal omhoog komen. De parkeerrem wordt uitgeschakeld door een lich- te druk op het rempedaal. De vergrendeling met veerbelasting glijdt dan opzij. Zorg ervoor dat de parkeerrem uitgeschakeld is tij- dens het rijden. 5. GAS-/CHOKEHENDEL Hendel om het toerental van de motor in te stellen en om de motor te choken bij koude-start. 1. Stoppositie - motor kortgesloten (uit-sluitend Scoop). 2. Stationair draaien. 3. Volgas - als men de machine gebruikt, moet men altijd vol gas geven. De volgas- positie bevindt zich 1 - 1.5 cm van de on- derkant van de groef. 4. Choke - voor het starten van een koude motor. De chokepositie bevindt zich on- deraan in de groef. 6. VERSNELLINGSPOOK Pook om één van de drie versnellingen vooruit (1 - 2 - 3), neutraal (N) of achteruit (R) te kiezen. Het koppelingspedaal moet ingedrukt zijn tijdens het schakelen. N.B.! Zorg ervoor dat de machine volledig stilstaat voor u van de achteruit in zijn vooruit schakelt of omgekeerd. Als u niet meteen in een bepaalde ver- snelling kunt schakelen, laat het koppelingspedaal dan omhoog komen en druk het opnieuw in. Pro- beer opnieuw in de gewenste versnelling te scha- kelen. Forceer nooit bij het schakelen! 7. STARTSLEUTEL Contactslot dat gebruikt wordt om de motor te star- ten en uit te schakelen. Drie posities: 1. Stoppositie - de motor is kortgesloten. De sleutel kan verwijderd worden. 2. Rijpositie (zonder symbool) 3. Startpositie - de elektrische startmotor wordt geactiveerd wanneer de sleutel in de startpositie met veerbelasting wordt ge- draaid. Laat de sleutel terug naar de rij- stand gaan wanneer de motor gestart is. MACHINE GEBRUIKEN TOEPASSINGSGEBIEDEN De machine mag uitsluitend worden gebruikt bij de volgende werkzaamheden met de aangegeven originele STIGA-accessoires: 1. Grasmaaien Met een origineel maaiaggregaat gemonteerd. De duwkracht van getrokken accessoires mag, in het trekmechanisme, niet groter zijn dan 500 N. STOP STOP START

39 NEDERLANDSNL N.B.! Deze machine is niet bedoeld voor rijd-en op de openbare weg. N.B.! Voor u een aanhanger gebruikt, moet u eerst contact opnemen met uw verzekeringsmaatschap- pij. VOOR HET STARTEN Voor u de machine in gebruik neemt, moet u deze gebruiksaanwijzing en de meegeleverde VEILIGHEIDSVOOR- SCHRIFTEN grondig doornemen. VEILIGHEIDSSYSTEEM Deze machine is uitgerust met een veiligheidssys- teem dat bestaat uit: - een stroomonderbreker op de drijfwerkkast. - een stroomonderbreker in de stoelbevestiging. - een stroomonderbreker bij de mesinschak- elhendel. - een vervangbare, elektronische veiligheids- module die het systeem stuurt. Om de machine te starten moet: - de versnellingspook in de vrijloop staan. - de bestuurder op de stoel zitten (geldt niet voor de Scoop met handmatige start). - de mesinschakelhendel zich in de achterste stand bevinden (= het mes is uitgeschakeld). Voor ieder gebruik moet de werking van het veiligheidssysteem worden ge- controleerd! Controleer dit op de volgende wijze: - start de motor, ga op de stoel zitten, zet de versnellingspook in de eerste versnelling, til uw lichaam even op van de stoel - de motor moet stoppen. - start de motor opnieuw, ga op de stoel zitten, schakel het mes in, til uw lichaam even op van de stoel - de motor moet stoppen. Als het veiligheidssysteem niet werkt, mag de machine niet worden gebruikt! Breng de machine voor controle naar een servicewerkplaats. BENZINETANK VULLEN Gebruik altijd zuivere loodvrije benzine (LOODVRIJ 95). Met olie gemengde 2- takt benzine mag niet gebruikt worden. N.B.! Vergeet niet dat benzine slecht kan worden, koop nooit meer benzine dan u binnen de 30 dagen gebruikt.Benzine is erg ontvlambaar. Bewaar de brandstof in een daarvoor speciaal be- doelde jerrycan. Vul de benzine altijd buitenshuis bij en rook niet tijdens het bijvullen. Vul ben- zine bij voor u de motor start. Verwij- der nooit de tankdop of vul nooit benzine bij wanneer de motor draait of wanneer de motor nog warm is. OLIEPEIL VAN DE MOTOR CONTRO- LEREN Het carter van de motor is af fabriek gevuld met olie SAE 30. Controleer altijd het oliepeil voor u de machine gebruikt. De machine moet dan steeds op een vlakke ondergrond staan. Maak de oliepeilstok B los en droog hem af. Steek hem er weer in en schroef hem vast. Schroef hem weer los en haal hem eruit. Lees het oliepeil af. Vul olie bij tot de “FULL” - indicatie, indien het oliepeil lager is dan dat (afb 11 - 12). MOTOR STARTEN 1. Controleer dat de bougiekabel op zijn plaats zit. 2. Zorg ervoor dat het maai-aggregaat ontkoppeld is. Mesinschakelhendel naar achter. 3. Zet de versnellingspook in de neutrale stand. 4. Koudestart - zet de gashendel in de chokestand. Warme start - zet de gashendel in volgas (1 - 1,5 cm boven de chokestand). 5a. Schakel de parkeerrem in. 5b. Duw het rempedaal volledig in. 6. Draai de startsleutel om en start de motor. 7. Wanneer de motor gestart is, duw de gashendel dan geleidelijk naar volgas als u de choke ge- bruikt heeft. 8. Belast bij een koude start de machine niet on- middellijk na het starten maar laat de motor een paar minuten draaien. Dan wordt de olie opge- warmd. STOPPEN Duw de hendel voor het inschakelen van de mes- sen, naar achteren tot de uitgeschakelde stand. Schakel de parkeerrem in.

40 NEDERLANDSNL Laat de motor 1 - 2 minuten stationnair lopen. De motor afzetten door de startsleutel om te draaien. Haal daarna de sleutel uit het contact. Als de maaier onbeheerd wordt achter- gelaten, moet de bougiekabel losgekop- peld worden van de bougie. Meteen na het stoppen kan de motor erg warm zijn. Raak de uitlaatdemper, de cilinder of de koelflenzen niet aan. Dit kan brandwonden veroorzaken. TIPS BIJ HET MAAIEN Voor u het gazon maait, moet u losse stenen, speel- goed en andere harde voorwerpen verwijderen. Zorg dat u weet waar eventuele vaste voorwerpen zich bevinden voor u een voor u onbekend gazon begint te maaien. Losse en/of vaste voorwerpen kunnen het maaiaggregaat ernstig beschadigen. Maai het gras niet als het nat is (tijdens of onmid- dellijk na een regenbui). Hou handen en voeten uit buurt van de roterende messen. Steek nooit een hand of een voet onder de beschermkap van de messen of in de uitwerpopening wan- neer de motor draait. Als de motor gestopt is omdat het gras te dik is: Ontkoppel het maaiaggregaat en verplaats de ma- chine naar een reeds gemaaid stuk voor u het ag- gregaat weer inschakelt. RIJDEN Controleer nauwkeurig of het oliepeil van de mo- tor hoog genoeg is voor u op hellingen maait (olie- peil op “FULL”). Wees voorzichtig op hellingen. Stop of start niet plotseling wanneer u een hel- ling op- of afrijdt. Maai nooit dwars over een helling. Rij van boven naar be- neden en van beneden naar boven. De machine mag, met daarop originele accessoires gemonteerd, op een helling met een hoek van maximaal 10° rijden, ongeacht de richting. Minder snelheid op hellingen en in scherpe bochten om te voorkomen dat de machine kantelt of dat u de controle over de machine verliest. ONDERHOUD Voer nooit service uit aan de motor op het maaiaggregaat voor: -de motor uitgeschakeld is. -de startsleutel uit het contact werd gehaald. -de bougiekabel werd losgekoppeld van de bougie. -de parkeerrem ingeschakeld is. -het maaiaggregaat ontkoppeld is. ONDERHOUDSTIPS De machine is zo geconstrueerd dat ze op haar ach- terkant kan worden gelegd voor het uitvoeren van onderhoud (afb 13). Als de machine op een korte kant moet staan, moeten eerst de benzine en de motorolie worden afgetapt. Bij de Gar- den moet ook de accu worden verwij- derd. SCHOONMAKEN Spoel met een tuinslang de onderkant van de maaiaggregaatkap af. N.B.! Richt de stralen nooit rechtstreeks op de transmissie of op het luchtfilter. MOTOR-OLIE VERVERSEN De eerste keer olie verversen na 5 draaiuren, daar- na iedere 50 draaiuren of één keer per seizoen. Olie verversen als de motor warm is. Gebruik olie van goede kwaliteit (serviceklas SF, SG of SH). Na het maaien is de motorolie erg warm. Laat de motor daarom eerst een paar minuten afkoelen voor u de olie af- tapt. 1. Kantel de machine naar rechts (van achter af ge- zien). Verwijder het oliepeilstokje. Steek de meegeleverde pomp in de olievulleiding en zuig de olie op in een vat (afb 14). 2. De oliepeilstok wegnemen en nieuwe olie vul- len. Oliehoeveelheid: 0,65 liter. Olietype zomer: SAE-30 (Ook SAE 10W-30 kan gebruikt worden. In dit laatste geval kan het olieverbruik echter iets hoger