Home
>
Stiga
>
Lawn Mower
>
Lawn Tractor 8211 0211 06 Stiga Park Pro18 Pro16 President Classic Operators Manual
Lawn Tractor 8211 0211 06 Stiga Park Pro18 Pro16 President Classic Operators Manual
Have a look at the manual Lawn Tractor 8211 0211 06 Stiga Park Pro18 Pro16 President Classic Operators Manual online for free. It’s possible to download the document as PDF or print. UserManuals.tech offer 5898 Stiga manuals and user’s guides for free. Share the user manual or guide on Facebook, Twitter or Google+.

75 FRANÇAISFR tre la poulie U et la chaîne soit identitique des deux côtés. Régler jusquà ce que tout jeu disparaisse. Une fois le réglage terminé, tourner le volant à fond des deux côtés. Vérifier que la chaîne ne sen- gage pas dans la poulie et que les câbles ne senga- gent pas dans la transmission de direction. REGLAGE DE LA CHAINE DE DI- RECTION (Pro16 - Pro18) La chaîne de direction doit être réglée toutes les 50 heures de conduite. Régler la machine en position “marche avant”. Tendre la chaîne en serrant les écrous T (fig 33). Serrer jusquà disparition totale du jeu. Ne pas tendre la chaîne de trop. Il est plus difficile de diriger la machine lorsque la chaîne de direction est usée. REGLAGE DE FREIN Ne pas visser lécrou de réglage au point de mettre le frein en prise lorsque la pédale est relâchée. Classic: Ajustez le câble de frein au moyen des réglages V de sorte que le levier de frein vienne à environ 1 mm de la butée lorsque la pédale est en position re- lâchée (fig 24 et 29 - 30). Dévissez le contre-écrou et vissez lécrou de régla- ge X (fig 30). Resserrez le contre-écrou. President: Réglez le câble de frein de façon que la pédale ait un jeu denviron 10 mm. Le jeu est réglable à laide des écrous de réglage Y (fig 25 et 31). Après le réglage, assurez-vous que lem- brayage sactive toujours avant le frei- nage. Sinon, ajustez le câble dembrayage séparé W (fig 25). Pro16-Pro18: Réglez le câble combiné de frein/dembrayage de façon que la pédale ait un jeu denviron 10 mm. Le jeu est réglable à laide des écrous de réglage Y (fig 26). Lors du réglage, assurez-vous que la fonction dembrayage du câble sactive toujours avant sa fonction de freinage.Ensuite, ajustez le frein à tambour à laide de lécrou de réglage Z (fig 32). STIGA se réserve le droit de modifier le produit sans avis au préalable. ASSURANCE DE CONFORMITÉ - UE Modèle: Park Type: P401 No darticle: 13-1258, 13-1358, 13-1458, 13-1818, 13-1442, 13-1443, 13-1446, 13-1448 No de série: Voir la machine Fabricant: STIGA AB, P.O. Box 1006, S-573 28 Tranås, Suède Produit: Tondeuse avec moteur à combustion Ce produit est conforme à: - Directive relative à la Compatibilité Électromagné- tique 89/336/CEE - Directives relative à la Machine 89/392/CEE, 91/368/ CEE et 93/44/CEE avec référence particulière à lAnnexe 1 de la Directive relative aux exigences les plus importantes en matière de santé et de sécurité en connexion avec la construction et la fabrication. Fait à: Tranås, le 1 janvier 1998 Signature: Chef de la production

76 NEDERLANDSNL ALGEMEEN Dit symbool betekent WAARSCHUW- ING. Als u de instructies niet nauwkeu- rig volgt, kunt u verwondingen oplopen of kan dit tot materiële schade leiden. Voor u de machine in gebruik neemt, moet u deze gebruiksaanwijzing en de meegeleverde VEILIGHEIDSVOOR- SCHRIFTEN grondig doornemen. SYMBOLEN De volgende symbolen staan op de machine om u eraan te herinnern dat voorzichtigheid en oplet- tendheid bij gebruik vereist zijn. De symbolen betekenen: Waarschuwing! Lees vóór gebruik van de machine eerst het instructieboek en de veiligheidsvoor- schriften. Waarschuwing! Pas op voor het uitwerpen van voorwer- pen. Houd omstanders op afstand. Waarschuwing! Draag altijd gehoorbeschermers. Waarschuwing! Deze machine is niet bedoeld voor rijden op de openbare weg. HENDELS Zie afb. 1 - 6. 1. GEREEDSCHAPSLIFT (geldt niet voor Pro18) Hendel om frontgemonteerde accessoires omhoog in de transportstand te brengen. 2. BEDRIJFSREM Pedaal dat het remsysteem van de machine beïn- vloedt. Twee posities: 1. Pedaal omhoog - bedrijfsrem niet geactiveerd. 2. Pedaal volledig ingedrukt - be- drijfsrem volledig geactiveerd. (President-Pro: vooraandrijving ontkoppeld).Classic: De motor is uitgerust met een automatische toerental- regeling, wat inhoudt dat het toerental van de motor stijgt wanneer hij belast wordt. Daarom moet de aan- drijving ontkoppeld worden voor men de machine af- remt. Druk zowel het rem- als het koppelpedaal in wanneer u de machine afremt of stopt. Rem nooit zonder te ontkoppelen. 3. PARKEERREM Vergrendeling die het rempedaal in de ingedrukte po- sitie kan vergrendelen. Druk het pedaal volledig in. Duw de remver- grendeling opzij en laat daarna het rempe- daal omhoog komen. De parkeerrem wordt uitgeschakeld door een lichte druk op het rempedaal. De vergrendeling met veerbe- lasting glijdt dan opzij. Zorg ervoor dat de parkeerrem uitgeschakeld is tij- dens het rijden. 4. KOPPELING (Classic) Pedaal dat wordt gebruikt om de aandrijving van de mechanische versnellingsbak in en uit te schakelen. Er zijn twee posities: 1. Pedaal omhoog - vooraandrij- ving ingeschakeld. De machine beweegt wanneer er een versnel- ling ingeschakeld is. 2. Pedaal omlaag - vooraandrij- ving ontkoppeld, er kan gescha- keld worden. N.B.! Regel de snelheid niet met behulp van de kop- peling, door ze te laten slippen. Schakel in plaats daarvan in een geschikte versnelling zodat men de juiste snelheid krijgt. 5. AANDRIJFPEDAAL (President - Pro16 - Pro18) Pedaal dat de traploze transmissie beïnvloedt. 1. Duw het pedaal omlaag met het voorste gedeelte van de voet - de machine rijdt vooruit. 2. Het pedaal is onbelast - de ma- chine staat stil. 3. Duw het pedaal omlaag met de

77 NEDERLANDSNL hiel - de machine rijdt achteruit. De snelheid wordt geregeld met het aandrijfpedaal. Hoe dieper het pedaal wordt ingedrukt, hoe sneller de machine rijdt. 6. ONTKOPPELINGSHENDEL (Presi- dent - Pro16 - Pro18) Hendel om de traploze transmissie uit te schakelen. Hiermee kan men de machine manueel verplaatsen zonder de motor te gebruiken. (Opm. Op Pro16- Pro18 is de hendel aan de linkerkant geplaatst). Twee posities: 1. Hendel naar achter - transmissie ingeschakeld voor normaal ge- bruik. 2. Hendel naar voor - transmissie uitgeschakeld. De machine kan manueel verplaatst worden. De machine mag niet gedurende langere afstanden of met hoge snelheid gesleept worden. Anders kan de transmissie beschadigd worden. 7. KRACHTAFNEMER - IN (geldt niet voor Pro18) Hendel voor inschakelen van de krachtafnemer voor aandrijving van frontgemonteerde accessoires. Twee posities: 1. Hendel in de onderste positie - krachtafne- mer uitgeschakeld. 2. Hendel in de bovenste positie - kracht- afnemer ingeschakeld. De hendel wordt in deze positie vergrendeld als een persoon die meer dan 30 kg weegt, op het zitje gaat zitten. 8. KRACHTAFNEMER - UIT (geldt niet voor Pro18) Hendel met veerbelasting om de krachtafnemer uit te schakelen. Druk de knop in om de krachtafne- mer uit te schakelen. 9. VERING VAN HET ZITJE Draaiknop voor traploos instellen van de vering van het zitje. Wordt aangepast aan het gewicht van de chauffeur. 1. Naar links draaien - de vering wordt zachter. 2. Naar rechts draaien - de ve- ring wordt harder. Een te hard aangehaalde vering kan ertoe leiden dat de hendel voor het inschakelen van de kracht- afnemer (7) niet in de bovenste positie vergrendeld kan worden. Opm. De boutverbindingen in de zittingvering mogen nooit zo strak worden aangehaald, dat de beweegbaarheid van de werking verloren gaat. 10. VERSNELLINGSPOOK (Classic) Pook om één van de vijf versnellingen vooruit (1- 2-3-4-5), neutraal (N) of achteruit (R) te kiezen. Het koppelingspedaal moet ingedrukt zijn tijdens het schakelen. N.B.! Zorg ervoor dat de machine volledig stilstaat voor u van de achteruit in zijn vooruit schakelt of omgekeerd. Als u niet meteen in een bepaalde ver- snelling kunt schakelen, laat het koppelingspedaal dan omhoog komen en druk het opnieuw in. Pro- beer opnieuw in de gewenste versnelling te scha- kelen. Forceer nooit bij het schakelen! 11. GAS-/CHOKEHENDEL Hendel om het toerental van de motor in te stellen en om de motor te choken bij koudestart. (Dit laat- ste geldt niet voor Pro16-Pro18 dat een afzonder- lijke chokehendel heeft - zie punt 12). 1. Choke - voor het starten van een koude motor. De chokepositie bevindt zich bo- venaan in de groef (geldt niet voor Pro16- Pro18). 2. Volgas - als men de machine gebruikt, moet men altijd vol gas geven. De volgas- positie bevindt zich 1 - 1.5 cm van de bo- venkant van de groef. 3. Stationair draaien. 12. CHOKEHENDEL (Pro16 - Pro18) Trekhendel om de motor te choken bij koude start.

78 NEDERLANDSNL 1. Hendel volledig uitgetrokken - smoor- klep in de carburateur gesloten. Voor kou- destart. 2. Hendel ingedrukt - smoorklep open. Voor starten met warme motor en tijdens het rijden. Rij nooit met uitgetrokken choke wanneer de mo- tor warm is. 13. STARTSLEUTEL Contactslot dat gebruikt wordt om de motor te star- ten en uit te schakelen. Drie posities: 1. Stoppositie - de motor is kortgesloten. De sleutel kan verwijderd worden. 2. Rijpositie (zonder symbool) 3. Startpositie - de elektrische startmotor wordt geactiveerd wanneer de sleutel in de startpositie met veerbelasting wordt ge- draaid. Laat de sleutel terug naar de rij- stand gaan wanneer de motor gestart is. In de plastic zak die o.a. deze gebruiksaanwijzing bevat, zit ook een reservesleutel. Bewaar die op een veilige plaats. 14. CRUISE-CONTROL (Pro16 - Pro18) Schakelaar om de cruise-control te activeren. De cruise-control werkt zo dat het aandrijfpedaal (5) in de gewenste stand vergrendeld kan worden. U moet uw rechtervoet niet gebruiken. 1. Duw het aandrijfpedaal naar beneden tot de gewenste snelheid wordt bereikt. Druk daarna op het achterste gedeelte van de schakelaar om de cruise-control te acti- veren. Het symbool brandt groen. 2. Schakel de cruise-control uit door op het voorste gedeelte van de schakelaar te drukken. 15. LICHTSCHAKELAAR (geldt niet voor Classic) Trekschakelaar voor halogeen koplamp. De kop- lamp werkt uitsluitend wanneer de motor draait, de accu wordt niet belast. Twee posities:1. Schakelaar uitgetrokken - koplamp brandt. 2. Schakelaar ingeduwd - koplamp ge- doofd. 16. KRACHTAFNEMER (Pro18) Schakelaar voor in- en uitschakelen van de elektro- magnetische krachtafnemer 1. Druk op het onderste gedeelte van de schakelaar - de krachtafnemer wordt inge- schakeld. Het symbool licht groen op. 2. Druk op het bovenste gedeelte van de schakelaar - de krachtafnemer wordt uit- geschakeld. 17. TIJDMETER (Pro18) Geeft het aantal uren dat de machine in gebruik is aan. Werkt alleen als de motor draait. 18. GEREEDSCHAPSLIFT (Pro18) Schakelaar (rood symbool) voor de bediening van de voorop gemonteerde elektrische gereed- schapslift. 1. Druk op het bovenste gedeelte van de schakelaar - het gereedschap zakt naar werkhoogte. 2. Druk op het onderste deel van de schakelaar - het gereedschap gaat omhoog naar transporthoog- te. 19. MAAIHOOGTE - INSTELLING (Pro18) De machine is voorbereid voor het gebruik van een elektrische maaihoogte-instelling (als accessoire verkrijgbaar). Het contact voor de aansluiting is aan de rechter- kant gemonteerd, vóór het voorwiel. De schakelaar (oranje symbool) wordt gebruikt voor het traploos verhogen of verlagen van de maaihoogte. 20. GRASHARK (Pro18) De machine is voorbereid voor het gebruik van een elektrische, in hoogte verstelbare grashark (als ac- cessoire verkrijgbaar). Bedrading voor de aansluiting zit achterop de ma- chine, onder de draadspoel. De schakelaar (blauw symbool) wordt gebruikt STOP START

79 NEDERLANDSNL voor het in hoogte verstellen van de grashark. GEBRUIK VAN DE MACHINE TOEPASSINGSGEBIEDEN - PARK Die maschine mag uitsluitend worden gebruikt bij de volgende werkzaamheden met de aangegeven originele STIGA-accessoires: 1. Grasmaaien Met maaiaggregaat 13-2922 (100B), 13-2913 (102M), 13-2917 (110S), 13-2915/13-2921 (121M) of frontklepelmaaier 13-1977. 2. Vegen Met veegmachine 13-1933 of veegmachine met vangbak 13-1939. Voor de eerstgenoemde wordt stofbeschermer 13-1936 aanbevolen. 3. Sneeuwruimen Met sneeuwschuif 13-1916 of sneeuwfres 13- 1948. Sneeuwkettingen 13-1956 en wielge- wichten 13-1982 aanbevolen. 4. Gras en bladeren vegen Met een getrokken grasvangbak 13-1978 (30) of 13-1950 (42). 5. Gras- en bladtransport Met transportkar 13-1979 (Standard) of 13- 1988 (Maxi). 6. Mest strooien Met meststrooier 13-1987. Tevens te gebruiken voor het strooien van graszaad. 7. Zand strooien Met zandstrooier 13-1975. Tevens te gebruiken voor het strooien van zout. Sneuwkettingen 13- 1956 en wielgewichten 13-1982 aanbevolen. 8. Onkruidbestrijding op grindpaden Met de voorop gemonteerde onkruidschoffel 13-1944 en de achterop gemonteerde hark 13- 1969. 9. Kanten snijden van gazons Met graskantensnijder 13-1972. 10.Ontmossen Met frontklepelmaaier 13-1977 uitgerust met speciale ontmosas 13-1986.Het trekmechanisme mag worden belast met een verticale kracht van maximal 100 N. De duwkracht van getrokken accessoires mag, in het trekmechanisme, niet groter zijn dan 500 N. ALGEMEN Om te tanken en het oliepeil in de motor te contro- leren, moet u het motorluik verwijderen. Til het motorluik omhoog/achteruit (afb 34). Opm.: Om het oliepeil van Pro16-Pro18 te contro- leren, moet de hele motorkap verwijderd worden (afb 33). De machine mag uitsluitend worden ge- bruikt wanneer de motorkap is gemon- teerd. Er bestaat anders risico op letsel door brand of beklemming. TANKVULLING Gebruik normaal benzine, indien voorra- dig loodvrij. Gebruik nooit tweetakt. N.B.! Vergeet niet dat benzine slecht kan worden, koop nooit meer benzine dan u binnen de 30 dagen gebruikt. Benzine is erg brandbaar. Bewaar de benzine in een speciaal daarvoor be- stemde tank o.d. Vul alleen benzine bij in open lucht en rook niet tijdens het bijvullen. Vul ben- zine bij voor u de motor start. Verwij- der nooit de vuldop of vul nooit benzine bij wanneer de motor draait of nog warm is. CONTROLEER HET OLIEPEIL VAN DE MOTOR Het carter is bij aflevering altijd met olie SAE 30 gevuld. Controleer voor elk gebruik of het oliepeil cor- rect is. De machine moet op een vlak oppervlak staan. De omgeving van de oliepeilstok schoon- maken. De oliepeilstok afvegen. Weer ge- heel neersteken en vastschroeven. Daarna losschroeven en optrekken. Het oliepeil af- lezen. Olie bijvullen tot de “FULL” streep, als het oliepeil daar onder ligt (afb 7 - 8).

80 NEDERLANDSNL CONTROLEER HET OLIEPEIL VAN DE TRANSMISSIE (President - Pro16 - Pro18) De transmissie is af fabriek gevuld met olie SAE 20W-50. Controleer voor elk gebruik of het oliepeil cor- rect is. De machine moet op een vlak oppervlak staan. President: Schroef de oliepeilstok los (afb 9). Lees het olie- peil af. Het peil moet zich binnen de xx-aanduiding bevinden. Pro16-Pro18: Lees het oliepeil af op het reservoir (afb 10). Het peil moet tussen MAX en MIN liggen. Vul indien nodig meer olie bij. Gebruik SAE 20W- 50 olie. Het is erg belangrijk dat de olie die in de transmissie komt, schoon is. Er mogen geen vuildeeltjes in het systeem komen. Vuil kan de transmissie permanent be- schadigen. VEILIGHEIDSSYSTEEM Deze machine is uitgerust met een veiligheidssys- teem dat bestaat uit: - een stroomonderbreker op de drijfwerkkast (alleen Classic) - een stroomonderbreker bij het rempedaal - een stroomonderbreker in de stoelbevestiging - een stroomonderbreker bij de inschakelhendel van de krachtafnemer (alleen voor USA en Canada) Om de machine te starten moet: - de versnellingspook in de vrijloop staan (geldt voor de Classic) - het rempedaal zijn ingedrukt - de bestuurder op de stoel zitten - de inschakelhendel van de krachtafnemer zich in de onderste stand bevinden (= de krachtaf- nemer is uitgeschakeld) Voor ieder gebruik moet de werking van het veiligheidssysteem worden ge- controleerd! Controleer dit op de volgende wijze: - start de motor, ga op de stoel zitten, zet de ver- snellingspook in de eerste versnelling, til uw lichaam even op van de stoel - de motor moetstoppen (geldt voor de Classic) - start de motor, ga op de stoel zitten, druk het aandrijfpedaal in zodat de machine gaat bewe- gen, laat het aandrijfpedaal los - de machine moet stoppen (geldt voor de President) - start de motor, ga op de stoel zitten, druk het aandrijfpedaal in zodat de machine gaat bewe- gen, schakel de cruise control in, til uw lichaam even op van de stoel - de machine moet stoppen (geldt voor de Pro16 - Pro18) - start de motor, ga op de stoel zitten, druk het aandrijfpedaal in zodat de machine gaat bewe- gen, schakel de cruise control in, trap op het rempedaal - de machine moet stoppen (geldt voor de Pro16 - Pro18) - start de motor, ga op de stoel zitten, schakel de krachtafnemer in, til uw lichaam even op van de stoel - de krachtafnemer moet worden uitge- schakeld (geldt voor alle machines) Als het veiligheidssysteem niet werkt, mag de machine niet worden gebruikt! Breng de machine voor controle naar een servicewerkplaats. STARTEN VAN DE MOTOR 1. Open de benzinekraan (afb 11). 2. Controleer dat de bougiekabel op zijn plaats zit. 3. Controleer of de krachtafnemer uitgeschakeld is. 4a. Classic: Zet de versnellingspook in de neutrale stand. 4b. President-Pro16-Pro18: Hou uw voet niet op het aandrijfpedaal. 5a. Classic-President: Koudestart - zet de gashendel in de chokestand. Warme start - zet de gashendel in volgas (1 - 1,5 cm onder de chokestand). 5b. Pro16-Pro18: Zet de gashendel in volgas. Koude start - trek de chokehendel volledig uit. Warme start - raak de chokehendel niet aan. 6. Duw het rempedaal volledig in. 7. Draai de startsleutel om en start de motor. 8a. Classic-President: Wanneer de motor gestart is, duw de gashendel dan geleidelijk naar volgas als u de choke gebruikt heeft.

81 NEDERLANDSNL 8b. Pro16-Pro18: Wanneer de motor gestart is, duw de chokehendel dan geleidelijk in als u de choke gebruikt heeft. 9. Belast bij een koude start de machine niet on- middellijk na het starten maar laat de motor een paar minuten draaien. Dan wordt de olie opge- warmd. STOPPEN Zet de krachtaansluiting vrij. Trek de parkeerrem aan. Laat de motor 1 - 2 minuten stationnair lopen. De motor afzetten door de startsleutel om te draaien. Sluit de benzinekraan. Dit is vooral belangrijk wanneer de machine op b.v. een aanhanger wordt vervoerd. Als u de machine onbeheerd achterlaat, moet u de bougiekabel losmaken van de bougie. Neem ook de sleutel uit het startslot. Na het maaien is de motor erg warm. Raak de geluiddemper, de cylinders of de koelribben niet aan. Anders kunt u brandwonden oplopen. Machines met katalysator: Tijdens het rijden wordt de katalysator erg heet. Nadat de motor is stopgezet, blijft de katalysator nog lange tijd warm. Let op brandgevaar: - parkeer niet in de buurt van brandbare voor- werpen. - dek de machine niet af voordat de katalysator is afgekoeld. RIJDEN Zorg er altijd voor dat er voldoende olie in de mo- tor is bij het rijden van hellingen (oliepeil op “FULL”). Wees voorzichtig op hellingen. Stop of start niet plotseling wanneer u een hel- ling op- of afrijdt. Rijd nooit dwars over een helling. Rijd van boven naar bene- den en beneden naar boven. De machine mag, met daarop originele accessoires gemonteerd, op een helling met een hoek van maximaal 10° rijden, ongeacht de richting.Rijd langzamer op hellingen en bij het nemen van een bocht om te voorkomen dat de machine kantelt of dat u controle over de machine verliest. N.B.! Voor u een aanhanger gebruikt, moet u eerst contact opnemen met uw verzekeringsmaatschap- pij. N.B.! Deze machine is niet bedoeld voor rijden op de openbare weg. Draai het stuur niet volledig naar één kant wanneer u in de hoogste versnel- ling rijdt en vol gas geeft. Anders kan de machine kantelen. Houd handen en vingers uit de buurt van het midden en de zitconsole. And- ers kunnen ze beklemd raken. Gebruik de machine nooit zonder motorkap. Als u de machine gebruikt - geef altijd vol gas. ONDERHOUD Voer nooit service uit aan de machine zonder eerst: - de motor uit te schakelen - de startsleutel uit het contact te halen - de bougiekabel los te koppelen van de bougie - de parkeerrem in te schakelen - de krachtafnemer te ontkoppelen SCHOONMAKEN Om brandgevaar te voorkomen: - houd de motor, geluiddemper, accu en brandstoftank vrij van gras, blad en olie. - controleer regelmatig of de machine olie en/of brandstof lekt. NB! Als u een hogedrukreiniger gebruikt, richt de straal dan niet rechtstreeks op de transmissie. MOTOR-OLIE VERVERSEN Classic-President: Ververs de olie de eerste keer na 5 werkuren, en daarna om de 50 draaiuren of één keer per seizoen. Ververs de olie wanneer de motor warm is. Gebruik olie van goede kwaliteit (serviceklas SE, SF of SG).

82 NEDERLANDSNL Pro16-Pro18: Ververs de olie de eerste keer na 8 werkuren, en daarna om de 50 werkuren of één keer per maand. Ververs de olie wanneer de motor warm is. Gebruik olie van goede kwaliteit (serviceklas SE, SF of SG). Classic-President-Pro16-Pro18: Ververs de olie om de 25 werkuren of één per week wanneer de motor extra hard moet werken of bij hoge temperaturen moet werken. Na het maaien is de motorolie erg warm. Laat de motor daarom eerst een paar minuten afkoelen voor u de olie af- tapt. 1. De olieaftapplug C losschroeven (afb 12 - 13). Laat de olie in een bak lopen. Zorg ervoor dat er geen olie op de V-riemen komt. 2. De olieplug weer monteren. 3. De oliepeilstok wegnemen en nieuwe olie vul- len. Hoeveelheid olie: Classic - 1,4 liter President - 1,4 liter Pro16, Pro18 - 1,4 liter wanneer men het oliefilter niet vervangt. 1,7 liter wanneer men het oliefilter vervangt. Olietype zomer: SAE-30 (Ook SAE 10W-30 kan gebruikt worden. In dit laatste geval kan het olieverbruik echter iets hoger liggen en moet het oliepeil iets vaker gecontroleerd worden). Olietype winter: SAE 5W-30 (indien niet verkrijgbaar, neem dan SAE 10W-30). Geen toevoegsles bij de olie gebruiken. Niet te veel olie vullen. Dan kan de motor te warm worden. Het oliepeil na iedere keer bijvullen controleren. Het peil moet tot “FULL” reiken. TRANSMISSIE-OLIE VERVERSEN (President - Pro16 - Pro18) Ververs de olie de eerste keer na 50 uur rijden, daarna om de 250 uur of één keer per seizoen. Gebruik SAE 20W-50 olie van goede kwaliteit (serviceklas SE, SF of SG). Totale oliehoeveelheid:President - 1,6 liter Pro16, Pro18 - 3,3 liter N.B.! Vanwege de constructie van de transmis- sie loopt slechts 80% van de totale hoeveelheid uit de transmissie wanneer men de olie ververst. De resterende olie en de verse olie vermengen zich na het verversen met elkaar in de transmissie. Om die reden mag u niet te veel olie bijvullen tij- dens het verversen. Controleer tijdens het vullen regelmatig het oliepeil. Het is erg belangrijk dat de olie die in de transmissie komt, schoon is. Er mogen geen vuildeeltjes in het systeem komen. Vuil kan de transmissie permanent be- schadigen. President: 1. Schroef de olie-aftapplug D los. De plug zit rechts, vanaf de achterkant gezien (afb 14 en 25). Laat de olie in een emmer of iets dergelijks lopen. 2. Schroef de olie-aftapplug terug op zijn plaats. 3. Verwijder de oliepeilstok en vul verse olie bij. Pro16-Pro18: 1. Demonteer het deksel van het oliereservoir (afb 10). 2. Schroef de olie-aftapplug E los. De plug zit links, vanaf de achterkant gezien (afb 15 en 26). Laat de olie in een emmer of iets dergelijks lopen. 3. Schroef de olie-aftapplug terug op zijn plaats. 4. Maak slang F los van de onderkant van het olie- reservoir (afb 16). 5. Om het olie verversen te vereenvoudigen wordt aanbevolen om bijvoorbeeld een pomp te gebrui- ken (figuur 16 toont de STIGA-pomp, onderdeel- nr. 1134-3898-01). 6. Vul de pomp met olie. Steek vervolgens de nip- pel in slang F en druk de olie langzaam in de trans- missie. 7. Sluit de slang aan op het oliereservoir. 8. Vul olie bij in het oliereservoir. ONTLUCHTEN (President - Pro16 - Pro18) Nadat u olie heeft bijgevuld, is het soms nodig om de transmissie te ontluchten. 1. Til het achterste gedeelte van de machine op zo-

83 NEDERLANDSNL dat de aandrijfwielen vrij komen van de grond. 2. Start de motor en laat hem stationair draaien. 3. Druk het aandrijfpedaal in, afwisselend voor en achter. 4. Wanneer de aandrijfwielen beginnen te draaien, moet u de machine terug neerzetten op de wielen. 5. Duw de machine naar achter terwijl u het voor- ste gedeelte van het aandrijfpedaal naar beneden drukt. Duw daarna de machine naar voor terwijl u het achterste gedeelte van het aandrijfpedaal naar beneden drukt. 6. Wanneer de machine in beweging komt, moet u vol gas geven. 7. Voer een paar keer een snelle start en stop uit tot de snelheid van de machine normaal is. Opm. U kunt al een eerste keer ontluchten wanneer u de olie bijvult. Draai terwijl u de olie bijvult, de poelie manueel rond. OLIEFILTER VERVANGEN (Pro16 - Pro18) Vervang het oliefilter om de 100 werkuren. Voor u het nieuwe filter vastschroeft moet de fil- terpakking ingeolied worden met motorolie. Schroef het filter G manueel vast tot de filterpak- king de filterbevestiging raakt. Draai nog eens ¾ omwenteling vast (afb 13). Start en laat de motor 30 seconden draaien. Scha- kel de motor uit. Controleer het oliepeil. Vul olie bij indien de olie niet tot aan “FULL” komt op de peilstok. Start de motor en controleer hem op een eventueel olielek. SMERING De machine heeft vier smeernippels H die iedere 25 bedrijfsuren met universeel vet gesmeerd moe- ten worden (afb 17 - 18). Alle plastic lagers moeten een paar keer per sei- zoen gesmeerd worden met universeel vet. Smeer de stuurketting een paar keer per seizoen in met universeel vet. Als de stuurketting erg vuil is - demonteer de ketting, was ze en smeer ze opnieuw. De verbindingen van de spanarm moeten een paar keer per seizoen gesmeerd worden met motorolie.Laat een paar druppels motorolie aan beide zijden van de gasdraad lopen, twee maal per seizoen. Classic: De transaxel is bij aflevering van e fabriek met olie (SAE 80W-90) gevuld. Als hij niet geopend wordt (mag alleen maar door een vakman gedaan wor- den) hoeft men in de regel geen olie bij te vullen. ACCU Het zuurpeil regelmatig controleren. Het zuurpeil moet tussen “UPPER” en “LOWER” van de accu liggen. Gebruik uitsluitend gedestil- leerd water (accuwater) om het zuurpeil te corrige- ren. Het accuzuur is erg bijtend en kan huidverwondingen veroorzaken en uw kleren beschadigen. Draag rubber handschoenen en een beschermbril. Adem de dampen niet in. Houd de accu recht zodat het accuzuur niet op uw handen en kleren kan lopen. Als dit toch gebeurt moet u overvloedig met water spoelen. Als de polen van de accu geoxideert zijn, moeten ze schoongemaakt worden. De accupolen met een staalborstel schoonmaken en met vet insmeren. LUCHTFILTER Reinig het voorfilter I om de 3 maanden of om de 25 werkuren, afhankelijk van wat het eerst van toe- passing is. Reinig het papierfilter J één keer per jaar of om de 100 werkuren, afhankelijk van wat het eerst van toepassing is (afb 19 - 20). NB! Reinig vaker indien de machine in stoffige omstandigheden moet werken. 1. Verwijder de beschermkap van de luchtfilter en de schuimplastic filter. 2. Reinig de schuimplastic filter in een vloeibaar afwasmiddel en water. Wring de filter uit tot deze droog is. Giet wat olie op de filter en wrijf de olie erin. 3. Draai de moer die de papieren filter vasthouden, los en verwijder ze. Haal de papieren filter eruit en maak het luchtfilthuis zorgvuldig schoon om vuil worden van de carburateur te voorkomen. 4. Maak de papieren filter als volgt schoon. Klop

84 NEDERLANDSNL deze licht tegen een glad oppervlak. Als de filter erg vuil is, dient deze te worden vervangen. 5. Monteer in omgekeerde volgorde. Bij het schoonmaken van de papieren filter mogen geen petroleum oplosmiddelen worden gebruikt. Deze oplosmiddelen vernielen de filter. Gebruik geen perslucht bij het schoonmaken van de papieren filter. De papieren filter mag niet wor- den ingeölied. KOELLUCHTINLAAT De motor is luchtgekoeld. Als het koelsysteem verstopt is gaat de motor kapot. tenminste één maal per jaar of iedere 100 draaiuren moet de motor schoongemaakt worden. Demonteer de ventilatorkap. Maak de koelflenzen van de cylinder, de ventilator en het draaiend roos- ter schoon (afb 21 - 22). Vaker schoonmaken als U droog gras maait. BOUGIE Een veroliede en verroete bougie met verbrandde electroden maakt het starten van de motor moei- lijk. De bougie met een metaalborsteltje (niet zandstra- len) schoonmaken en de afstand van de electroden weer op 0.75 mm afstellen. Vervang de bougie als de elektroden te erg ver- brand zijn. Gebruik bougiebus AC en draaipen AD uit de accessoireszak om de bougie te vervangen. De motorfabrikant beveelt het volgende aan: Classic-President: Champion J19LM. Pro16-Pro18: Champion RC12YC CARBURATOR De carburator is bij levering juist ingesteld en moet normaal niet bijgeregeld worden. Als de carburator toch bijgeregeld moet worden, neem dan contact op met een servicepunt. KABEL VAN DE KRACHTAFNEMER BIJSTELLEN (geldt niet voor Pro18) Als de V-riem tussen de motorriemschijf en de centrumschijf slipt wanneer de krachtafnemer in- geschakeld is, kan de kabel van de krachtafnemer gespannen worden met de twee kabelstelschroe- ven K (afb 23). V - RIEMEN VERVANGEN De V-riemen kunnen vervangen worden terwijl de machine op de wielen rust. Opm. Om het vervangen van de riemen te illustre- ren, wordt de machine afgebeeld van onder gezien, liggend op zijn zij (afb 24 - 26). Gebruik altijd originele riemen. Die passen precies en gaan het langst mee. V-RIEM MOTOR - KRACHTAFNEMER Met krachtafnemer bedoelen we de dubbele poelie L die in het midden van de machine zit, en die ge- bruikt wordt om, via een afzonderlijke V-riem, het maai-aggregaat/accessoires aan te drijven. 1. Demonteer de V-riem die van de krachtafnemer naar het maai-aggregaat/accessoire gaat. 2. Schroef de spanrol M los. 3. Verwijder de V-riem uit de onderste groef N van de motorpoelie. 4. Verwijder de V-riem uit de bovenste groef van de krachtafnemer. 5. Vervang de V-riem en monteer alles weer in omgekeerde volgorde. V-RIEM MOTOR - TRANSMISSIE 1. Demonteer de V-riem tussen de motor en de krachtafnemer. Zie hierboven. 2a. Classic: Hou het linker pedaal (de koppeling) ingedrukt. 2b. President-Pro16-Pro18: Hou het linker pedaal (de rem) ingedrukt. 3. Classic: Maak de riemgeleidingen bij de poelie van de transmissie los en draai ze opzij. 4. Schroef de spanrol O los. 5. Demonteer de V-riem van de poelie van de transmissie. (Pro16-Pro18: trek de V-riem door de ventilator). 6. Verwijder de V-riem uit de bovenste groef N van de motorpoelie. 7. Vervang de V-riem en monteer alles in omge- keerde volgorde.